Header - Personeelskrant DNO

1979-08 – Personeelskrant Dennenoord – 7e Jrg. No. September

blz. 2 – Inhoud – Bibliotheek

Vordering nieuwbouw Zuiderpaviljoen

blz. 3 – Sociale uitkijkpost

SOCIALE UITKIJKPOST

NIEUWE VAKANTIEKAART 1980

FUNKTIEWAARDERING ZIEKENHUISWEZEN

blz. 4 & 5 & 6 & 7 – Afscheidsspeech – S-III-groep

‘ELKAAR AANVAARDEN EN DAN SAMEN VERDER GAAN’

J.W. Vlaanderen in gesprek met Dr. IR. F. Sonneveld

  • Red.: Mijnheer Sonneveld, welkom. U bent sinds maandag, algemeen direkteur van ons huis. Na een eerder initiatief van de redaktie hebt u nu gereageerd en u bent bereid verklaard voor een gesprek. Ik neem aan dat u een en ander kwijt wilt aan het personeel. Zou u, om te beginnen, misschien iets over uzelf willen vertellen?
    • S.: Ja, graag. Om te beginnen: ik ben geboren in Amsterdam, mijn vader was een boerenzoon, hij is min of meer van het boerenbedrijf verdwaald, is naar Amerika gegaan, is teruggekomen en heeft zich in Amsterdam gevestigd, zodat ik wel Amsterdammer was, maar dat nooit helemaal geworden ben. Want de kontakten met de familie heb ik altijd gehandhaafd, o.a. doordat ik als jongen bijna jaarlijks op de boerderij gezeten heb en ook het laatste oorlogsjaar heb ik op de boerderij doorgebracht. Zodoende ben ik in kontakt gebeleven met de landbouw en dat is misschien wel de reden geweest, dat ik na mijn middelbare school, dat was nog nog in de oorlogstijd, naar Wageningen ben gegaan om daar aan de Landbouwhogeschool mijn studie te verrichtten en te voltooien. Ik heb toen oorspronkelijk het idee gehad, omdat er nogal was familie was, die in vroeger Indië, nu Indonesië, had gewerkt, om daar ook heen te gaan of om in ieder geval naar het buitenland te gaan. Uiteindelijk heb ik me toch gericht op de Nederlandse sektor en in het bijzonder op de kultuurtechniek. Dat is het blijvend verbeteren van de waarde van de grond door allerlei maatregelen zoals bijvoorbeeld grondverbetering. Een technische zaak eigenlijk. Na die studie, waarbij ik dan in verband met die kultuurtechniek het vak bodemkunde als belangrijkste keuzevak had, want als je grond wilt verbeteren dan moet je natuurlijk kennis van de grond hebben, heb ik een aantal jaren niets anders gedaan dan bodemkartering bedrijven. Dat was bij de Stichting voor bodemkartering, een semi-overheidsorganisatie, die zich bezig houdt met het in kaart brengen van de bodemgesteldheid voor allerlei doeleinden. En voor mij was het vooral ten behoeve van de landbouw. Op grond van een opdracht die ik bij de Stichting voor bodemkartering kreeg, heb ik een rapport geschreven. Dat is later een proefschrift geworden; dat was echter niet het oorspronkelijke oogmerk, maar dat is dan de reden dat ik ooit een keer doctor in de landbouw ben geworden. Dat was oorspronkelijk niet mijn bedoeling, maar het was toch wel leuk. Ik had toen een paar jaar bij die bodemkartering gewerkt en kreeg vervolgens het verzoek voor bodemkartering in het buitenland bij de Heidemij., bodemkartering wel te verstaan. Eerst in het binnenland, voor de aanleg van sportvelden e.d. en later ben ik een klein jaar in het buitenland, in het Midden-Oosten geweest. Daar ging het om zeer grote gebieden waar op grote schaal landbouwkundige verbeteringen noodzakelijk waren. Na die periode in het buitenland ben ik, nog steeds bij de Heidemij., teruggekeerd naar Nederland. Daar heb ik geleidelijk aan steeds ruimere taken gekregen en dat mondde er uiteindelijk in uit dat ik ergens in ’68 of ’69 adjunkt-direkteur werd. Vlak voordat dat gebeurde, heb ik nog een poosje de gelegenheid gehad, ruim een half jaar lang, een leergang bedrijfskunde te volgen in Rotterdam. Dat was er boeiend, omdat ik daar allerlei facetten van funktioneren van organisaties en beleidsvoering en strategie enz. nader heb leren kennen. Dat kwam me later goed van pas. Ik ben dus toen adjunkt-direkteur geworden en kort daarna direkteur en weer kort daarna president-direkteur van de Heidemij. Dat heb ik toen een jaar of acht, negen gedaan en dat was een reuze boeiende en interessante taak. Maar na verloop van tijd begon ik er toch tegenop te zien om dat maar te moeten blijven doen tot aan mijn pensionering. Dat heeft er toe geleid, dat ik open stond voor voor andere mogelijkheden. Toen is er een tussenfase geweest, omdat ik op verzoek van een vriend bij de OGEM terecht kwam. Daar ging alles een beetje anders dan ik oorspronkelijk had gedacht en dan de bedoeling was. Ik was daar namelijk gekomen om de bouwpoot op te helpen zetten met Nederhorst erbij, maar Nederhorst is er niet bij gekomen, dus dat ging niet door. Toen was ik als het ware weer vrij man om weer naar nieuwe mogelijkheden te kijken. Mensen van Custom Management, die ik inmiddels had leren kennen, vroegen of ik bereid zou zijn een tijdelijke funktie op Dennenoord te behartigen. Dat heb ik aanvaard. Dat is dus eerst een adviesfunktie geweest. Ik heb dus eerst een rapport uitgebracht als adviseur. Daarin heeft het bestuur aanleiding gevonden om mij als tijdelijk algemeen direkteur te benoemen, wat ik gaarne heb aanvaard. Gaarne in deze zin, dat ik meen dat ik een bijdrage zal kunnen leveren voor de verdere ontwikkeling van Dennenoord. Maar dan nog iets wat mezelf betreft. We wonen wat ver weg hier vandaan. In Reeuwijk, waar we nog niet zo lang geleden zijn gaan wonen, namelijk in maart van dit jaar. Eerst vlak bij Arnhem, bij de bossen en nu midden in het groene hart, echt in het centrum van het groene hart van Holland, en dat is een geweldig mooi gebied. Dat bevalt ons eigenlijk uitstekend. We hebben een erg leuk huis kunnen krijgen. Bijna iedereen zegt: ‘Een bosgebied is toch veel aantrekkelijker?’ Nou,, bos is natuurlijk mooi, maar de woonomgeving daar in Zuid-Holland is eigenlijk nog veel aantrekkelijker. Wat dat aangaat, voelen we ons zeer gelukkig. We, dat zijn mijn vrouw en ik, met nu nog twee jongens thuis. De twee dochters zijn wat ouder en die zijn met hun studie bezig. De een heeft een tijdje in de verpleging gezeten, maar die is nu, evenals haar zuster, bezig met wat heet ’textiele vormgeving’. Dat was die grote lijn. Er is natuurlijk veel meer over te zeggen, maar zoals u zei, de tijd en de ruimte is beperkt.
  • Red.: Dat is wel zo, maar het is toch fijn om ook iets persoonlijks te horen. U hebt dus, zoals u zei, zo’n cursus management gehad, wat u erg van pas is gekomen en ongetwijfeld zal dat nu ook weer zo zijn. Maar een ziekenhuis is toch weer totaal iets anders dan de Heidemij. en de OGEM. Maakt dat specifieke van zo’n instelling ’t niet extra moeilijk of zijn de overeenkomsten t.a.v. managementsproblemen soms zodanig dat ’t verschil toch niet zo groot is.
    • S.: Ik moet eerlijk zeggen, dat toen ik de eerste keer met deze vraag in aanraking kwam en toch ook wel toen ik de eerste keer hier heen ging, ik wel een beetje zat met het gevoel van: ‘Nu ga ik wel naar iets heel bijzonders’. Temeer daar je zo vaak hoort vertellen dat ziekenhuizen, en in het bijzonder psychiatrische ziekenhuizen, ‘heel bijzondere’ instellingen zijn. Dat is natuurlijk ook wel zo en als ik het vergelijk m et de bouwsektor, dan is het verschil vrij groot. Maar als u vraagt naar de vergelijking met de Heidemij., dan moet ik zeggen dat daar toch in bepaalde opzichten veel punten van overeenkomst zijn. Want bij de Heidemij. had ik, voor een deel althans, te maken met een groot ingenieursburo, waarin ook allerlei mensen van heel verschillende pluimage en herkomst, en van heel verschillende wijzen van denken bij elkaar zitten; mensen die heel individualistisch georiënteerd zijn en die toch als team moeten kunnen funktioneren. Ik heb dus veel punten van overeenkomst ontdekt, naast het algemene punt van overeenkomst, namelijk dat een organisatie bestaat uit mensen. Het zijn de mensen die een organisatie maken en mensen zijn, ook in heel verschillende situaties, ergens toch weer vergelijkbaar in hun gedragspatronen en uitingen. Ik zie eigenlijk in een organisatie twee zaken, enerzijds de mens, anderzijds de organisatiestruktuur, alleen bereik je nog niets; maar ook niet met alleen goedwillende mensen. Beide moeten met elkaar in harmonie zijn; dan zal men gemotiveerd met elkaar kunnen werken. Dan kan een organisatie, welke dan ook, optimaal funktioneren. Vooral als de menselijke relaties in de knoop komen, werkt een organisatie niet. Andersom is het zo, dat de menselijke relaties best goed kunnen zijn, maar als er helemaal geen redelijke organisatie-struktuur is, dan gaat het ook niet. Dit geldt voor elke organisatie, dus ook voor Dennenoord, of welk ziekenhuis dan ook. Dat ik aanknopingspunten vond en het beeld hier toch niet zo afwijkend was als ik dacht, is dan eigenlijk niet zo verwonderlijk. Ik denk, dat het daarvoor ook mogelijk is geweest betrekkelijk snel houvast te vinden en gericht over de problemen te kunnen praten. Daarnaast hebben velen mij het werken vergemakkelijkt door de openheid die ik heb ervaren.

