2018-03-04 – Werkstuk ‘Dennenoord in Zuidlaren – in het laatste jaar van De Tweede wereldoorlog’ – Harm-Jan Kramer Havo 3

Dennenoord in Zuidlaren
in het laatste jaar van De Tweede wereldoorlog

Gemaakt door: Harm-Jan Kramer
CSG Liudger Drachten
Klas: H3C
Datum: 04-03-2018

Inhoud:
Inleiding
Hoofdstuk 1: Het oorlogsmonument
Hoofdstuk 2: De helletocht
Hoofdstuk 3: Mijn overgrootvader
Hoofdstuk 4: Het onderzoek
Franeker
Wagenborgen
Nationale archieven
Lentis Erfgoed
Conclusie
Bronnenlijst
Verslag Dennenoord oorlogsdagen in Franeker

Inleiding

Ik heb het onderwerp de helletocht gekozen omdat mijn overgrootvader Ruurd Kramer als verpleger tijdens de tweede wereldoorlog bij Dennenoord werkte. De patiënten van Dennenoord moesten aan het eind van de Tweede wereldoorlog van de Duitsers weg. De mensen gingen naar Franeker. In 2013 is voor de ze tocht een monument onthuld op het terrein van Dennenoord.

Wat ik wil onderzoeken is of mijn overgrootvader naar Franeker is geweest samen met de patiënten. Van mijn opa, zijn broer en zus heb ik gehoord, dat tijdens de oorlog patiënten bij hun in huis waren en dat hun vader een tijd weg is geweest. Ook wil ik meer te weten komen over de ‘helletocht’ en het oorlogsmonument dat nu op het terrein in Zuidlaren staat.

Op dit verslag haal ik voor school een 8,5. Ik weet dan nog steeds niet zeker over mijn overgrootvader aan het eind van de oorlog met de patiënten naar Franeker is geweest. Dan lees ik op de site van Lentis het verslag ‘Dennenoord oorlogsdagen in Franeker’. Is dit het antwoord op mijn vraag?

Hoofdstuk 1: Het oorlogsmonument

Op 27 maart 2013 wordt het monument De Helletocht op het terrein van psychiatrische inrichting Dennenoord in Zuidlaren onthuld. Het herinnert aan de 56 patiënten die zijn overleden tijdens de tocht naar en tijdens het verblijf in Franeker tijdens de Tweede wereldoorlog.

Het herdenkingsmonument is gemaakt door Anita Franken (1957-2017). Ze kwam uit Brabant en studeerde aan de kunstacademie Minerva in Groningen. Ze was beeldend kunstenaar. Ze maakte vaak beelden van brons. Ook in Zuidbroek en Wildervank staat een oorlogsmonument van haar.

Drie verpleegsters die in de Tweede wereldoorlog meegingen met de patiënten naar Franeker zijn aanwezig tijdens de onthulling: mevrouw Hooghart, mevrouw van der Stoep en mevrouw Bekhof. Samen onthullen zij het standbeeld. Het zijn 5 mensen die symbool staan voor de zware tocht van 27 -29 maart 1945 naar Franeker. Een van de verpleegsters zegt bij de onthulling: “Ik ben geen kunstkenner, maar de beeldengroep laat in mijn beleving de ellende voor deze mensen goed zien.”

Bij de onthulling van het monument zijn ook de Burgemeesters Frank van Zuilen van Tynaarlo en Fred Veenstra van Franekeradeel (voorheen raadslid van Drachten en nu burgemeester van De Fryske Marren) aanwezig.

Hoofdstuk 2: De helletocht

In de tweedewereldoorlog waren in Zuidlaren 3000 Duitse soldaten gelegerd. In 1945 moest Dennenoord ontruimd worden van de Duitsers want de Duitsers wilden van Dennenoord een Veldhospitaal maken. Op 27 maart werden alle patiënten naar het station in Vries gebracht. Tijdens de tocht die veertig minuten lopen gingen de patiënten lopend naar het station van Vries. De patiënten die niet konden lopen of waarbij een kans was dat ze anderen iets zouden aandoen werden ingenaaid en werden op wipkarren en bodewagens gebracht. Onderin de cocon, zoals de verzorgers de ingenaaide patiënten noemden, zaten levensbehoeften en linnen stiekem verstopt. Want van de Duitsers mochten ze geen spullen mee nemen.

De verzorgers die meeliepen tijdens de tocht vertelden dat de stoet er treurig uitzag door al die zielige mensen. De nacht van 27 op 28 maart werden 528 patiënten met de trein naar Leeuwarden gebracht. Hier staat de trein 1 dag stil omdat ze overdag niet kunnen rijden omdat er een te grote kans op beschietingen door Engelse gevechtsvliegtuigen is.

Als de 528 patiënten de volgende dag aankomen in het overvolle Franeker worden de mensen over gebracht naar allemaal schoolgebouwen. Als ze de trein met patiënten uitladen komen ze er achter dat een patiënt is overleden. Er staan geen bedden daarom moeten de mensen in de scholen op stro slapen. De verplegers worden gehuisvest bij gezinnen in Franeker.

In Franeker was ook nog eens een voedseltekort. De mensen hadden geen brandstof om te koken. De mensen gingen daarom naar de gaarkeuken van de psychiatrische inrichting. Maar hier hadden ze ook te weinig eten omdat er ook kinderen uit Den Haag waren. De patiënten van Dennenoord moesten eten uit conservenblikjes omdat er geen borden hadden.

