Lentis Magazine, 4-2021

Een verhaal over verandering en dat wat blijft

Op 29 november werd Lentis 1995 -2020, Een levend portret in de spiegel van de tijd, in een talkshow gepresenteerd. Auteur Rense Schuurmans had een bijzondere speech die we je niet willen onthouden.

Het verhaal van Dinie, Bo en Dolf

Beste mensen, In 10 minuten ga ik jullie het verhaal vertellen van Dinie, Bo en Dolf; het verhaal gaat over verandering en dat wat blijft. Het is een feit dat we steeds opnieuw moeten leren uit de voeten te kunnen met veranderende omstandigheden. Dit komt doordat de schaduw van de geschiedenis met ons meeloopt, altijd. Vaak passen we ons aan zonder het te beseffen, soms gaat het met horten en stoten, soms lukt het niet. Aan de hand van een overlijdensadvertentie ga ik uitleggen wat ik bedoel met dat de schaduw van de geschiedenis met ons meeloopt.

In de krant van twee weken geleden las ik een overlijdensadvertentie. Dinie Jansen-Sanders is op 85-jarige leeftijd overleden, volgens de advertentie een lieve, zorgzame vrouw, moeder en oma. Toch het mooiste compliment voor een vrouw van die generatie. De advertentie leert ons dat Dinie vier kinderen heeft: Henk, Jannie, Sietske en Gerrit, en acht kleinkinderen: Jorn, Vigo, Mika, Vayèn, Elif, Bo, Manlee en Zoda. Henk, Jannie, Sietske en Gerrit hebben traditionele Nederlandse namen; zij zijn geboren in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw. De kleinkinderen zijn allemaal geboren na 1985. Hun namen roepen een associatie op met een groter geheel, het zijn wereldnamen. De verschillen in de namen van de kinderen en die van de kleinkinderen maken zichtbaar dat de tijd groter is dan het individu.

De kinderen van moeder Dinie: Henk, Jannie, Sietske en Gerrit zijn genoemd naar hun voorouders, ze staan in een traditie. Toen de oudste zoon Henk werd geboren werd zijn vader gefeliciteerd met de woorden ‘zie zo, nu heb je een opvolger’. Voor ouders was tot ver in de 20ste eeuw de voortzetting van de voor- en achternaam van wezenlijk belang. Bij de geboorte leek de zingeving voor het leven ook al vast te staan, namelijk: ‘doorlopen op de weg, die door de voorouders was geplaveid’. Dat de werkelijkheid voor Henk, Jannie, Sietske en Gerrit anders zou verlopen was bij hun geboorte in de jaren 50 en 60 nog niet te voorzien. Na hun middelbaar onderwijs gingen ze studeren, een Hbo-opleiding en Gerrit ging zelfs naar de universiteit, en was hiermee de eerste in de familie die dit deed. Alle vier kinderen van Dinie kregen een andere levensinvulling dan hun ouders, ze werkten in de dienstverlening, ook de meisjes, en gingen in de stad wonen, in plaats van in hun geboortedorp te blijven. Het loslaten van de traditionele vanzelfsprekendheden en ingebakken sociale verbanden was spannend voor hen en het huwelijk van Henk en Gerrit eindigde in een scheiding, ook dat was nieuw. Maar de kinderen van moeder Dinie hebben het geluk van hun generatie: ze verwerven maatschappelijk hogere posities dan hun ouders; materieel zit het hen mee en ze ervaren nog de winst van steeds meer consumeren, zonder de prijs van de te grote ecologische voetafdruk te hoeven betalen. Ze ontlopen tot op heden het brandmerk dat een oorlog voor de mens meebrengt en hun levensverwachting is hoger dan ooit eerder in Nederland het geval was.