Wat gaat er nu gebeuren?

  • Red.: Ik denk, als ik mensen hoor spreken, dat u heel wat krediet gekregen hebt. Dat men vertrouwen in u heeft. De vraag die op het terrein met name leeft is: Waar gaat hij nou mee beginnen, wat gaat er in de nabije toekomst gebeuren? Er wordt gesproken van een termijn: tot het eind van het jaar. Dat zou de definitieve direktie er moeten zijn en de organisatie op poten moeten staan. Dat lijkt mij rijkelijk kort dag. Maar hoe had u het zich gedacht in de nabije toekomst?
    • S.: In de eerste plaats wil ik een zeker voorbehoud maken. Eerst zal de ondernemingsraad met haar advies komen en dat advies zal mogelijk van invloed kunnen zijn op de dingen die ik nu voor ogen heb en andere gedachten kunnen oproepen. Daar wil ik wel wat van zeggen. In de eerste plaats is het fijn dat ik een zeker krediet heb gekregen. Ik ben me ook zeer wel bewust, dat uitgesloten is dat een man of enkele mensen aan de leiding alléén problemen kunnen oplossen. Dat zal in samenspel moeten plaatsvinden. Wat me op korte termijn eigenlijk voor ogen staat, is om de voorzetten die in het rapport zijn gegeven, nader uit te werken. U weet, het rapport was getiteld ‘Voorlopig rapport’. Dat was onder andere, omdat ik rekening hield met de mogelijkheid dat, voordat het bestuur besluiten zou gaan nemen, er misschien nog een herziene versie zou moeten komen. Dat is niet gebeurd. Dus als adviseur zal ik geen definitief rapport schrijven. Maar er zullen wel een heleboel dingen uit het rapport nader uitgewerkt moeten worden. Wat me nu voor ogen staat is, om die uitwerking ter hand te nemen in overleg met de daarvoor geëigende groeperingen in de organisatie. Daar ben ik eigenlijk al mee van start gegaan deze week, door gesprekken op gang te brengen. En dat geeft weer een nieuw stuk informatie, een nieuw stuk gesprek, een nieuw stuk overdenking. Op grond daarvan hoop ik nu zo gauw mogelijk tot een aktiviteitenplan de goedkeuring moeten krijgen van de geëigende organen: ondernemingsraad, bestuur. Twee zaken zijn zonder meer van groot belang: het verder werken aan het langere termijn plan en het komen tot korte termijn maatregelen, uitgaande van de bouwstenen, die daarvoor ter beschikking staan. In het rapport is een bepaalde procedure voorgesteld. Ik hoop, dat we in onderling overleg daarmee zo spoedig mogelijk van start kunnen gaan. Gelijktijdig, eigenlijk had dat al eerder moeten plaatsvinden, moet verder worden gewerkt aan de langere termijn visie, want als je korte-termijn-maatregelen neemt, dan zullen die eigenlijk geënt moeten zijn op de langere-termijn-visie. Die lange-termijn-visie is gedeeltelijk aanwezig en moet gedeeltelijk worden uitgewerkt. De korte-termijn-maatregelen zullen zo goed mogelijk in overeenstemming dienen te zijn met die lange-termijn-visie. Dat zijn dus twee dingen van het aktiviteitenplan die in ieder geval moeten gebeuren. Daarnaast zal moeten worden gewerkt aan de herstrukturering van de organisatie, de wijze van funktioneren, van kommuniceren. En zoals gezegd, ik ben ermee begonnen dit punt in gesprekken met diverse groeperingen aan de orde te stellen om tot een goede gedachtenwisseling te komen als basis voor een goede ontwikkeling van de organisatie.
  • Red.: Het is een heel programma, het is ook een hele klus, lijkt mij. In een termijn tot het eind van het jaar zou een en ander zijn beslag moeten krijgen. Is dat een reële termijn?
    • S.: Wat in elk geval zijn beslag zal moeten krijgen in die termijn, is het voorzien in een blijvende bezetting van de direktie. Om al die punten die genoemd heb, al helemaal uitgewerkt te hebben voor 1 januari, zal niet lukken. Maar als in die direktie kan worden voorzien, dan moet het estafettestokje overgegeven worden en dan moet het proces door kunnen gaan. Het is het bestuur dat deze termijn voor het vervullen van de vakatures voor ogen staat en zijn verwachting is dat, dat zal lukken in die periode. Of dat reëel is, hangt natuurlijk af van de vraag of je een beetje geluk hebt. Als je echt pech hebt, dan kan het nog wel langer duren en dan blijft de mogelijkheid bestaan dat het bestuur op mij een beroep doet, ook daarna nog enige tijd die funktie te blijven vervullen. Maar het streven is zo snel mogelijk in de blijvende bemanning te voorzien.

