Lentis Magazine, 2-2021

Arbeid adelt rond 1900, in 1930 nog meer

Door Rense Schuurmans

Ledigheid is des duivels oorkussen, niets doen leidt tot kwaad doen. Arbeid adelt, van arbeid word je een nobeler, een beter mens. Het zijn oude gezegden, die al snel associaties oproepen met andere zegswijzen, als ‘het is met praten niet te doen’, ‘eerst werken dan het meisje’, ‘je leeft om te werken en niet je werkt om te leven’. In dit korte artikel wordt een indruk gegeven van de arbeidsmatige activiteiten die door patiënten, nog voor 1900, in de begintijd, als nuttige tijdsbesteding, en vanaf omstreeks 1925, als therapie, op Dennenoord, werden uitgevoerd. Rust, in de vorm van bed- en ook badverpleging, was, vanuit de medische optiek, de remedie tegen de hersenziekte die ten grondslag lag aan krankzinnigheid. Gedragsmatig werd ingezet op het naleven van het instellingsritme, waarbij werk en kerk een opvoedende rol/functie hadden.

In de rapportages werden vaak scoringslijsten bijgehouden met wel/niet ‘gewerkt en/of gekerkt’. Het werk dat de patiënten deden is in deze jaren gericht op het meewerken aan de opbouw van het gesticht. In 1896 werd veel zorg besteed aan de verbetering van het terrein. Keien, puin en sintels werden door patiënten aangevoerd voor de aanleg van de ‘straatweg’ naar het Hoofdgebouw. Voorts hielpen patiënten met de aanleg van een laan bestaande uit 4 rijen beuken en sparren; vanaf ‘de harde weg naar de plaats waar de kerk wordt gebouwd’. Er was een patiënt die 5 kisten voor de brandweer maakte. ‘Iedere kist bevatte eene brandslang, eene standpijp, een sleutel tot het open draaien der brandweerkranen, benevens een paar lantaarns’. In 1897 werkte ongeveer de helft van ongeveer 100 vrouwelijke en mannelijke patiënten. De vrouwen werden ingezet in de keuken, de linnenkamer en huishoudelijk werk. De mannen deden vooral het buitenwerk. Er moest veel aarde worden verplaatst, zand voor de bouw van paviljoenen, verwijdering van leem en het aanbrengen van een laag zwarte aarde op het zand om iets te laten groeien; ‘op het gazon voor het Hoofdgebouw is een dunne laag aarde gebracht welke met fecaliën gedrenkt was’. Ook de keien in het aardappelveld moesten worden verwijderd. Naast de wegwerkzaamheden werkten enkele mannelijke patiënten bij de net in dienst gekomen mattenvlechter. Bij het werk waren ook verplegers aanwezig om deze activiteit onder de knie te krijgen en om het werk ordelijk te laten verlopen. Dit gold ook de teelt van aardappelen, waarvan de oogst door gebrek aan kennis en vaardigheid tegenviel.

In de tweede helft van de jaren 20 verdrong de activerende therapie, met arbeidsmatige bezigheden, de bed behandeling. Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren patiënten in de Duitse gestichten bij gebrek aan mankracht gedwongen veel werk te verrichten. Dit pakte goed uit. De patiënten voelden voldoening na de (fysieke) inspanning en waren moe na een dag werken. Op advies van de inspectie namen Nederlandse gestichten deze therapievorm over. Tot in de jaren zestig werd dit een dominante therapievorm in de gestichten. Een speciale overheidsfunctionaris, prof. dr. Van der Scheer, werd aangesteld om de activerende therapieën te promoten. Nagenoeg iedere patiënt moest deelnemen aan de arbeidsmatige bezigheden, die in grote diversiteit werden aangeboden. Van de boekbinderij, de verfwerkplaats, smederij, keuken, wasserij, linnenkamer, aardappelschilkamer, houtzagerij, … tot en met het verplaatsen van aarde van de ene plek naar de andere en tot slot weer terug, en het tellen van bonen. Arbeid adelt, je wordt er een beter mens was de gedachte of toch in ieder geval moe (zodat je niet op toekomt aan het doen van slechte dingen).

Bron: website Erfgoed Lentis. Monique Huizer en Jan Barend de Vries zorgden voor toegankelijkheid van de gegevens.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.