Uiteindelijk blijven de patiënten en verzorgers 4 maanden in Franeker. Veel patiënten overlijden. Patiënten die besmet waren geraakt met tbc of andere ziektes niet in quarantaine zetten. Dit was wel het geval bij de verplegers. Pas in juli 1945 kunnen de mensen pas naar Dennenoord. Tijdens de 4 maanden in Franeker komen 56 mensen om omdat ze ziek, zwak of oud waren.

Hoofdstuk 3: Mijn overgrootvader

Mijn overgrootvader Ruurd Kramer is geboren op 8 september 1898 in Driesum. Op 3 september 1920 gaat naar Dennenoord in Zuidlaren. In 1923 of 1924 haalt hij zijn examen.

Op zijn werk leert hij Janna Vedder kennen. In 1929 trouwen ze. Ze wonen hun hele leven aan de aan de brink aan de Koningstraat in Zuidlaren. Samen krijgen ze 2 zonen en 2 dochters.

Mijn opa, zijn broer en jongere zus kunnen zich nog herinneren dat in de Tweedewereldoorlog patiënten bij hun in huis waren. Dit waren 5 mannelijke patiënten van Dennenoord. De patiënten sliepen op de slaapkamer boven de woonkamer. Mijn opa en zijn broer denken dat ze werkten en aten bij Dennenoord. De broer van mijn opa vertelde ook dat de patiënten soms voor hun huis zaten op een geel bankje. Wat ze daarvan nog goed konden herinneren, was dat er eens een groep Duitse soldaten voorbij liep en toen zei een van de patiënten tegen de Duitsers pief paf poef. Daar moesten we toen wel even om lachen.

Aan het eind van de oorlog woonde er ook een neef bij hun in huis. Hij moest werken in Duitsland. Daar is hij gevlucht. Het verhaal is dat hij lopend naar Zuildlaren is gegaan. Voor de Duitsers was hij één van de patiënten.

Volgens de broer van mijn opa is hun vader Ruurd Kramer met de patiënten naar Franeker geweest. Hij was in ieder geval tijdens de bevrijding weer thuis. Misschien is hij eerder uit Franeker terug gekomen omdat zijn vrouw anders alleen voor de patiënten moest zorgen.

Hoofdstuk 4: Het onderzoek

Op de website www.lentiserfgoed.nl vind ik informatie over de helletocht van de patiënten van Dennenoord. Hier staat dat verpleegsters meegaan naar Franeker.

Franeker

Via Linkedin van mijn vader kom ik aan het mailadres van de schrijver Rense Schuurmans, die het boekje ‘Dennenoord en Franeker 1940-1945, De helletocht die vergeten werd’ heeft geschreven. Hem vraag ik of er een namenlijst is van de personeelsleden die in 1945 meegingen naar Franeker. Hij stuurt mijn vraag door naar zijn collega van Lentis Erfgoed.

Bij Lentis Erfgoed is geen namenlijst. Ze verwijzen mij naar het Drents Archief. Maar ik krijg wel het boekje ‘De helletocht die vergeten werd’. Hierin vind ik dat in totaal 91 personeelsleden meegingen naar Franeker om de patiënten te begeleiden. Hiervan zijn 53 verpleegsters en 5 verplegers uit Dennenoord. Zit mijn overgrootvader hierbij? De patiënten gaan 27 maart 1945 naar Franeker. Op 26 juli 1945 als Nederland alweer is bevrijd komen 465 van de 528 patiënten terug. 56 patiënten zijn overleden doordat de leefomstandigheden heel slecht waren. Dit kwam omdat de tbc-patiënten en de gezonde patiënten niet van elkaar gescheiden konden worden.

In het Drents Archief heb ik gezocht in toeg.nr. 0672, doos 26 over personeel. Hierin heb ik wel de keuring gevonden toen mijn overgroot opa bij Dennenoord kwam werken. Ook vond ik salarislijst uit 1941-1943. Hier las ik dat mijn overgrootvader per kwartaal 400,- gulden verdiende . Per halfjaar kreeg hij ook 75 gulden toeslag + kindergeld. Helaas vond ik niet een lijst met namen van de personeelsleden die meegingen naar Franeker.

Het Fries Archief heet Tresoar. Ook hier heb ik via de mail gevraagd of er een lijst met personeel is. In het boekje ‘De helletocht die vergeten werd’ lees ik dat de burgemeester van Franeker, bewoners het bevel geeft dat personeel wordt ingekwartierd (tijdelijk woning toewijzen). Van Tresoar krijg ik een mail dat hier niks is en dat ik misschien wat kan vinden in het archief van de gemeente Franekeradeel. Dat is nu de gemeente De Waadhoeke.

Van de gemeente De Waadhoeke krijg ik het antwoord: “Wij hebben onderzoek gedaan in onze archieven, maar hierbij hebben wij geen lijst met personeelsleden van Dennenoord gevonden. Zaken welke wel in het archief zijn terug te vinden, zijn verslagen van de evacuatie, voorbereidingsdocumenten, opvangplaatsen onder de bevolking, lijst met overleden patiënten etc”. Ik stel opnieuw de vraag wat te vinden is in het document opvangplaatsen onder de bevolking. Als antwoord krijg ik:“De opvang plaatsen onder de bevolking waren bestemd voor het meegereisde personeel van Dennenoord en Vogelenzang. Helaas staat er niet bij wie waar werd opgevangen.”

Wagenborgen

In het boekje ‘Dennenoord en Franeker 1940-1945, De helletocht die vergeten werd’ lees ik dat 198 patiënten van 23 maart – 28 april 1945 naar Groot-Bronswijk in Wagenborgen gaan. Is mijn overgrootopa misschien met deze patiënten meegegaan.

