Hoofdheader

2019 – De begraafplaats van het psychiatrisch ziekenhuis Dennenoord

Lesbrief: De begraafplaats van het psychiatrisch ziekenhuis Dennenoord
Bevat: een beschrijving van het hoe en waarom van een begraafplaats op een ziekenhuisterrein
Bedoeling: het gezicht tonen van de Tweede Wereldoorlog in de leefomgeving van de leerling
Doelgroep: vanaf 14 jaar
Uitgave: Erfgoed Lentis 2019
Idee: Rense Schuurmans
Inleiding:
De lesbrief biedt een beschrijving van het hoe en waarom van een begraafplaats op het ziekenhuisterrein. Op de plattegrond is te zien waar de doden werden begraven
en dat waren er nog al wat is te lezen in een lijstje met wetenswaardigheden. Voor verdiepende informatie zie onze website: thema’s, locaties, Zuidlaren, begraafplaats Dennenoord.

Historische duiding

‘De begraafplaats’ is één van de belangrijkste hoofdstukken in het verhaal van de Geestelijke Gezondheidszorg tijdens de twintigste eeuw. Als u ronddwaalt op de begraafplaats van een psychiatrisch ziekenhuis dan bevindt u zich op historische grond. U ziet dat de begraafplaats meer of minder teruggegeven is aan de natuur. In ieder geval krijgt u de indruk dat op deze plaats al tientallen jaren niemand meer ter aarde is besteld. De verse bloemen en de halfvergane kransen laten zien dat er nog mensen worden herinnerd. De begraafplaatsen van de psychiatrische instellingen zijn een in het oog springend overblijfsel van de gestichten, zoals die, grofweg in de periode 1890 – 1920, in grote aantallen worden gebouwd. In Nederland bouwen de zuilen de gestichten. Het verbond tussen de zuil en de opkomende medische wetenschap leiden tot het stichten van grote instellingen in veelal lommerrijke omgevingen op het platteland, meestal op enige afstand van de bebouwde omgeving, omringd door een hekwerk met één of meerdere toegangspoorten. Binnen deze therapeutische landgoederen, met een indrukkend centraal gebouw, chique woningen voor de geneesheren, in omvang bescheiden paviljoenen voor de patiënten en het verplegend personeel, werkplaatsen, een watertoren, een kerk, een boerderij, een bakkerij, een slager ontstaat al binnen enkele jaren een gemeenschap, waarin een groot deel van het leven zich afspeelt, zowel van de patiënt als ook van de medewerker. De medicus kan binnen dit instituut volgens de nieuwste inzichten behandelen en verplegen, en de zuil kan het dagelijks leven stroomlijnen volgens ‘de enig juiste bijbelse richtlijnen’. Een onlosmakelijk onderdeel van het totaalinstituut, van de hier gevormde gemeenschap, is de begraafplaats, met mortuarium en obductieruimte, zo ook hier op Dennenoord. Dennenoord, bij Zuidlaren, opent in 1895 de deuren, als derde gesticht van de Vereniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders. Een jaar later vindt de eerste begrafenis plaats. Halverwege de twintigste eeuw, vanaf omstreeks 1955, verliest de psychiatrische inrichting in Nederland haar gesloten karakter, eerst geleidelijk en vanaf de jaren tachtig snel. Tegelijkertijd, al in de jaren 50, stopt de mogelijkheid, maar ook de behoefte aan het worden begraven op de begraafplaats van Dennenoord.

  • Begrafenissen hebben van 1896 t/m 1955 plaatsgevonden.
  • Meer dan 1500 patiënten, medewerkers, verwanten en enkele kinderen werden hier begraven.
  • Indien een patiënt overleed werd hij afgelegd in het Paviljoen en opgebaard in de lijkenkamer bij de begraafplaats. De paviljoenen hadden geen opbaarruimte.
  • Dennenoord had een eigen begraafploeg gevormd; enkele mannen ‘in het zwart’ reden voorafgaand aan de begrafenisdienst het lijk op een hiervoor toegerust wagentje naar het Economiegebouw. In dit gebouw vond de dienst plaats, waarna de overledene naar de begraafplaats werd gereden.
  • Begrafenissen vonden soms plaats in aanwezigheid van enkele familieleden; zelden waren meer dan 10 personen aanwezig, maar het kwam ook voor dat er van de nabestaanden niemand was.
  • Tijdstip van de begrafenis was meestal half twee in de middag.

Meer dan 1500 mensen zijn op de begraafplaats ter aarde besteld, meer dan1500 levensverhalen. Van enkele mensen wordt hier iets verteld, als sfeerimpressie. Over de eerste begrafenis, van een medewerkster kunnen we lezen: Op 8 december 1899 ‘stonden we aan de eerste groeve voor het personeel’. De medewerkster die stierf ‘stond nog aan den ingang van het leven, maar haar blijmoedig geloof deed met dit sterven verzoenen’, schrijft de geestelijk verzorger in het jaarverslag.

De lotgevallen van Jacob O. Odolpy en zijn naasten tonen hoe het hen verging. Hun geschiedenis lijkt exemplarisch voor de levensgang van veel mensen. Jacob Oedses Odolpy, geboren Almenum 27 november 1855, timmerman in Leeuwarden, huwde op 2 juni 1894 met Trijntje Lawant, geboren in Witmarsum 14 maart 1867. Het was het tweede huwelijk van Jacob. Zijn eerste huwelijk, met de in 1892 overleden Elisabeth Franzes van der Woude, bracht vier kinderen voort, waarvan drie de kindertijd niet overleefden. Tijdens het huwelijk met Trijntje worden nog negen kinderen geboren, van wie drie als kind overlijden; zij worden begraven op de begraafplaats van Dennenoord.