De acht kleinkinderen van Dinie: Jorn, Vigo, Mika, Vayèn, Elif, Bo, Manlee en Zoda, hebben wereldnamen. Met de paplepel is hen ingegoten dat succes, een keuze, een eigen verdienste is; gedrenkt in deze mindset zijn ze groot geworden. Ze zijn erin gaan geloven. Toen de vader van Zoda werd gefeliciteerd met diens geboorte, werd niet gezegd: ‘gefeliciteerd met je opvolger’, maar ‘stoer dat je je zoon naar een Amerikaanse hiphop artiest hebt vernoemd’. Het hebben van een wereldnaam draagt een belofte in zich van: the sky is the limit; op hoopvolle perspectieven. Het lijkt dat externe en interne factoren, zoals het nest van geboorte, de buurt waarin je opgroeit en kwaliteiten er minder toe doen. Bij het beeld van ‘the sky is the limit’ zien we: een klein mensje in een oneindig grote wereld; een adembenemend zicht; in ons gevoel begeleid door een ‘oh jé, ‘waar is de vertrouwde omgeving gebleven’. De overheid, die beschermde tegen de brutaalste en de economisch machtigste, heeft zich teruggetrokken, de markt regeert. Naast het idee van de grenzeloze vrijheid wordt de angst voelbaar om ten onder te gaan in het onbekende. De jonge Nederlander met een wereldnaam, die daarmee naadloos past in de het huidige tijdsgewricht, wordt overspoeld met een overvloed aan informatie, die ook nog tegenstrijdig kan zijn. Deze vloedgolf aan prikkels kan leiden tot een crash, dan slaat de motor af. Dan kun je geen kant meer op. Dit overkomt veel mensen. De onstuitbare vraag naar en aanbod van professionele ggz hulp en zelfhulp cursussen duidt op het verlies aan stuur en risico uit de bocht te vliegen. Dit gaat over ons, wij leven in deze tijd; ons leven kan van het ene op nhet andere moment van kleur verschieten en er morsig uit gaan zien en bij meer pech zelfs gaan verworden. Dan versplintert het idee dat succes boeken een keuze is. Vier van de acht kleinkinderen van oma Dinie hebben de levenservaring dat lef hebben, hard werken en het maken van calculaties bij hen geen crash kon voorkomen. Bij hen sloeg de motor af. Gelukkig hadden deze vier kleinkinderen met of zonder hulp van een maatschappelijk werker of een psycholoog, met houvast aan praktische richtlijnen, en god zal weten wat nog meer, de mogelijkheid en het geluk van herstel; zij kunnen zich weer redden. Ze doen opnieuw mee in een samenleving, waarin het idee heerst dat falen en eigen schuld hecht zijn verbonden; kernachtig samengevat, in het spreekwoord ‘eigen schuld dikke bult’. De vier kleinkinderen hebben inmiddels met vallen en opstaan ervaren dat het krijgen van tegenslag niet erg is, zelfs versterkend kan werken. Ze begrijpen nu de uitspraak ‘kracht na kruis’ van hun oma Dinie.

Hun broer en neef Bo heeft meer pech. Hij is in zichzelf en in de samenleving vastgelopen en in de marge van het bestaan terechtgekomen. Zijn verdienste voor de samenleving wordt beoordeeld als zodanig gering dat hij minimaal uit de ruif van de welvaart mee mag eten. Hij woont in een huis met schimmel, in een armoedige buurt, zonder vrienden en zonder werk. Zijn gebit is verwaarloosd, hij drinkt, ruikt naar zweet, heeft schulden, en de familierelaties zijn nagenoeg doodgebloed. Dát, had niemand verwacht; Bo kon goed leren, had kameraden en was goed in sport; hij was een lieve zachtaardige jongen, zijn toekomst zag er rooskleurig uit. Plotsklaps kwam de verandering, hij was toen 18 jaar, hij verzuimde op school, begon weed te roken, kwam soms ’s nachts niet meer thuis. Stemmen zeiden hem de wereld te beschermen tegen het kwaad. Het contact met z’n ouders verschraalde. Drie keer werd Bo opgenomen in een ggz instelling, waarvan tweemaal tegen zijn zin. Inmiddels verloopt het leven van Bo wat evenwichtiger, en sinds hij tweewekelijks een depotinjectie krijgt: vooral rustiger. Hij ligt tot in de voormiddag in bed; op lakens die alleen worden verschoond op initiatief van de wekelijks langskomende verpleegkundige Dolf. Bo is gewend aan dit contact en vindt het wel prettig omdat Dolf ‘niet aan z’n kop’ zeurt. Eigenlijk is Dolf de enige persoon waarbij hij zich thuis voelt. De weinige andere mensen met wie hij contact heeft: zijn ouders, zijn zuster en enkele buren, gedragen zich, in zijn ogen, als betweters of willen iets van hem. Bo is druk in zijn hoofd en passief en chaotisch in zijn handelen. Hij komt bijvoorbeeld in aanmerking voor een voedselpakket, maar dit ophalen komt er niet van; hij eet weinig anders dan diepvriespizza’s. Het is een leven met weinig perspectief.