Via het archief van de gemeente Delfzijl krijg ik antwoord dat het archief van voormalig Groot-Bronswijk niet bij de gemeente ligt. Maar misschien bij het Gronings Archief. In die tijd lag Wagenborgen in de gemeente Termunten.

Van het Gronings Archief krijg ik het antwoord: “Het archief van Groot-Bronswijk is inderdaad bij ons aanwezig. Om verschillende redenen is het hele archief niet openbaar en daarom kan je de inventaris op het archief niet via onze website raadplegen.

Ik heb de inventaris voor je doorgezocht, maar uit de oorlogsjaren is bijna niets bewaard gebleven. Over personeelsleden uit die tijd heb ik niets kunnen vinden, ook geen algemene informatie over tijdelijke opname van patiënten in Groot Bronswijk. Alle correspondentie vertoont ook gaten: van de laatste oorlogsjaren is niets bewaard.”

Nationale archieven

Als laatste probeer ik antwoord te vinden bij het Niod en het Nationaal Archief. Ik heb bij het Drents Archief gehoord dat hier veel archiefstukken liggen uit de Tweedewereldoorlog. Van het Nationaal Archief en het Niod heb ik antwoord gekregen. Ze gaven mij als antwoord dat ik niet in hun archief moest zoeken maar bij lokale archieven. Dit had ik al gedaan.

Het Niod gaf ook aan dat documentatie uit de oorlog vaker ontbreekt. Een incomplete administratie kan veroorzaakt worden door vernietiging (bewust of onbewust) of simpelweg het ontbreken van de behoefte tot archiveren omdat andere zaken prioriteit hadden.

Lentis Erfgoed

In de voorjaarsvakantie 2018 zijn we bij de broer van mijn opa geweest. Hij verteld mij dingen over de patiënten bij hun in huis en dat zijn vader in de oorlog naar Franeker is geweest. Een bevestiging hiervan heb ik nog niet als ik mijn verslag voor school inlever.

Later krijg ik een fotoboek van mijn overgrootouders. Hierin staan ook foto’s van Dennenoord. Onderstaande foto vind ik ook op de site van Lentis Erfgoed.

Als ik verder op de site van Lentis Erfgoed kijk, vind ik ook het ‘Verslag Dennenoord oorlogsdagen in Franeker’. Hier lees ik dat op 15 april een aantal verplegers uit Franeker weggaan omdat ze bij de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) zijn aangesloten. Hier worden 11 namen van verplegers genoemd. Ook de naam van verpleger Kramer. Dit moet mijn overgrootvader bijna wel zijn. Want er zijn maar 5 verplegers uit Zuidlaren meegegaan naar Franeker. Wat nieuw voor mij en mijn familie is, dat mijn overgrootvader bij de NBS was aangesloten.

Conclusie

Door deze opdracht van school ben ik meer te weten gekomen over de helletocht en waarom de patiënten weg moesten uit Dennenoord. Met name door het boekje ben ik veel te weten gekomen over hoe de oorlog was op Dennenoord en in Franeker. Ik vind het goed voor al die mensen die de helletocht hebben mee gemaakt, dat er nu een monument staat op het terrein van Lentis.

De broer van mijn opa heeft verteld dat zijn vader Ruurd Kramer naar Franeker is geweest. Hiervan heb ik geen bevestiging gekregen van de archieven van Groningen, Friesland, Drenthe, Den-Haag en Amsterdam.

Nadat ik mijn verslag voor school heb ingeleverd, vind ik het ‘Verslag Dennenoord Oorlogsdagen in Franeker’. Hier vind ik het antwoord op mijn vraag, dat mijn overgrootvader aan het eind van de Tweede Wereldoorlog inderdaad met patiënten naar Franeker is geweest.

Ik vond het een leuk onderzoek omdat het heel interessant is en omdat ik heel erg geïnteresseerd ben in de Tweedewereldoorlog. Maar ook omdat het hier om mijn familie gaat.

Bronnenlijst

  1. www.Lentiserfgoed.nl
  2. ‘Dennenoord en Franeker,1940-1945, De helletocht die vergeten werd’, Lentis, 2013
  3. https://www.youtube.com/watch?v=2sHBmvQ7V6g
  4. https://www.4en5mei.nl/oorlogsmonumenten/monumenten_zoeken/oorlogsmonument/3928/zuidlaren%2C-%27de-helletocht%27—evacuatie-monument-dennenoord
  5. Fryslân Dok, In fergetten skiednis https://www.youtube.com/watch?v=3i6WZn_NNzY
  6. Drents archief
  7. info@tresoar.nl
  8. info@waadhoeke.nl
  9. gemeente@delfzijl.nl
  10. info@groningerarchief.nl
  11. www.niod.nl
  12. www.nationaalarchief.nl
  13. https://www.lentiserfgoed.nl/home/contact/documenten/documenten-2/verslag-dennenoord-oorlogsdagen-franeker/

Verslag Dennenoord oorlogsdagen in Franeker

Auteur: onbekend

Bron: https://www.lentiserfgoed.nl/home/contact/documenten/documenten-2/verslag-dennenoord-oorlogsdagen-franeker/