Het belang van management

  • Red.: Het lijkt mij toe, dat mensen niet bepaald staan te dringen om een direktie-funktie in een psychiatrisch ziekenhuis op zich te nemen. Ik denk dat je die moet opzoeken, moet vragen misschien. Is dat zo?
    • S.: Ja, het aantrekken van leidinggevende funktionarissen uit de kring van mensen die met een specifieke gerichtheid in hun opleiding te maken hebben gehad en daarbij bovendien vaak erg individueel zijn georiënteerd en funktioneren en als zodanig eigenlijk noch in hun opleiding, noch in hun werk vertrouwd zijn geraakt met het management van een organisatie, is moeilijk. Er is dan ook schaarste aan mensen uit deze kategorie die wel management ervaring hebben en/of belangstelling voor meer specifieke management funkties. Ik dacht dat het op zichzelf een goede ontwikkeling is bij dit soort organisaties dat het management aspekt als een op zich zelf staand gegeven meer en meer de aandacht krijgt. En ook dat het inzicht veld wint, dat het gewenst is voor het algemene management mensen aan te trekken die door training en opleiding en qua persoonlijkheid daar de juiste mensen voor zijn. Die zien we eigenlijk overal in de ziekenhuiswereld, maar ook in de wereld van andersoortige organisaties.
  • Red.: Zonder die training en management kun je toch de mensen zo’n funktie niet meer aandoen?
    • S.: In zijn algemeenheid hebt u gelijk. Je moet als eis stellen dat het management-element in een direktie is vertegenwoordigd. Alleen is de moeilijkheid, niet alleen in de ziekenhuiswereld, maar ook in het bedrijfsleven en bij de overheid, dat er in het verleden weinig aandacht aan is besteed. De schoolopleiding besteedt eveneens weinig aandacht aan management aspekten. Technisch en probleemgericht word je georiënteerd en plotseling, als je daar goed raad mee weet, krijg je vaak de vraag, nu moet je maar eens gaan managen. Is het dan verbazingwekkend dat, dat dan wel een mislukt? Het is wel goed, dat er nu opleidingen zijn op middelbaar en universitair nivo, specifiek gericht op bedrijfskunde. Maat het vergt veel tijd voor er voldoende aanbod is.

Iets over polarisatie

  • Red.: Iets heel anders, wat ook uw aandacht vraagt, is het bestaan van polarisaties. Er is veel gesproken over de organisatie. Er is echter ook gezegd: ‘bestaande polarisaties dienen te worden doorbroken’. Verwacht u dat zonder meer als gevolg van een goede organisatie of hebt u het idee dat ook daarnaast nog aktiviteiten moeten worden voltooid om heel duidelijk gericht aan die polarisatie een en ander te doen?
    • S.: Dan kom ik even terug op wat ik straks al zei over een organisatie: structuur alleen is niets, de mensen alleen zonder organisatiestruktuur, dat gaat ook moeilijk. Het moet goed op elkaar passen. Er waren in het verleden in de organisatiestruktuur onvolkomendheden die het ontstaan van polarisaties hebben gevorderd. Daarnaast zagen we dat niet iedereen nog goed met elkaar funktioneerde, dat mensen misschien nog wel om de tafel zitten, wel tegen elkaar, maar niet met elkaar praatten. Dan krijg je situaties waar men probeert elkaar te overtuigen. Men luistert niet zo makkelijk meer naar elkaars argumenten. Men is van het eigen gelijk overtuigd. Het kan ook best zijn, dat beide groeperingen, die met elkaar praten, op zichzelf best gelijk hebben met hun opvatting over bepaalde zaken, maar dat de weg om daar met elkaar uit te komen, om dat bij elkaar te leggen, opgebroken is. Dat is, dacht ik, hier ook gebeurd. Dat als men dan niet meer met elkaar in gesprek is en men zich tegen elkaar gaat afzetten, dan bepaalde argumenten steeds zwaarder gewicht krijgen en dat is dan specifiek polarisatie. Als u dus de vraag stelt: ‘kun je dat even oplossen, door alleen de organisatie aan te passen’, dan gaat dat natuurlijk niet. Ik denk dat het noodzakelijk is, en ik beschouw het ook als een taak om dat te bevorderen, dat groeperingen die wel degelijk met elkaar te maken hebben, weer de bereidheid opbrengen naar elkaar te luisteren en tot een consensus komen in allerlei situaties. Men is het dan niet altijd met elkaar eens, maar is wel bereid te aanvaarden, dat er wordt beslist en dat ook beslissingen moeten worden genomen. Elkaar aanvaarden en dan ook samen verder gaan. Maar daarvoor moet je goed met elkaar praten en niet in een stellingenoorlog blijven zitten. Dus niet alleen de organisatie, maar tevens dat gesprek trachten te bevorderen.
  • Red.: U gaat proberen om in een overlegsituatie impasses te doorbreken?
    • S.: Het is nodig de overtuiging te doen postvatten, dat in alle gelederen van de organisatie men bereid moet  zijn, naar elkaar te luisteren. Dat ook de direktie bereid is naar elkaar te luisteren en ook naar het bedrijf te luisteren en omgekeerd. En bestuur naar ondernemingsraad en ondernemingsraad naar direktie, enzovoort. Men moet naar elkaar luisteren en bereid zijn daaraan konstruktief te werken. Op het moment dat men dat is, is de polarisatie weg. Ik heb het gevoel dat, dat mogelijk is. Ik ben er namelijk volstrekt van overtuigd, dat in een organisatie als een ziekenhuis, waar mensen werken uit een stuk idealisme, een stuk vakovertuiging, zij in wezen bereid zijn positief bij te dragen.

