Tweede Wereldoorlog: Dennenoord

Een zware tijd
Voor de psychiatrische instelling Dennenoord is de oorlogsperiode een zware tijd. Vooral de patiënten hebben het moeilijk, maar ook van de medewerkers wordt veel gevergd. De oorlog brengt tekorten met zich mee. De bezetter verafschuwt mensen met psychische problemen. Ze vinden het zonde om aan hen geld en moeite te besteden. Dus, in plaats van dat er extra zorg voor deze kwetsbare mensen is, krijgen ze juist minder aandacht. De bezetter neemt enkele grote huizen, die ook wel paviljoenen worden genoemd, in beslag, om hier militairen in te laten wonen. Enkele andere grote huizen richten ze in als een ziekenhuis. Steeds meer patiënten werden bij elkaar gepropt. Aan het einde van de oorlog moeten alle patiënten vertrekken. Het zijn er wel 1600. De Duitsers willen in 1945 het terrein voor zichzelf. Dat is me wat. Hals over kop moet er onderdak worden gezocht. Er is veel te weinig tijd om dit goed te doen. Er gaat veel mis. Een groot aantal patiënten overleeft de bezettingstijd niet.

Het dagelijks leven
Tijdens het eerste oorlogsjaar verandert er weinig. Daarna verslechtert het dagelijks leven steeds meer. In 1941 nemen de Duitsers het Noorder Sanatorium in beslag. De 95 patiënten moeten verhuizen. En in de winter van 1942-1943 komen er ook nog meer dan 550 patiënten bij. Ze komen uit Den Haag. Dan worden de leefomstandigheden echt slechter. Teveel mensen op te weinig ruimte. Veel mensen worden ziek. Ze kunnen niet meer gescheiden worden verpleegd. Eten is er wel, maar de kwaliteit wordt steeds slechter. Fruit en groente is er veel te weinig. Ook is er te weinig brandstof om het lekker warm te hebben in de paviljoenen. De Duitsers verbieden het kappen van bomen om die in de kachel te stoppen. De zwakste patiënten hebben het extra moeilijk; de zieken en de oude mensen. Veel meer mensen dan gewoonlijk gaan er dood. De verpleegsters, verplegers en dokters doen erg hun best, maar er is te weinig om goede zorg te kunnen leveren. Er is geen warm water, er is geen zeeppoeder meer, zodat de lakens en kleding niet echt schoon worden. Nou, dan weet je het wel.

Kerk
De patiënten van Dennenoord zijn extra de klos. De Duitsers vinden de psychiatrische patiënten waardeloos. Daarom doen ze geen moeite deze mensen te helpen. Juist de mens die hulp nodig heeft woont in de rottigste omstandigheden, krijgt het minste. Ze slapen en verblijven overdag met heel veel op grote zalen. Vanaf september 1944 tot maart 1945 wonen en slapen meer dan 60 patiënten in de kerk op het terrein. Ja, dat begrijp je wel, dan gaat het natuurlijk mis met de gezondheid. Het wordt een smeerboel en als iemand hoest dan besmet hij de anderen ook. Veel mensen krijgen longontsteking en diarree. Het is koud in de kerk en in de paviljoenen, en het eten is niet gezond meer. Dat opgeteld leidt ertoe dat meer patiënten dood gingen dan voor die tijd. Bij een betere zorg was dit niet gebeurd.

Noorder Sanatorium
Op 1 oktober 1941 nemen de Duitsers het Noorder Sanatorium in beslag. Protesteren helpt niet, want de Duitsers houden geen rekening met het personeel en de patiënten. De patiënten die hier worden verpleegd krijgen geen tijd om zich voor te bereiden op de verhuizing naar een andere afdeling. Van de ene op de andere dag worden ze uit het Sanatorium gezet. Bedden, matrassen en al de andere spullen moeten worden achtergelaten. Deze spullen willen de bezetters gebruiken. De patiënten komen in een al overvol paviljoen te wonen. Ze hebben niets van zichzelf. De bezetter gaat in het Sanatorium soldaten opleiden. Sommigen zijn nog maar 15 of 16 jaar jaar. In de vijver ligt een duikboot om in te oefenen. Nadat de oorlog is afgelopen blijken de vloeren en trappen van het Sanatorium helemaal kapot te zijn.

Woning naast het Noorder Sanatorium
Op 24 oktober 1941 moet de directeur het grote huis waarin hij woont verlaten. De Duitse politie houdt hier kantoor. Na de bevrijding op 13 april 1945 blijkt het huis uitgewoond te zijn. Dat komt door het gedrag van de soldaten.

Monument
In 1945 tijdens de laatste oorlogsmaanden wil de bezetter het hele terrein voor zichzelf hebben. Ze willen hier een oorlogsziekenhuis vestigen. De dan nog zeker 1200 patiënten  moeten spoorslags verdwijnen. Ze worden verplaatst naar andere ziekenhuizen. Sommigen worden naar huis gestuurd. Andere worden in het dorp bij verpleegkundigen ondergebracht. Op 27 maart 1945 vertrekken de laatste 528 patiënten naar Franeker. Ze worden lopend en op open wagens, getrokken door paarden, vervoerd naar het station in Vries. De patiënten die erg bang zijn zijn ingesnoerd in dekens en worden zo naast elkaar gelegd op boerenkarren. In vuile, met bloed besmeurde goederenwagons worden de patiënten en een aantal verpleegsters  met de trein naar Franeker gereden. Na een reis die 36 uur duurt  komen ze in de nacht aan in Franeker. In de regen en kou strompelen de zielige mensen door Franeker op weg naar de schoolgebouwen waar ze onderdak krijgen. Ze slapen op het stro dat in de leslokalen op de vloer is gelegd. Overdag moeten ze in het lokaal blijven. De patiënten vervelen zich. Het is een smerige boel. Veel patiënten krijgen diarree. Er is geen warm water en er is geen zeep. De kleding wordt in de gracht gewassen. Ook is er geen bestek en zijn er geen etensborden. Het eten wordt in blikken geschept. Deze blikken zijn ingezameld die bij de bewoners van Franeker. Na vier maanden, op 27 juli komen de patiënten terug op Dennenoord. 56 mensen maken de terugreis niet mee. Ze zijn doodgegaan door de slechte zorg, door ziektes en spanningen. Dit monument is in 2013, op 27 maart, onthuld. Het heeft twee bedoelingen. Als eerste mogen deze mensen niet worden vergeten. Iedere keer als we naar het beeld kijken, dan denken we aan hen. En als tweede wijst het iedereen erop wat er kan gebeuren als slecht voor mensen wordt gezorgd.