In de afgeloopen jaren worden in verband met de gewijzigde omstandigheden telkens maatregelen getroffen, waarvoor niet in reglementen en instructies was voorzien. Door de gewijzigde samenstelling van het Bestuur was het in de meeste gevallen niet mogelijk deze maatregelen te bespreken. Vaak werd overleg gepleegd met den Voorzitter of den betrokken commissaris, maar nog vaker was een zeer snelle beslissing noodzakelijk of absolute geheimhouding gewenscht. De mededeelingen in het Bestuur werden zoo sober mogelijk gehouden omdat de NSB leden van alle gegevens misbruik trachtten te maken in het belang van hun partijleden of van hun propaganda en omdat tal van maatregelen indruischten tegen de officieele voorschriften. De laatste toch waren gebaseerd op onrijpe, zelfs dwaze theorieën over ras en volksgezondheid, ze waren volkomen gespeend van alle humanitaire begrippen die ons vroeger tot richtsnoer dienden en het eenige wat ons erbij verwonderde is dat ze niet tot de onmiddelijke consequentie van “la mort sans phrase” kwamen. Maar gelukkig heerschten onder het meerendeel der op hun post gebleven ambtenaren en der bevolking nog oude menschelijke opvattingen en was het zoodoende mogelijk veel van de scherpte der officieele voorschriften te verzachten. Querulant als hij was, was de Heer Stienstra vervuld van een onbegrensd wantrouwen tegen ieder die niet bij zijn partij was aangesloten, een wantrouwen dat trouwens in menig opzicht gemotiveerd was, had hij zich weten te omringen van een aantal spionnen, waaronder de klerk Bosje en de verpleger Aukes een eerste plaats innamen, die op alle mogelijke manieren trachtten uit te zoeken wat in de inrichting omging en eventueel niet strookte met nationaal-socialistiche opvattingen en plannen. Daarom vooral was in het belang van de patiënten en personeel de grootste geheimhouding vereischt. In de toekomst kan dat nu gelukkig weer veranderen en hoopt de Geneesheer-Directeur niet alleen in de vergadering te brengen wat daarin volgens de voorschriften behoort te worden behandeld, maar hoopt hij ook als vroeger allerlei problemen ter sprake te brengen, waarvan de oplossing hem moeilijk valt of die het Bestuur ter kennis moet worden gebracht om zich een voorstelling te kunnen maken van al wat in de Inrichting omgaat. Het is niet mogelijk in eens alle vroeger genomen maatregelen aan te passen aan de meer geordende tijd. Zoodoende zullen nog telkens erfenissen uit de bezettingstijd ter tafel komen en zal daarvoor een oplossing moeten worden gezocht. Het is zelfs te verwachten dat ook in de maanden die voor ons liggen nog menigmaal gevallen zullen moeten worden behandeld, waarin onze op tijden van rust en orde berekende reglementen en instructies niet voorzien. Vóór alles zullen we moeten trachten de verpleging, die in 5 jaar tijds zakte tot een peil gelijk aan de vorige eeuw, zoo snel mogelijk weer op te bouwen. Dat is nl. belangrijker dan een nauwgezette handhavng van alle verouderde voorschriften. Sinds de laatste vergadering heeft het personeel voor een zeer zware taak gestaan. Met dankbaarheid mag worden vermeld dat het personeel onzer Inrichting, benevens dat der geëvacueerde stichtings, “Vogelenzang” en “Dennenoord” daarbij met de grootste bereidwilligheid en ongekende toewijding al wat van hen werd gevraagd of verwacht, heeft verricht. Na eenige voorbereidende besprekingen bericht de Geneesheer-Directeur van “Dennenoord” te Zuidlaren op 1 Maart dat honderd verpleegden zijner Inrichting, die door de Duitschers is gevorderd, naar Franeker zullen worden overgeplaatst. Ondanks zijn dringend verzoek meenden we niet meer dan honderd patiënten in de reeds overvolle Inrichting te kunnen opnemen. Voor de ligging dezer patiënten waren reeds stroozakken toegezonden. Plaatsruimte was gemaakt door mannelijke verpleegden onzer eigen Inrichting die nog op zaal D vertoefden, maar Groot-Lankum over te brengen, terwijl in de verpleegruimten van “Vogelenzang” de bedden dichter bij elkaar worden geschoven. In de middag van 1 Maart reed een vrachtauto voor met dekens en kleeren; vóór de auto gelost werd, werd ze telefonisch teruggeroepen, want de Duitschers hadden de autobussen gevorderd, waarmee ’s avonds de patiënten vervoerd zouden worden. De datum van vervoer was daardoor volkomen onzeker en de patiënten waren de dekens weer noodig. Daarna komen steeds wisselende berichten uit Zuidlaren en geleidelijk ontstaat de hoop dat de evacuatie niet zal doorgaan, tot op 9 Maart. Dr. Audier, de inspecteur van het krankzinnigenwezen komt meedeelen, dat we 500 patiënten moeten verwachten. Op 13 Maart komt het verrassende bericht dat de patiënten niet komen, ze zullen worden ondergebracht in Veenhuizen. Op 14 Maart krijgen we de telefonische mededeeling dat het Dep. Van Justitie zich tegen het gebruik van Veenhuizen heeft verzet en dat 1200 patiënten met verplegend personeel naar Franeker komen. In de