De rol van het bestuur

  • Red.: Er wordt gesproken over polarisatie, er is allerlei onrust geweest, er zijn onlustgevoelens geweest. Ik meen te kunnen signaleren, dat allerlei gevoelens van onlust ten aanzien van de direktie zich nu min of meer richten op het bestuur. U hebt in uw rapport daar wat noties aan gewijd. Afgezien daarvan, van wat er in het verleden is gebeurd, men vraagt zich af of het bestuur wel met de nodige zorgvuldigheid en respekt met mensen, maar met name met de direktieleden, is omgegaan. Had bijvoorbeeld in de laatste bestuursmededeling niet meer waardering voor de vroegere direktie tot uiting kunnen worden gebracht? Dat zijn toch, dacht ik, een paar belangrijke dingen. Bij het wegnemen van onrust, polarisatie denk ik dat dit toch wel een rol speelt.
    • S.: Het is eigenlijk een pakketje van vragen. Als we nu terugkijken, dan wil ik er een paar dingen over opmerken. In een probleemsituatie in een organisatie in een organisatie met een daarboven gesteld bestuursorgaan, loopt zo’n bestuur altijd wat achter. Ook al krijgt het bestuur signalen en is er kontakt tussen direktie en het bestuur, toch probeert de direktie altijd in eerste instantie problemen in eigen huis op te lossen en dat is terecht. Als ’t dan niet lukt en de problemen komen dan uiteindelijk toch op de tafel van het bestuur, dan is het in algemeen zo, – dat was hier ook zo – dat de probleemsituatie al ernstig geworden is. Wat toen is gebeurd, hebben we allemaal kunnen zien. Er is een wat onduidelijke toestand ontstaan, waarbij de vraag was: ‘Wie is er nou eigenlijk het bestuur en wie is de direktie?’ Het was eigenlijk zo, dat het bestuur voor een deel direktietaken aan het vervullen was. En dat geeft dan wel de nodige problemen. Omdat een bestuur: a.) toch niet goed genoeg geïnformeerd is en dat b.) dat het mensen zijn die ook maar af en toe, een of twee keer per week, hier waren, maar in feite met een andere taak bezig zijn, zeker individueel. Zij kwamen als groep even bij elkaar om dan even een beetje direktie te zijn. Dat heeft een aantal onduidelijkheden teweeg gebracht, waardoor ik me kan voorstellen dat de kritiek zich richtte op het bestuur. Er zijn vragen over de menselijke kant, of het bestuur daar voldoende rekening mee gehouden heeft. Dat kan ik slechts ten dele beoordelen, maar mijn waarneming uit de gesprekken, die ik ook met bestuursleden heb gehad, gaf me toch echt de overtuiging dat door het bestuur tenminste getracht is, alles zo zorgvuldig mmogelijk te doen. Om zo zorgvuldig mogelijk de problematiek in direkt en uitvoerig kontakt met de betrokkenen op te lossen.
  • Red.: Het was toch wel heel vervelend dat in juni enkele direktieleden bepaalde informatie uit de krant vernamen bij terugkeer van vakantie!
    • S.: Ja, dat was natuurlijk iets wat heel vervelend is. Ik weet niet precies hoe dat gegaan is, maar ik denk wel dat hier sprake is geweest van een zekere onzorgvuldigheid.
  • Red.: Of als je uit de bestuursmededeling moet lezen, dat je per 10 september geen direkteur meer bent ….
    • S.: Ik dacht dat, dat niet juist is, wat u zegt. Het beëindigen van de oude situatie was voordien uitvoerig besproken. Het enige waar even twijfel over heeft bestaan, is welke datum het precies zou ingaan.
  • Red.: Dat laatste bedoelde ik, maar er zijn toch wel fouten gemaakt?
    • S.: Ik heb echt, dat zeg ik met nadruk, op grond van de gesprekken met de diverse bestuursleden, de overtuiging gekregen dat het bestuur zich zeer wel bewust is, dat er fouten zijn gemaakt. Er zijn veel, voor alle betrokkenen, hele moeilijke gesprekken geweest de laatste tijd en ook vroeger. Die gesprekken zijn echt niet steeds goed verlopen, ook niet in die laatste fase. Maar het zijn zodanig moeilijke zaken, dat het niet eenvoudig is om helemaal met elkaar op één noemer te zitten.

Christelijke motivatie

  • Red.: Fijn, deze aanvulling, die ik zeker ook op deze plaats van belang acht. U heeft ’t in uw rapport over de direktietaken. ’t Is een heel rijtje. Zou er ook misschien nog iets bij kunnen, namelijk dat een direktie toch ook moet bevorderen, stimuleren, dat – we hadden het straks over de omgang van mensen met elkaar – een en ander vanuit de grondslag van de Vereniging, vanuit een christelijke motivatie gebeurt?
    • S.: Ja, om twee redenen. Ik vind het erg prettig, dat juist u hier het gesprek over voert, omdat anders deze vraag misschien niet naar voren was gekomen. De eerste reden komt voort uit de doelstelling van de organisatie, die is gebaseerd op de christelijke grondslag. Het is o.a. een taak van de direktie om ervoor te zorgen de doelstellingen na te komen, in dit geval dus het funktioneren op christelijke grondslag. Daarnaast en daarboven ben ik er ook, uit strikt menselijke overwegingen, persoonlijk volstrekt van overtuigd, dat het waardevol is voor mensen om op basis van christelijke grondslag te handelen, met name ten aanzien van de intermenselijke verhoudingen zoals deze zo duidelijk in de Bijbel naar voren komen. Het is niet alleen de moeite waard, maar eigenlijk essentieel, om daar voortdurend mee bezig te zijn en dat voortdurend uit te dragen. Ik vind het een stuk armoede van de huidige maatschappij, dan praat ik buiten Dennenoord, dat zoveel mensen überhaubt niet eens weten wat er in de Bijbel staat, wat de betekenis daarvan, de strekking daarvan is. Die doen dat af met: ‘godsdienst is flauwekul, dat is uit de tijd’. Maar ze weten niet eens waar ze het over hebben. Ik meen dus, dat je vanuit die algemene overtuiging, vanuit die principes, die enorme rijkdom aan menselijke verhoudingen, die ons uit de Bijbel ook wordt voorgehouden, moet werken en handelen en dat daardoor je leven wordt verrijkt en daardoor ook de menselijke kommunikatie onderling tussen personeel en tussen patiënten en personeel meer inhoud kan krijgen. En de geestelijke verzorgers zie ik als groep die in samenspel met de direktie deze gedachte in de hele organisatie voortdurend moet kunnen uitdragen.
  • Red.: Ik dacht dat we aan het eind waren, mijnheer Sonneveld. Hartelijk dank. Onze beste wensen!
    • S.: Dank u wel. Die heb ik ook wel hard nodig. Die hebben we allemaal nodig.