Hoofdgebouw
Er zijn in 1939 medewerkers van Dennenoord opgeroepen om dienst te doen in het Nederlandse leger. Bij de verdediging van Rotterdam sneuvelt Willem Thomas Coppij op 12 mei 1940. In 1925 is hij op Dennenoord komen werken als boekhouder. Hij deed zijn best en behaalde diploma’s en toen ineens was het afgelopen. Op 4 januari 1941, minder dan een jaar na de dood van Coppij, onthult de commandant van zijn compagnie een bronzen gedenkplaat in het Hoofdgebouw. De gedenkplaat helpt erbij dat we deze medewerker nooit meer vergeten.

Onderduiken
Lang niet iedereen wil de bezetter helpen. Om te ontkomen aan de Duitsers moeten mensen uit het zicht verdwijnen. Ze duiken onder. Op het grote terrein van Dennenoord zijn er mogelijkheden om niet opgemerkt te worden door de bezetter. In de paviljoenen tussen de patiënten is het mogelijk je te verstoppen omdat de Duitsers niet bij de patiënten willen komen. En onder de grond, in de kelders, ben je ook redelijk veilig. In de kelder van de wasserij zitten onderduikers. In een kast is een luik gemaakt dat toegang biedt tot de kelder. Het is wel een grote kelder, maar te laag om in te staan. De wasserij is afgebroken. Maar van de kelder zijn planken en balken bewaard gebleven waarop tekeningen en teksten staan. In het Erfgoedmuseum op het terrein van Dennenoord kun je die zien. Ook is er een grote kelder achter de woning met het nummer E29. Hier verblijven misschien wel tachtig onderduikers kortere of langere tijd. Op het luik van de kelder ligt een hond.

Dood door de oorlog
Verzet tegen de bezetter is gevaarlijk. Het lukt niet iedereen om op tijd te vluchten. Meerdere medewerkers van Dennenoord worden opgepakt en komen in de gevangenis terecht. Ze hebben Joden geholpen of ze worden betrapt tijdens koerierswerk of andere illegale activiteiten. De verzetsman Geert Por, die terreinwachter op Dennenoord is, wordt gevangen genomen en doodgeschoten. Hetzelfde lot overkomt de verzetsman Johan Herman Harmsen. Johan is als arts met de patiënten van het gesticht Bloemendaal meegekomen.

Bonkaarten
In de oorlog ontstaan al snel tekorten op allerlei gebied, van levensmiddelen tot kleding. Om voedsel en textiel aan te kunnen schaffen heb je een bon nodig. De bon wordt ook wel zegel genoemd. Heb je geen zegel dan kan je niets kopen. De mensen die ondergedoken zijn om aan de bezetter te ontkomen krijgen natuurlijk geen bonnen. Het verzet in Zuidlaren probeert de onderduikers te helpen. Veel van deze dappere mannen en vrouwen wonen op het terrein van Dennenoord. Eén van de acties van het verzet om zoveel mogelijk zegeltjes te bemachtigen vindt plaats op 17 mei 1944. Op die dag, het is een woensdag, wordt drukkerij Hoitsema in Groningen overvallen. Er worden dan 133.450 distributiebonkaarten (zegeltjes) buit gemaakt. Dat is ongelofelijk veel. Het is de grootste bonnenroof tijdens de oorlog. De bonnen worden verstopt in de smeerkelder van de garage op het terrein van Dennenoord. Verpleegsters van Dennenoord brengen als koeriersters de bonnen naar onderduikers op heel veel plaatsen in Nederland. Dit is gevaarlijk werk.

Wapens
Nu is het moeilijk te begrijpen, maar tijdens de oorlogsjaren zijn er veel wapens op het terrein. De Duitsers plaatsen op sommige paviljoenen afweergeschut. Op het terrein onder de bomen verbergen ze grote raketten. Deze gevaarlijke wapens worden op Engeland afgeschoten. Het verzet verbergt ook wapens op het terrein. Dat mogen de Duitsers natuurlijk niet weten. Deze wapens zijn bedoeld voor strijdgroepen tegen de bezetter, zoals Knokploegen en de Binnenlandse Strijdkrachten. Door de Duitse schildwachten af te leiden, door ze bijvoorbeeld een kop koffie aan te bieden kunnen de wapens naar binnen en naar buiten worden gesmokkeld. Dit is een spannend gebeuren. Ook komt het voor, dat omstanders, die zien dat er met de bezetter wordt gepraat en dat er koffie wordt gedeeld, denken dat deze mensen met de vijand samenwerken. Dit geeft misverstanden die na afloop van de oorlog nog toch ruzies leiden.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.