Ik begon dit verhaal met het beeld van ‘de schaduw van de geschiedenis die met ons meeloopt’. Dit geldt natuurlijk ook voor Bo; in de 20ste eeuw zou hij uit de samenleving zijn gehaald en had hij gefunctioneerd binnen het stramien van een gesticht op het platteland; dát was toen de verblijfsplek voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. In de 21ste eeuw leeft Bo in de samenleving. De psychiatrische gezondheidszorg biedt niet meer een al-inclusief pakket voor de mens met zware psychische stoornissen. Begrippen als vermaatschappelijking, normaliseren en integreren in de samenleving, beogen de bedoelde inclusie van de ernstig psychisch gehandicapte mens te benadrukken; iedereen wil meedoen. Ook Bo wil wel graag meedoen in de samenleving. Maar, is het besef in de samenleving voldoende aanwezig dat kwetsbaarheid kan leiden tot omvallen in de gewone wereld? Wijlen oma Dinie zei: ‘onze Bo is een beste jongen, maar zonder hulp lukt het hem niet zichzelf te redden’ De vraag is of de samenleving Bo de benodigde steun biedt? Op het moment dat Bo en zijn ouders vragen naar meer steun; betere huisvesting, aangepast werk en meer praktische hulp in de eigen leefomgeving, ontstaat een sfeer van ongemak. Tekort aan huisvesting, bezuiniging in de zorg en aangepaste arbeidsmogelijkheden zijn onder het mom van normalisatie afgebouwd. Dolf wil graag wat betekenen voor Bo maar beseft dat zijn wensen de vraag is naar goud spinnen van stro. Kan hij dat? Kan Dolf ontkomen aan de schaduw van de tijd? In het volgende jubileumboek, zeg over 10 jaar, is zijn antwoord te lezen.

Ter afronding
Naast dat de vormgeving van de ggz sterk tijdgebonden is, is de maatschappelijke waardering dit ook. Tegelijkertijd kan met evenveel recht worden gezegd, dat: terwijl alles altijd verandert; verandert niet, dat er altijd mensen zijn die zich betrokken voelen bij de psychiatrische patiënt. Die roept in hen ontroering, fascinatie, humor, tragiek en herkenning op. Laten we wel zijn: ons bestaan verloopt grillig, wij zijn beperkte wezens, zeg maar half gelukt; en toch de moeite waard. Dat weet je al wanneer je een half uur bij jezelf in de innerlijke spiegel kijkt en opschrijft wat je ziet. Mensen die werken in de ggz weten dat het leven: zo, gelaagd en met veel onvoorspelbaarheden, wordt geleefd; natuurlijk ook door hen die een psychische aandoening hebben. Tot slot, wil ik Lentis en Profiel bedanken voor het mogelijk maken van de uitgave van dit boek. Lentis, omdat het de durf heeft te reflecteren op het eigen functioneren en wil investeren in het omschrijven van de eigen identiteit; wat maakt ons tot wie we zijn; een identiteit waar trots bij past, want in moreel opzicht is er toch niets mooiers dan te werken bij een bedrijf dat als doelstelling heeft een ontwricht mens te helpen bij het verkrijgen van een aangenamer leven. Dat voelt rijk. Profiel, omdat zij vindt, dat dit boek iets toevoegt aan haar prachtige fonds. Bedankt voor jullie aandacht en nog een fijne dag.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.