Zuidlaren, 13 september

AFSCHEIDSSPEECH VAN DE S-III-GROEP

Wij hebben onze gedachten laten gaan over de afgelopen jaren dat wij op Dennenoord in opleiding zijn geweest en zijn van mening dat het niet allemaal goud is wat er blinkt.
In het algemeen kan men stellen dat de rol van verpleegkundige niet zo erg duidelijk is, zeker niet in de psychiatrie. Om hiervan een voorbeeld te noemen: op Dennenoord zijn mensen met hetzelfde B-diploma zowel ziekenverzorg(st)er, socio-therapeut(e), creatief-therapeut(e) en huishoudelijke hulp op de afdeling.
Dit alles komt o.i. voort uit het feit dat een verpleegkundige zich nog maar al te vaak laat gebruiken als verlengstuk v.d. academici, terwijl het een beroep op zichzelf is.
Het gemancheer met leerlingen door mensen die bij de opleiding betrokken zijn, draagt niet direkt bij tot een positieve beroepsinstelling v.d. leerling.
Hierbij is het ons inziens belangrijk dat de opleiding dus de leerling niet v.h. ene moment op het andere laat vallen.
Wat betreft de praktijk is het een goede zaak dat er steeds meer praktijkbegeleid(st)ers komen voor de leerling. Dezen kunnen veel steun bieden t.a.v. de opleiding.
Dit neemt echter niet weg dat veel leerlingen toch nog in vrij sterke mate de druk van beoordelingen achter zich hebben staan en daardoor geen- of vrijwel geen kritiek durven uiten.
Dit kwam overduidelijk naar voren toen er cohesie werd gevraagd t.a.v. het advies v.d. O.R. inzake het beleidsplan korte termijn.
Misschien zou je kunnen stellen dat preventief gezien de beoordeling v.d. leerling hetzelfde is als valium voor de patiënt.
De werkers i.d. gezondheidszorg hebben het vaak zo moeilijk i.d. omgang met elkaar dat het de kwaliteit v.d. patiëntenzorg niet ten goede komt.
Zo kan men ook stellen dat de omgang tussen de groepsleden v.d. S-III groep een afspiegeling is van het zonet geschetste praktijkveld met alle positieve en negatieve facetten.
Wij hopen dat wij ondanks alles, van het verleden hebben geleerd mogen hebben en dat deze ervaringen bij mogen dragen tot het nemen ban juiste beslissingen voor onszelf en eventueel voor anderen.

Namens een gedeelte van de ex-S-III groep,
Gabe Bosma,
Ria Diks,
Janneke Koopman,
Engelien Timmer

blz. 8 & 9 – Leerlingenraad

Aan de lezer,

Na een spannende maand vanwege de overgangsexamens, is hier weer een uitgave van de leerlingenraad.
Allereerst willen wij de geslaagde kandidaten van harte feliciteren, en de gezakten wensen wij veel sterkte toe.
Verderop in deze krant staat een lijst van alle kandidaten die geslaagd zijn, met vooraf de speech van dhr. Nieuwland, die hij ten gehore bracht voor de geslaagden en verdere aanwezigen in het overvolle Personeelscentrum.
Van de groepsvertegenwoordigers van de vooropleiding ziekenverzorging is een brief binnengekomen met een reaktie op het informatieuur die de afdeling ledenwerving voor hun rekening nam.
Deze brief kunnen jullie vinden in de notulen van de afgelopen vergadering.
Verder wenst de leerlingenraad de nieuwe vooropleiding B-groep veel succes, en hopen hen te zien als nieuwe leden in de leerlingenraad.

De Redaktie

Notulen van de vergadering van de leerlingenraad, gehouden op 7 augustus in de Schakel.

  • Aanwezig:
    • Andries Otter;
    • Douwe Bodeüs;
    • Helene v. Ooijen;
    • Johan Duzink;
    • Christa Kremer p.k.z.v.
  • Met kennisgeving afwezig:
    • Jelle de Haan;
    • Jaap te Velde;
    • Jappie Kuipers;
    • Diane Bleker;
    • Helmy Rijke;
    • Gertie Prins.
  • Zonder kennisgeving afwezig:
    • Albert Hayema;
    • Yvonne Wagenaar;
    • Suzan Jorda;
    • Bart Buist;
    • Marjan Bouwmeester;
    • Isaac Bos;
    • Peter Niesing;
    • Pier Hiemstra;
    • Anne v.d. Veen;
    • Jan Veenstra.
  • Opening:
    • Aanwezigen worden welkom geheten, met name Christa Kremer die voor het eerst in ons midden was, zij vertegenwoordigt de nieuwe ziekenverzorgingsgroep.
    • Helene v. Ooijen is de gespreksleidster.
  • De krant en notulen:
    • Er waren geen op- of aanmerkingen op de krant.
  • Mondelinge mededelingen en ingekomen stukken:
    • 2 Klysma’s.
    • Er kwam een brief van het Schepersziekenhuis uit Emmen.
    • Een brief van het psychiatrisch ziekenhuis Franeker uit Franeker.
    • Het concept van het reglement ziekenverzorging, deze zal donderdag 13 september in de L.L.R. worden behandeld.
    • De agenda van de O.R. is toegestuurd.
    • Verder zal dhr. Hofstede, die bezig is met een commissie om de praktijkbeoordelingen te veranderen, op de volgende vergadering verschijnen om daar wat meer informatie van die zijde over te geven.
    • Er kwam ook nog een briefje binnen van de nieuwe Z.V. groep, die in het verslag van de groepsvertegenwoordigers wel aan de orde zal komen.
  • Secretariaat en redaktie:
    • Het oude reglement van de L.L.R. zal worden overgetypt voor de nieuwe leden.
    • De L.L.T. heeft een extra vergadering gehad op donderdag 13 september om 15.00 uur over het nieuwe reglement van de ziekenverzorging.
  • Afdeling Ondernemingsraad:
    • Douwe Bodeüs zou een stukje schrijven over de praktijkbeoordeling, maar omdat hier dhr. Hofstede de volgende vergadering inlichtingen over komt geven, was dit overbodig.
  • Ledenwerving:
    • Aan de p.k. ziekenverzorging, en aan de p.k.B. verpleging is voorlichting gegeven omtrent de L.L.R. Van beide groepen wordt nog een verslag verwacht.
  • Overleg / contactgroep:
    • Geen directe mededelingen.
  • Reglement / begroting:
    • Hier was niemand van aanwezig.
  • Verslag groepsvertegenwoordigers:
    • Van de p.k. ziekenverzorging kwam een klein verslagje binnen over de voorlichting die de L.L.R. had gegeven. Ze vonden de voorlichting wat rommelig, wat volgens hun voortvloeide uit het feit dat ze te veel informatie die zij willen geven op papier te zetten, en deze aan nieuwe leerlingen te geven. Dit omdat ze het dan rustig door kunnen nemen. Hierna zou dan een soort van vragenuur georganiseerd kunnen worden. Verder wenst de nieuwe ziekenverzorgingsgroep ons veel sterkte.
  • Rondvraag:
    • Geen.
  • Sluiting:
    • De volgende vergadering zal zijn op dinsdag 2 oktober om 15.00 uur in de Schakel.
  • Agenda voor de volgende vergadering:
      • Opening.
      • Notulen en de krant.
      • Mondelinge mededelingen / ingekomen stukken.
      • Secretariaat / Redactie.
      • Afdeling Ondernemingsraad.
      • Afdeling ledenwerving / P.R.
      • Afdeling overleg / contactgroep direktie en de opleiding.
      • Afdeling bijstelling reglement en begroting.
      • Verslag groepsvertegenwoordigers.
      • Informatie van dhr. Hofstede.
      • Rondvraag.
      • Sluiting.