loop van de 15e Maart heeft een bespreking plaats met Dr. Audier, met den heer Bosma, Commissaris evacuatie voor Groningen en Drente, met Mr. Stoop, Commissaris evacuatie van Friesland en den Heer v/d Vlis, Burgermeester van Franeker, waarin wordt meegedeeld dat de Duitschers de geheele stichting “Dennenoord” hebben gevorderd, alsmede alle gebouwen in het dorp waarin verpleegden waren ondergebracht. Het voornemen was de geheele stichting over te brengen naar het leegstaande provinciaal ziekenhuis bij Santpoort. Tegen dit plan had de Inspecteur zich verzet met het oog op de zeer benarde voedselpositie in Holland en het feit dat het personeel zeker niet bereid zou zijn mede te gaan. Daarop hadden de Duitschers goed gevonden de patiënten naar Franeker te zenden, hoewel hun oorspronkelijke plan was ook Franeker te ontruimen en de patiënten dier Inrichting eveneens naar Holland te zenden. Wanneer echter het Gesticht te Franeker alle verpleegden van “Dennenoord” zou opnemen, dan zou de eerstgenoemde Inrichting verder vrij blijven van vordering. Door Mr. Stoop werd bij overleg met den burgemeester onmiddellijk maatregelen getroffen om door minnelijke schikking of zoo noodig vordering de beschikking te krijgen over alle scholen, de Doopsgezinde kerk en het gebouw Bethel. De Ortskommandant verklaarde zich bereid ook de door hem gevorderde scholen aan de Dongjumerpoort en het Noorder Bolwerk tijdelijk af te staan. Het huis Feikema en het hotel “De Valk” moesten ter beschikking van de Weermacht blijven. Bij berekening bleek het niet mogelijk 1200 patiënten onder te brengen. Daarom werd besloten de patiënten eerst in Franeker te ontvangen en dan zoo snel mogelijk de meer rustigen onder te brengen in gebouwen in naburige dorpen.

16 maar komt een telefonisch bericht van den Inspecteur Krankzinnigenwezen dat er 805patiënten komen. Op grond van de door hem verstrekte gegevens over de aard der patiënten wordt een plan opgesteld voor voor de ontvangst en onderbrenging. Een telefonisch bericht van 22 maart maakt het plan volkomen nutteloos. Er zullen 590 patiënten komen; de verhouding mannen, vrouwen, rustigen, onrustigen, lichamelijk zieken is weer volkomen anders als op 21 maart. Over personeel en materiaal is niets bekend. Op 23 maart komt het bericht dat de patiënten op 27 maart ´s avonds half zeven zullen vertrekken. De Duitschers hebben het plan alle ledikanten, matrassen, dekens, linnengoed, eetgerei en ook alle personeel te vorderen. Twee uur later hooren we dat er 800 patiënten zullen komen en ’s avonds laat is het plan weer teruggebracht op 590. 26 maart een telefonisch bericht dat er geen personeel en geen materiaal meekomt. Roode Kruis helpers uit Groningen zullen de patiënten geleiden. De trein zal bestaan uit 23 goederenwagons en 6 personenrijtuigen. Besloten wordt nu 28 vrouwen van onze eigen inrichting nog over te brengen naar Groot Lankum en deze plaatsen af te staan aan de Stichting Vogelezang. Deze patiënten zullen verpleegd worden door ons personeel en gebruik maken van onze dagzalen. Beddegoed en dekens worden door Vogelenzang verstrekt. Het leslokaal wordt ontruimd en bestemd voor verpleegruimte. De lessen zullen worden gegeven in de Bestuurskamer. Omdat niet meer te overzien is wat ons te wachten staat, wordt besloten om voorloopig in te stellen op een onmiddelijke onderbrenging der patiënten en de doelmatige schikking pas later tot stand te brengen. Naar onze berekening zijn voorloopig noodig de Hervormde school aan de Noorderbleek, de Openbare lagere school aan de Dongjumerpoort, de Chr. School aan het Noorderbolwerk, de openbare ULO school aan de Zuiderkade, de RK meisjesschool aan de Zuiderkade, de RK gymnastiekschool en de openbare bewaarschool. Misschien zijn later nog het gebouw Bethel noodig; deze gebouwen worden bij voorbaat aangesloten aan de waterleiding. In alle hierboven genoemde scholen wordt de verduistering in orde gemaakt, er wordt toestemming verkregen ze weer in te schakelen in het electrisch net en alle klaslokalen worden van stroo voorzien. Aangezien er in de magazijnen geen servies meer voorradig is worden een aantal leege reserveblikken bruikbaar gemaakt voor het eten. Machtausweise worden aangevraagd voor het personeel te Franeker en Vogelenzang om bij de ontvangst te helpen. Voor de regeling van het transport wordt de hulp van de evacuatiecommissie Franeker ingeroepen. De evacuatiecommissie te Leeuwarden blijkt niet de beschikking te hebben over vervoermiddelen, zoodat we ons moeten helpen met wat ter plaatse aanwezig is. ’s Avonds 27 maart komt een bericht dat de trein vertrokken is. ’s Morgens 28 maart komt de trein in Leeuwarden. Doch mag overdag niet rijden. Op 28 maart half tien rijdt de trein in Franeker voor. Een groot aantal helpers is op het station aanwezig. De leden der evacuatiecommissie hebben de zorg voor het transport der patiënten naar bepaalde gebouwen; aan hen zijn verpleegden toegevoegd. Verantwoordelijk voor de gang van zaken in de scholen zijn de hoofdverplegenden van Franeker en Vogelenzang. De vervoermiddelen zijn uiterst primitief; open wagens met stroo. Het is een trietse avond, koud, motregen en in die avond komt het trieste transport aan, niet alleen een aanfluiting van de krankzinnigenverpleging in deze eeuw, maar een schreeuwende aanklacht tegen de behandeling van menschen in het algemeen. Slechts een veertigtal patiënten kunnen loopend worden vervoerd. Ruim 90 patiënten waren in inwikkeling vervoerd en moesten evenals de zieken liggend worden vervoerd. Van de talrijke enthousiaste vrijwilligers verdween het meerendeel in de loop van de avond. Maar zij die bleven hebben met het personeel der Inrichting een ongelooflijk zware en trieste taak verricht. Om 4 uur ’s morgens waren alle patiënten