  • Er werd meestal gekozen voor de goedkoopste kist, tenzij de familie anders bepaalde en betaalde.
  • Anno 1910 kostte een vurenhouten kist ƒ 7,= (€ 3,18); een eikenhouten kist tussen ƒ 12,= (€ 5,45) en ƒ 18,= (€ 8,18) afhankelijk van houtdikte en montuur; een vurenhouten lijkkist voor een kind van 8 tot 12 jaar kost ƒ 4,= (€ 1,81); een eikenhouten kist kost ƒ l7,= (€3,18). Voor het delven van een graf werd in 1910 ƒ 0,40 (€ 0,18) in rekening gebracht.
  • In den beginne: wie achter op het grondgebied van Dennenoord verblijft, maakt een gerede kans om ook op de daar aanwezige begraafplaats te worden begraven.
  • In 1912 werd de begraafplaats uitgebreid met 800 vierkante meter.
  • Anno 1918 eiste de Spaanse griep veel slachtoffers. Met name in november van dat jaar vinden er nagenoeg dagelijks en op een aantal dagen zelfs meerdere begrafenissen plaats. Er werden in deze maand 28 patiënten begraven.
  • In de laatste jaren van WO II neemt het aantal begrafenissen sterk toe. De patiënten verslechteren. Tbc, dysenterie en difterie zijn veelal de doodsoorzaak.

  • Tot in de jaren 90 vonden er lijkopeningen plaats in de obductieruimte.
  • Het was een verplichting dat een arts in opleiding en een verpleegkundige in opleiding de obductie bijwoonden.
  • Ruggenmerg en hersenen gingen voor verder onderzoek naar de Valeriuskliniek, het opleidings- en onderzoekcentrum van ‘De Vereniging’, dat nauw was verbonden met de VU in Amsterdam (Dennenoord was ook lid van De Vereniging).
  • In 1955 vond de laatste begrafenis plaats. Daarna nog enkele begrafenissen met speciale toestemming.
  • Tot 2010 is de koeling van het Mortuarium in bedrijf geweest.
  • Sinds 2012 gebruikt de werkgroep Erfgoed Lentis het mortuarium met aula voor depot en thema exposities.
  • In 2012 bedraagt de oppervlakte van de begraafplaats 8000 vierkante meter en is besloten deze niet verder aan de natuur terug te geven.

Veruit het grootste aantal graven op de begraafplaats worden bezet door patiënten. De volgende beschrijving geeft een indruk hoe het een mens in het leven kan vergaan.

In 1905 overlijdt een patiënte op Dennenoord. Ze wordt op de begraafplaats begraven. Sjoukje Roelofs – Jansma is ruim tien jaar eerder opgenomen. Hierbij een indruk van de laatste levensjaren van Sjoukje, gebaseerd op gegevens in het dossier. Deze schets is aangevuld met eerdere fragmenten uit haar leven, afkomstig van nabestaanden. ‘Sjoukje is een flinke, gezonde en kordate vrouw, totdat ze in de winter van 1893/1894, 38 jaar oud, lichamelijke, maar vooral psychische problemen krijgt. Ze is enkele malen per rijtuig op familiebezoek geweest. De ritten duren telkens ongeveer tweeënhalfuur. Na de derde keer komt ze volkomen ontredderd thuis. De huisdokter constateert: ‘De kou is haar op de hersenen gevallen’. Psychisch takelt ze dusdanig verder af, dat opname in een zorginstelling nodig is. De verzorging van de twee jonge kinderen en de volle last van het bestuur van het boerenbedrijf na het overlijden van haar echtgenoot, in 1888, is voor

haar een te zware belasting, zegt haar familie. Op 25 april 1894 wordt ze opgenomen in het Christelijk Gesticht voor Krankzinnigen ‘Veldwijk’ te Ermelo. Drie dagen later wordt ze ‘op eigen verzoek’ onder curatele gesteld. Ze verblijft in ‘Veldwijk’ totdat ze op 28 december 1900 overgeplaatst wordt naar het Christelijk Gesticht voor Krankzinnigen ‘Dennenoord’ te Zuidlaren. Dit zijn twee instellingen behorend tot dezelfde groep, in het leven geroepen door de Gereformeerden. In 1901 wordt haar broer Kees als curator over haar aangesteld (mogelijk is hij ook eerder curator). Sjoukje spreekt niet, is niet actief, wil niet eten en niet in bad. In al die tijd verbetert haar psychische toestand niet, terwijl ze lichamelijk hoe langer hoe meer aftakelt en door ziekte bedlegerig wordt. Uiteindelijk overlijdt ze in november 1905, 49 jaar oud. Sectie op het lichaam, de dag na overlijden, bevestigt de diagnose ‘chronische pleuris en longtuberculose’, waaraan ze uiteindelijk bezweken is.
(red.: tbc is in deze jaren een nog veel voorkomende en levensbedreigende ziekte).

Het laatste graf dateert van 13 april 1961. Hendrikus van der Vlugt, geboren op 2 oktober 1877 te Smallingerland, is toen overleden. Hij heeft blijkens het grafschrift: ‘in leven magazijnmeester van de inrichting Dennenoord te Zuidlaren’, vermoedelijk een langdurige arbeidsrelatie met de instelling. Bij afwezigheid van de predikant neemt Hendrikus diens taken over bij een begrafenis. Toen hij ziek was geworden, werd hij op de ziekenafdeling van de eigen instelling verpleegd; zo ging dat toen nog.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.