    Dames en heren.

    Allereerst examenkandidaten hartelijk gefeliciteerd met het behaalde resultaat. Voor dat ik U de boekjes en de cijferlijsten overhandig, wil ik U in het kort enkele dingen onder Uw aandacht brengen. Dingen die ons beroep meer inhoud geven; dingen die ons, U en mij dan ook bezig moeten houden. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden en zo zijn er ook vele manieren waarlangs een loopbaan zich kan ontwikkelen.
    Een loopbaan is te vergelijken met een aktieplan of een route beschrijving. Dit is het resultaat van een denkproces over onderwijskundige principes en uitgangspunten.
    De route heeft een begin en een eindpunt. Om van het begin naar het eindpunt te komen, moet men bepalen hoe en in welke fase men de weg wil afleggen. Men kan een uitgestippelde route volgen, maar men kan ook afslaan en via een route-wijziging, een omlegging, op de weg terugkomen? Men kan stoppen, onderweg een pauze inlassen, terugkijken langs de afgelegde weg of in verhoogd tempo zijn route vervolgen. Dit alles is een kwestie van doelbepaling, planning en evaluatie.
    Om een loopbaan te ontwikkelen moet men in staat zijn om in de toekomst te kijken en tot op zekere hoogte te voorspellen welke eisen er gesteld zullen worden aan de leerling van vandaag, die over 1 à 2 jaar zijn diploma behaalt. Vanaf dat moment is hij immers bevoegd om zijn beroep uit te gaan oefenen en men verwacht, dat hij tijdens zijn opleiding daarvoor voldoende is toegerust. Docenten zien zich voor de moeilijke taak gesteld om op de situatie van dit moment iets te moeten samenstellen dat niet alleen voorziet in de behoeften van nù, maar waarin men zo mogelijk vooruitloopt op ontwikkelingen, die gaande zijn of die zich in de nabije toekomst zullen voordoen. het hangt van het type opleiding af hoeveel gewicht aan die ontwikkelingen gehecht moeten worden. In de opleiding tot verpleegkundige, een beroepsopleiding, heeft men te maken met voortdurende veranderingen. Behalve de kennis, het inzicht en de vaardigheid om de verpleegkunde toe te passen, te integreren, heeft men rekening te houden met een kliënt / patiënt en kontinu veranderde samenleving. Met toepassen bedoel ik dan een vaardigheid beheersen. Integreren is een begrip, dat verder reikt; de verpleegkundige en de leerling moeten in staat zijn om een klimaat te scheppen, dat genezing bevorderend werkt. Kortom, men moet niet alleen feiten kennen, relatie kunnen leggen tussen oorzaak en gevolg, maar daarbij in staat zijn om mensen in hun reakties en belevingen te begrijpen en daarbij gerichte hulp te geven. De docenten zullen bij het ontwikkelen van een onderwijsproces rekening te houden met de leerling, bij wie een bepaalde voorkennis, ervaring en motivatie aanwezig is. De leerling heeft wensen en verwachtingen. Hij heeft keuze gemaakt voor een beroepsopleiding. En hoe de leerling hier tegen aankijkt om gemotiveerd leerling te zijn, verwijs ik U naar het laatst verschenen nummer van de personeelskrant. Een ander probleem is en blijft met name de inservice opleidingen, de vraag hoe lang men nog funktie gericht blijft opleiden. Overal worden opleidingen verbreed en keuzen uitgesteld. In de opleiding dient meer aandacht besteed te worden aan het bijbrengen van inzicht en sociale vaardigheden. De verpleegkundige van straks zal voorbereid moeten worden op de rol van veranderd iemand die op gedegen wijze veranderingsprocessen mee in gang zet en begeleidt. De opleiding zal dan goed op de hoogte moeten zijn van de veranderingsprocessen.
    Een anders aspekt dat niet over het hoofd gezien mag worden, is de vrijheid en de speelruimte die men als docententeam heeft, om een opleiding naar eigen inzicht op te zetten. Zeker in de inservice opleiding is die vrijheid zeer beperkt. De richtlijnen die worden gegeven, zijn te vergelijken met een aantal spelregels waarin de opleiding moet plaatsvinden.
    Onderwijskundig gezien lijken de verpleegkundige opleidingen op een lappendeken, waarin slijtageplekken vervangen worden door een lapje van een andere kleur, vastgezet met een ruwe steek, en hier en daar zelfs een stukje los ……..?

    Ik wens U zowel in het tweede leerjaar als het derde leerjaar een verdere ontplooiing toe, daarin nieuwe dingen, nieuwe facetten, maar leer leerjaren om met goede moed en vertrouwen tegemoet te gaan.
    Dank U.

    B. Nieuwland

blz. 9 – Geslaagd

GESLAAGD

blz. 10 – Kennismaking – Intern wonen

KENNISMAKING

Nieuwe B-Opleiding: Voor: Michelle v.d. Leest; Elly Wilts; Annemarie Visser; Sipie Dijkstra; Engelina Pronk; Siny Kraaijema & Inge Hamers. Achter: Dolk Kuipers; Geert Eisinga; Annemarie Oudman; Aaltje Klimp; Jacob Moorlag; Henk Heeling; Rob Sibbald & Lies Lenting. Niet op de foto: Berti v.d. Meulen & Jouke Bouma.

Ziekenverzorging Opleiding: Christa Kremer; Zwaantje Jintes; Anja Bijmolt’; Immie Mansens; Henny Olthof; Anneke Sybesma; Wilma Velthuis; Fenny Sevenhuysen; Marijke IJtsma; Willie Winkel; Geesje Hemmes; Janneke Schepel; Grietje Feenstra & Anja Janssen-Vijzelaar.