onderdak. In de volgende dagen worden met de meegekomen artsen Speelman, Doff en Tumbelake plannen gemaakt voor de verdeeling der patiënten en de onderbrenging van het personeel. De laatsten worden als evacuees bij de burgerij ingekwartierd. Tal van van patiënten moesten worden verplaatst. Voor de lichamelijk zieken waren ledikanten noodig, welke moesten worden afgestaan door de lichamelijk gezonden. Er waren te weinig dekens, er was geen servies. Dat alles moest bij elkaar gezocht worden en dankbaar zijn we voor de medewerking die het toen nog niet als zoodanig bekende UVV verleende door onder de burgerij een inzameling te houden van borden, lepels, kopjes enz. Talrijke patiënten moesten worden verplaatst met de onvermoeide hulp van leden van EHBO. Het is niet meer te beschrijven hoeveel werk in de eerstvolgende dagen noodig was, voor er sprake kon zijn van een eenigszins toelaatbare onderbrenging onzer gasten. Een nijpend probleem leverde direct de bewassching. Sinds maanden had onze eigen wasscherij geen brandstof meer en spoelden we de eigen wasch zoo goed als het eenigszins ging. In de scholen was echter geen warm water en daarom was het een uitkomst dat UVV in huis Feikema de eerste dagen een deel van de wasch verzorgde. En verder werd er gespoeld in de grachten en slooten. Het onhoudbare van de toestand behoeft geen nader betoog als men bedenkt dat de patiënten met een minium aan kleeren kwamen en twee dagen onderweg waren. Een poging van het noodcomité om in één der loodsen van de Gasfabriek een tijdelijke wasscherij in te richten, werd door den Burgemeester verijdeld, omdat dit een gestichts- en geen gemeentebelang was. Zonder uitzicht op oplossing in dit probleem werd dus de eerste weken verder getobd. Eenig noodzakelijk meubilair werd in de scholen in bruikleen gegeven. Met verdere meubileering werd gewacht tot de patiënten definitief hun plaats hadden gevonden. Op 3 April werden alle scholen voorzien van levensmiddelen om bij eventueel uitgaansverbod althans eenige dagen voeding te hebben. Een regeling werd getroffen om ’s nachts technisch personeel in de Inrichting te hebben, omdat de Ortskommandant wegens gevaren van het ’s nachts op straat zijn verbonden, geen ausweise meer wilde uitreiken. De artsen van Zuidlaren werden ondergebracht in de ontvangkamer bij de Gehoorzaal; deze kamer werd door onze inrichting gemeubileerd. Het kantoor van de bouwkundige kreeg een schrijftafel op het groote kantoor. De zusterkamer bleek te klein voor het gezamenlijk personeel van Dennenoord en Vogelenzang. Daarom werd de Gehoorzaal tot eetzaal ingericht en herkreeg ons eigen personeel de beschikking over de conversatie voor zusters. Op 9 April wordt Lankum door een Duitsch officier van gezondheid bezichtigd. Er moest plaats gezocht worden voor gewonden. Men had de indruk dat het gesticht matig in de smaak viel. In de loop van de ochtend belde de wnd. Burgemeester me op om mee te deelen, dat Lankum vermoedelijk niet gevorderd zou worden, maar wel de scholen aan de Dongjumerpoort en het Bolwerk, waarin inmiddels patiënten uit Zuidlaren waren gehuisvest. Om 10 uur ’s morgens op 10 April komt telefonisch het bericht dat Lankum gevorderd was. Een kwartier later stroomden de troepen het terrein al op en sleepten hun voorraden naar binnen. Om half elf kwam een Stabsarzt meedelen dat nog dezelfde dag vóór vier uur ’s middags de mannenafd. beneden en en de personeelsafdeeling ontruimd moest zijn. Alle ledikanten waren gevorderd, voor ieder ledikant één wollen deken en twee lakens, alle kamers de helft van het meubilair en de helft van het eetgerei en Röntgentoetsel. In de keuken kon nog tijdelijk voor ons en blijvend voor de centrale keuken gekookt worden. Hen tuinbedrijf zou ook gevorderd worden, maar daarover was misschien nog te praten. Woensdag moets de vrouwenafdeeling beneden leeg zijn, Donderdag de verdiepingen van de mannenafdeeling en Vrijdag de rest van de vrouwenafdeeling. Onmiddellijk werd begonnen met de ontruiming. Zeer dankbaar waren we dat heer Flapper zich vrijwillig ter beschikking stelde om op Lankum de verhuizing te controleeren. De firma Oostwoud zorgde voor een twintigtal helpers, een aantal wagens werd gehuurd en ’s middags was de verhuizing in volle gang. De Duitschers controleerden streng wat werd meegenomen, doch gelukkig bleek de leidende Stabsarzt voor rede vatbaar en zoodoende konden onze reserve levensmiddelen, onze voorraad medicijnen en veel van het meubilair worden meegenomen. Het haastige gesleep was natuurlijk weinig bevorderlijk voor het gebouw en het meubilair en al moge er niet veel radicaal zijn vernield, zoo is toch zeer veel in meerdere of mindere mate beschadigd en is het thans nog niet goed te overzien wat in de verwarring verloren is gegaan. Niet alleen de gehuurde helpers helpers sleepten met ons meubilair, maar ook tagl van vrijwilligers kwamen te hulp. Inwonend personeel bracht eigen en gestichtsgoederen in veiligheid en voor niemand was de situatie meer te overzien. Voor het personeel was evenals vroeger voor dat van Dennenoord een oplossing gevonden door ze als evacuees in te kwartieren. De mannenpatiënten worden overgebracht naar het huis Feikema, waar onverwijld in de lokalen van UVV en zuigelingen consultatiebureau werden ontruimd. Het meerendeel van de patiënten koest op stroo slapen. Voor de zieken waren nog een aantal bedden uit het Binnengesticht ter beschikking. In totaal bleken nog een 100 tal stroozakken te verkrijgen die bestemd werden voor de lichamelijk zieken. Een ramp was het dat op dien dag de waterleiding het op gaf en dat het drinkwater uit de regenbak van de Gehoorzaal onbruikbaar bleek. Voor drinkwater werd uit de regenbakken op Lankum en in het Binnengesticht ½ L water ter beschikking gesteld. Voor het koken