INTERN WONEN OP DENNENOORD

Het is wel algemeen bekend dat huisvesting in en rond Zuidlaren moeilijk is. Ook Dennenoord heeft weinig te bieden.
Het wonen boven een paviljoen is gelukkig afgeschaft. Het ‘internaat’ omvat nu slechts de drie flats, waar maximaal 90 personeelsleden gehuisvest kunnen worden.
Omdat hierover nogal eens vragen gesteld worden, is wat meer informatie hierover wellicht welkom.
Intern wonen is vrijwillig en in principe slechts mogelijk voor personeelsleden die op onregelmatige tijden moeten werken en in opleiding zijn.
De duur van de inwoning is beperkt. Tenzij tevoren een andere afspraak is gemaakt, is het mogelijk om maximaal twee jaar gebruik te m aken van deze huisvesting. Hiermee wordt een regelmatige doorstroming naar zelfstandig extern wonen beoogd.
Regelmatig wordt dan ook door bewoners van de flats externe woonruimte gezocht, soms tot ver in de omgeving!
Opmerkingen over leegstaande kamers worden – terecht – vaak gehoord.
Ekonomisch minder gewenst, maar nodig omdat er twee keer per jaar wordt gestart met een opleiding tot B-verplegende en Ziekenverzorgende. Voor deze binnenkomende groepen moeten voldoende kamers beschikbaar zijn.
Daarnaast maken stagiaires gedurende een groot deel van het jaar gebruik van de huisvesting op Dennenoord, tijdens de zomermaanden ook vakantie-hulpen en in noodsituaties wordt soms tijdelijk een kamer beschikbaar gesteld.
Zo ontstaan er telkens ‘pieken’. In september en maart – als groepen binnen komen – zijn veel kamers bewoond. Tussentijds komen weer kamers vrij en blijven leeg staan tot een volgende groep binnenkomt.
Een vraag die nogal eens gesteld wordt in deze: ‘Waarom nog altijd van ‘internaat’ gesproken?
Wel, hiermee wordt benadrukt dat intern wonen iets anders, als het huren van een kamer.
Door Dennenoord worden de landelijk vastgestelde bedragen voor inwoning in een ziekenhuis gehanteerd. Er wordt gebruik gemaakt van een bewoners-reglement dat de bewoner tijdig in duplo wordt aangeboden, waarna men voor akkoord tekent. Eén exemplaar wordt teruggezonden voor de administratie, het andere exemplaar kan men zelf behouden.
In het bewonersreglement zijn rechten en plichten neergelegd. Er wordt niet alleen tegemoet gekomen aan de privacy van iedere bewoner afzonderlijk, maar ook is gedacht aan de gezamenlijke leef baarheid in een flat.
De inwoning houdt in dat door Dennenoord bepaalde voorzieningen worden getroffen, zoals een-eenvoudig-gestoffeerde en gemeubileerde kamer met bed en benodigd linnengoed. Daarnaast vindt men in elke flat gemeenschappelijk te gebruiken ruimten. Er is een huiskamer met inventaris, waaronder T.V. en radio, een keuken waar men desgewenst iets voor zichzelf klaar kan maken (uiteraard met gebruik van eigen materialen), maar ook kan men in de was- en droogruimte een wasmachine, drooglijnen en strijkplanken vinden voor behandeling van privé wasgoed.
Het door Dennenoord verstrekte en door de bewoner gebruikte linnengoed, kan wekelijks in de linnenkamer omgeruild worden.
Tijdelijk niet bewoonde kamers worden zo nodig èn zo mogelijk door Dennenoord opgeknapt en/of verbeterd. De mogelijkheden daartoe zijn soms beperkt en wanneer werkzaamheden in een paviljoen urgenter zijn moeten opknapbeurten aan personeelskamers wel eens wachten. Gelukkig weten veel bewoners er dan toch wel een gezellige kamer van te maken!
Iedere bewoner is verantwoordelijk voor eigen kamer en inventaris. Gezamenlijk is men verantwoordelijk voor een goed gebruik van de gemeenschappelijke ruimten.
Normale defekten en gebreken of slijtage, buiten toedoen van de bewoner(s) ontstaan, zijn voor rekening van Dennenoord. Schade, ontstaan door opzet of nalatigheid van de bewoner(s) moet worden vergoed.
Bij vertrek van een bewoner, moet de kamer schoon en ‘in oorspronkelijke staat’ worden afgeleverd. Als regel is dit geen probleem!
Er wordt nogal eens kritiek geuit op ‘de flats’ en de bewoning daarvan.
Men vergeet dan vaak dat deze jonge mensen op onregelmatige tijden moeten werken en daardoor ook op onregelmatige tijden aan ontspanning toekomen.
Het bewonersreglement komt hieraan tegemoet met soepele regels waarbij wordt gesteld: Anderen niet hinderen.
Het nadeel van intern wonen is dat men niet ‘los’ komt van het werk. Een voordeel kan zijn dat men elkaar beter kent en men onderling steun kan vinden of geven, terwijl het hoofd internaat er op de achtergrond ook is bij problemen van allerlei aard.
Waardering voor het feit dat in elke flat de meerderheid van de bewoners kans ziet, om zich redelijk te schikken in beperkingen die deze vorm van wonen nu eenmaal oplegt is zeker op z’n plaats.

B.B.

blz. 11 – Uitleenmagazijn

UITLEENMAGAZIJN

Reeds lange tijd bestaat de mogelijkheid, om allerhande zaken te lenen in het Vormingscentrum.
Daar werd en wordt bijzonder druk gebruik van gemaakt.
Sinds kort hebben we een UITLEENMAGAZIJN ingericht in het Vormingscentrum.

WAT KAN ZOAL GELEEND WORDEN?

Er is een groot aantal mogelijkheden – de materialen zijn talrijk, o.a.:

  • legpuzzels;
  • allerhande spelen voor 1 persoon of 2 personen;
  • rangschik- en aanlegspelen;
  • memory’s;
  • gezelschapsspelen;
  • buitenspelen zoals croquet;
  • jeu de boules; grote tafel- en vloerspelen (zoals kegelen);
  • 60 steeds wisselende diaseries;
  • dia-projectoren en schermen;
  • muziekinstrumentjes;
  • poppenkast;
  • poppen;
  • verkleedkleren;
  • boeken over spelen en spelletjes;
  • voorleesboeken;
  • cassettebandjes;
  • en nog veel meer.

LENEN en TERUGBEZORGEN kan vanaf 3 september uitsluitend van MAAANDAG t/m VRIJDAG tussen 13.00 uur en 14.00 uur des namiddags.
We hebben dan rustig de tijd om een ieder goed te helpen en van advies te dienen.
Ook streven we ernaar om de uitleen enigszins aan tijd te binden (veertien dagen).

Alles wat nu in het uitleenmagazijn verzameld is, kwam daar door vragen, ideeën, suggesties, opmerkingen van u allen. Wij blijven ons daar graag voor openstellen.
Kom gerust eens kijken tussen 13.00 uur en 14.00 uur.

Rekreatiewerkers,
Liesbeth
Joke
Jannie
Frans
Paul
Toestel 229

blz. 12 – Pensioenfonds P.G.G.M. – Wijze mensen?

PENSIOENFONDS

blz. 13 – Zomerfeest – Volleybal

ZOMERFEEST 1979

Onder een stralende zon kon na veel voorbereiding op woensdag 29 augustus j.l., het zomerfeest van start gaan.
Om half negen waren alle medewerkers aanwezig en hadden de opdracht hun kale stand aan te kleden.
Om plm. half tien had het kermisstraatje voor Het Vormingscentrum, een feestelijke aanblik.
Mevr. Ates, die voor de 20e keer met haar oliebollenkraam aanwezig was, werd op passende wijze in de bloemetjes gezet.
Het feest kon een aanvang nemen.
De bewoners van Dennenoord namen enthousiast deel aan de vele spelen, genoten van de lekkernijen, draaiden in de molen en wisten niet van ophouden. Heel bijzonder kan worden genoemd, dat het begeleidende personeel, de medewerkers en de bezoekers veel inspanning toonden om de Dennenoorders zo optimaal mogelijk te laten genieten.
Niet alleen de attrakties vóór het Vormingscentrum, doch ook het treintje dat regelmatig over het Dennenoord-terrein reed, de uitstekende verzorging van de muzikale omlijsting van de interne Radio Omroep, de verzorging van de inwendige mens, en tot slot het kuipsteken, maakten het dagprogramma van het zomerfeest zeer geslaagd. Als afsluiting was er ’s avonds gelegenheid tot het bijwonen van het feestprogramma in de grote zaal, waarvan velen gebruik maakten. Er werd zeer genoten van het optreden van ‘Les Beusons’, ‘Henk Out’ en de ‘Havenzangers’.