moest water uit de vijver op Lankum worden gebruikt. De wasch werd gedaan met kanaalwater. De WC’s werden doorgespoeld met grachtwater. Een paar ploegen waren van toen af in de weer met watertransport en eischte heel wat toezicht om de verschillende soorten water uit elkaar te houden en vervuiling van het drinkwater te voorkomen. De 28 patiënten van Vogelenzang die boven de observatie waren gehuisvest worden weer terugebracht naar de afdeelingen van Vogelenzang en daar tusschen andere geperst. Op de afdeeling van Franeker wordt plaats gemaakt voor 57 bedlegerige vrouwen uit Lankum, die Woensdag met behulp van EHBO werden overgebracht. In een bespreking met de verschillende schoolbesturen wordt besloten dat we voor onze patiënten de beschikking krijgen van alle scholen die wel voor Zuidlaren waren gevorderd, maar niet door deze stichting waren in gebruik genomen. Op 11 April wordt een deel der vrouwen overgebracht naar de gem. bewaarschool. De vakschool voor meisjes, die we aanvankelijk bestemd hadden voor de opname van vrouwen werd door de Duitschers gevorderd om te worden ingericht voor interne kliniek. Op 12 April wordt de geheele mannenafdeeling ontruimd. 120 patiënten zijn in huis Feikema ondergebracht, 50 bedlegerige mannen worden in de benedenverdieping verpleegd van de school op het Bolwerk, de mannelijke tbc lijders zijn geplaatst in de RK jongensschool aan de Leeuwarderweg. Voor een 20-tal onzer tbc patiënten hadden we ledikanten en beddegoed mogen meenemen. De stichting Vogelenzang leende ons 48 ledikanten voor de lichamelijke zieken en moest daarom zelf een aantal patiënten op de grond legeren. De Duitschers spoorden tot snelle ontruiming en zouden willen dat op deze dag het heele gesticht leeg zou worden gemaakt in strijd met de afspraak. Van alle gewonden, die reeds Dinsdag zouden komen, was er nog geen enkele aangekomen. Op 13 April komt het bericht dat Lankum is vrij gegeven. De rollen zijn omgekeerd. De eerste dag deelde de Stabsarzt vertrouwelijk mee dat het slechts voor 14 dagen zou zijn en dat dan de Engelsen wel hier zouden zijn, de 2e en 3e dag joegen ze ze nog alsof er grootsche plannen op til waren, maar de eerst weinig toeschietelijke oberstabsarzt werd wat vriendelijker en op Vrijdag 13 April konden onze verpleegsters controleeren dat de Duitschers niets van ons meenamen. Afdoende is de controle niet geweest; er wordt aan dekens en lakens wel een en ander gemist. Wat oud meubilair lieten ze achter. Omdat de patiënten die op de Tuinderij werkten, in de RK gymnastiekschool zeer slecht waren gehuisvest, werden ze op 14 April weer naar Lankum teruggehaald. Tusschen al die verhuizingen door werden nog 50 kribben en een aantal wollen dekens geleend van de suikerfabriek en naar de scholen vervoerd. Met spoed wordt op Lankum de ontzaglijke rommel die de Duitschers in een paar dagen teweegbrachten, opgeruimd en onvermoeid waakte de Heer Flapper dag en nacht voor de belangen der Inrichting. In verband met het ophouden der electrische voorziening moest voor alle scholen voor noodverlichting gezorgd worden. Het gevaar van het mogelijk opblazen van bruggen verbonden bracht mee dat voorschriften gegeven werden voor het open zetten van vensters, het afsluiten met blinden enz. Bakken en emmers werden aan de scholen geleend opdat zij isoleering voldoende drinkwater voor eenige dagen zouden hebben. Het opblazen van de bruggen leverde voor de Inrichting geen schade op. Op 15 April verlieten een aantal leden van het personeel, die bij de NBS waren aangelsloten, hun werk. De Heer Kars werd Gem. commandant; de verplegers Heeg, Kramer, Kats, Kamper, Stienstra, Bovenkamp, W. Meyer, Heyboer, W. Cramer, Zondag en K. Dijkstra en de huisbedienden v. Vianen en Bruins moesten we voorloopig missen. Ondanks alle spanning en onrust werkte het overige personeel met groote toewijding door en gelukte het althans de verzorging en verpleging op redelijke peil te laten doorgaan. Door de NBS worden eenige leden van het personeel der Inrichting gevangen genomen, t.w. De le Klerk Bosje, de verplegers de Jong, A.J. Meyer en Aukes en de verpleegster Wierda. De Heer Coppy, wnd. Administrateur der Stichting Vogelenzang verklaarde zich bereid de taak van den Heer Kars waar te nemen. Op 16 April vallen een aantal granaten, door de Duitschers uit de richting Harlingen afgeschoten, op het terrein van Groot-Lankum. Een tweetal komt terecht op het kleine sportveld ten westen van der Inrichting, een derde treft het gebouw en vernielt een deel van de muur van de permanente badkamer voor mannen. Patiënten waren in dat gedeelte van het gebouw niet aanwezig. Persoonlijke ongevallen kwamen niet voor. Op 8 April keert een deel der vrijwilligers bij de NBS terug op hun werk. De verplegers Kars, Heeg en Kramer blijven nog aan de NBS verbonden. De Heer Kars blijft nog werkzaam als GeCo. Maatregelen worden getroffen in verband met het feit, dat het langzaam verkeer over de hoofdwegen verboden is. Een paar pramen worden gehuurd voor de transporten naar Lankum en de scholen. Op 17 April kunnen de vlaggen tevoorschijn worden gehaald en kan ter eere van de bevrijding van Friesland worden gevlagd, maar er zijn nog zorgen over het lot van Harlingen en in de nacht van 16 op 17 April had de Geneesheer-Directeur besprekingen met den districtarzt der NBS uit Harlingen, met Dr. v/d Meulen en den Chirurg Lindner uit Leeuwarden om in Lankum een aantal bedden beschikbaar te stellen voor burgergewonden en eventueel met spoed een operatiekamer in gereedheid te brengen. In die nacht arriveerden voor eventueele hulp een semiarts en een paar verpleegsters uit Dronrijp. Op 16 en 17 April vertoonde het park te Lankum een groote militaire bedrijvigheid, die door ons meer werd geapprecieerd dan die welke de Duitschers ten toonspreidden en die bovendien veel minder opeischend en beslagnemend was. De water- en electriciteitsvoorzieningen waren op 17 April weer in orde voor het binnengesticht en voor Groot-Lankum. De scholen moesten zich nog wel behelpen met noodverlichting. De 19e April deelde Wnd. Burgemeester mede dat we een paar vrachtauto’s konden krijgen om de patiënten naar Lankum terug te brengen. Hoewel oorspronkelijk het voornemen had bestaan om dit in een langzaam tempo te doen, zoodat een goed overzicht van de inventaris kon worden verkregen, werd dit aanbod dankbaar aanvaard. Het leek niet waarschijnlijk dat binnen de eerste weken nog vrachtauto’s beschikbaar zouden zijn en het langzame vervoer kon weken verboden blijven. Besloten werd alle patiënten zoo snel mogelijk naar Lankum terug te brengen. De heer Flapper nam de regeling der transporten op zich. Op Vrijdag, 20 April werden de vrouwen uit de bewaarschool en de tbc patiënten uit de RK jongensschool naar Lankum overgebracht, op 21 April volgde de ontruiming van huis Feikema en de school aan het Bolwerk. Op verzoek van den Heer v/d Veen, belast met het toezicht op de gevangenen, werd huis Feikema ter beschikking gesteld van de NBS om de vrouwelijke gevangenen onder te brengen. Verluizing en schurft maakten de verpleging dezer vrouwen in de gymnastiekschool onmogelijk. Aan de NBS werden de door ons van de Fa. Oostwoud gekochte stroozakken tegen inkoopsprijs overgedaan. De doktoren Hommes en Raus van de stichting Vogelenzang belastten zich met de medische behandeling van de mannelijke- resp. vrouwelijke gevangenen. In huis Feikema bleven eenige kamers gereserveerd voor het werk der UVV en voor het consultatiebureau voor zuigelingen. Op 25 April kon aan de schoolbesturen worden meegedeeld dat de Christelijke ULO school, de Vakschool voor meisjes, de Landbouwschool, de RK jongensschool, de Openbare bewaarschool en de RK school weer ter beschikking van het onderwijs kwamen. In een bespreking met schoolbesturen en hoofden in de bestuurskamer der Inrichting werd een plan opgesteld tot een gelijkmatige verdeeling der beschikbare ruimten ten behoeve van alle leerlingen. De centrale keuken had wegens watergebrek haar werkzaamheden moeten staken en kon, nadat Lankum weer op orde was, op 25 April weer beginnen. Een verheugend feit was dat we op dien datum bericht ontvingen, dat de wasscherij de Hoop voor alle ziekenhuizen in Friesland zou gaan wasschen en dat zij ook tijdelijk op verzoek van de wasscherij Ozon onze wasch zou behandelen. Op 24 April was de Geneesheer-Directeur aanwezig bij de installatie van de nieuwe burgemeester, de Heer v/d Horst. Met de Doopsgezinde gemeente werd overeengekomen dat Zondagsmiddags kerkdiensten voor de Inrichting konden worden gehouden in de kerk der Doopsgezinde gemeente tegen vergoeding van f. 10,- voor twee kerkdiensten. Een groote uikomst was het dat een belangrijk aantal kribben en meubels der Duitschers ter beschikking werden gesteld van Dennenoord. De overbrenging van dit meubilair bracht veel werk mede. Op 26 April werd de Geneesheer-Directeur verzocht door de NBS om tijdelijk tot aan de benoeming van wethouders zitting te willen nemen in een adviescommissie voor den Burgemeester. Op 5 Mei had een bijeenkomst plaats in de gehoorzaal van het personeel der drie stichtingen ter viering van de bevrijding van geheel Nederland. Door den Geneesheer-Directeur, Dr Hommes en Dr. Doff werd hier het woord gevoerd. ’s Avonds vierde het personeel in de gehoorzaal feest. Zondags werd door de patiënten het menu wat uitgebreider gemaakt, dan we dat in maanden hadden kunnen en durven doen.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.