Alles bij elkaar zijn de inspannende voorbereidingen het ten zeerste waard geweest.

VOLLEYBAL – JA GEZELLIG

Wilt u nog meedoen aan de jaarlijkse Volleybal competitie 1979 / 1980 Dennenoord?
Het kan nu nog, sluiting van de opgave is 1 oktober 1979.
De regels voor het opgeven zijn:
Een ieder speelt alleen met die afdeling mee, waar ze op dit moment werkzaam is, dus geen contracten of i.d. aan spelers van een andere afdeling.

Er wordt 1 à 2 avonden in de maand gespeeld in de gymzaal van het Vormingscentrum.

Men dient steeds met 7 spelers(sters) OP TIJD aanwezig te zijn.

Opgeven kan alleen voor 1 oktober a,s, bij Piet Miske, toestel 430 Technische Dienst.
Dus per afdeling opgeven.

Sportraad

  • Woensdagmiddag 31 oktober: voor de kinderen de tekenfilm ‘Pedro’s wonderbaarlijke wereldreis‘ en ‘Woody Woodpecker
  • Woensdagavond 31 oktober: ‘Butch Cassidy and the Sundance Kid

blz. 14 – Zeevissen – S.O.P.

ZEEVISSEN

Enige tijd geleden was er sprake van om een dag te gaan zeevissen. Alles was reeds in kannen en kruiken, doch ter elfder ure werd deze dag alsnog geannuleerd. De weergoden waren ons toen dusdanig gezind dat het onverantwoord zou zijn om de zee op te gaan. Een nieuwe dag moest worden afgesproken.
Vrijdag 7 september was het dan eindelijk zover. Tegen half zes in de ochtend hadden de eersten zich reeds bij de Schakel verzameld en enkele minuten later kwamen ook de andere deelnemers daar.
In totaal waren er negen enthousiastelingen.
We vertrokken in twee personenauto’s naar Den Helder, waar we tegen 7.45 uur arriveerden.
Nadat aan boord hengels waren gehuurd en een plaatsje aan de reling was gezocht, voeren we de Noordzee op, richting visgronden.
Het weer was zeer goed, de zon scheen en er stond een lichte bries, zodat niemand bang hoefde te zijn om zeeziek te worden. Bovendien was de stemming opperbest.
Na ongeveer anderhalf uur varen probeerden we voor de eerste keer ons geluk. Dit leverde niet al te veel op, zodat al gauw besloten werd om wat verder te varen. Daar werd andermaal een poging ondernomen om wat vis te verschalken. Nu lukte het beter. We waren boven een school vissen terecht gekomen, wat tot gevolg had dat iedereen nu wel vis ving, soms drie of vier tegelijk. Dit duurde ongeveer een half uurtje, waarna het afgelopen was. Ook nu voeren we weer verder om het op een andere plaats nog eens te proberen.
Tot ruim twee uur ’s middags hebben we gevist, waarna we naar de haven terugkeerden.
Op de terugreis hebben we nog een stop gemaakt, wat gezellig zitten eten en nagekaart over deze dag.
Eenstemmig waren we van mening dat het een zeer geslaagde dag was en zeker voor herhaling vatbaar.
We hopen dan op wat meer deelnemers.

E. Hemrica

blz. 15 – Mutaties

blz. 16 – Kerkdienst – Advertenties – Dankwoorden – Puzzel

KERKDIENSTEN IN DE ONTMOETINGSKERK

  • 4 oktober, 15.30 uur: Eucharistieviering in het Vormingscentrum door pastoor F. Sleegers.
  • 7 oktober, 9.45 uur: Ds. W.M. van Lynden. Kollekte voor de bootvluchtelingen in Vietnam. 19.00 uur: Ds. W.M. van Lynden.
  • 14 oktober, 9.45 uur: Ds. B. Oosterhoff. Kollekte voor Ho Shuk Wun. 19.00 uur: Ds. B. Oosterhoff.
  • 21 oktober, 9.45 uur: Ds. S.W.R. Polman. Kollekte voor Kliniek Norma Eyken in Suriname. 19.00 uur: Ds. S.W.R. Polman.
  • 28 oktober, 9.45 uur: Ds. J.W. Vlaanderen. Kollekte voor Raad van Kerken in Zuidlaren. 19.00 uur: Ds. J.W. Vlaanderen.

ADVERTENTIES

HARTELIJK DANK

Gaarne wil ik de direktie en het personeel van de linnenkamer bedanken voor de mooie fruitmanden, en verder iedereen voor de mooie kaarten die ik heb ontvangen tijdens mijn verblijf in het ziekenhuis.

Aly Venema

WIST U ….

  • …. dat meneer Sonneveld in een klein kamertje op het Hoofdgebouw werkt(e)?
    • Reaktie van een personeelslid:
      • ‘Ja, en als je daar binnenkomt, sta je gelijk met de rug tegen de muur ….
    • Zou dat letterlijk of figuurlijk bedoeld zijn?

GEEN PUZZEL

Deze keer geen puzzel. Tussen de stapel kopy welke ingeleverd was, vonden we wel een puzzel, maar deze was zo onduidelijk, dat het voor de lezer een nog grotere puzzel zou worden om het te lezen. De oplossing van de vorige maand plaatsten wij wel:

DANKBETUIGING

Graag wil ik iedereen heel hartelijk bedanken, die er toe bijgedragen heeft om de dag van 29 augustus, waarop ik mijn 25-jarig jubileum mocht vieren, zo prettig te doen verlopen.
Het was een heel bijzondere dag. Waarop ik door zovelen verwend ben. En heus niet alleen met cadeaus, maar door te komen, door op te bellen, en de vele brieven en kaarten die ik mocht ontvangen.
Telkens verwonderde ik mij er over, dat het van mensen kwam, die ik in geen jaren meer gezien had. Zelfs op de receptie waren die aanwezig.
Uitzonderingen wil ik liever niet maken, want ik vond alles geweldig, maar wel wil ik een uitzondering maken, voor mijn dagelijkse medewerkers, die alles in het paviljoen zo gezellig gemaakt hadden, dat je er wel ontroerd van moest worden. De foto die ik kreeg van al de dames en heren, was voor mij een enorm grote verrassing.
Verder wil ik ook nog een uitzondering maken, voor de dames en het personeel uit Paviljoen 10, die in zo’n grote getale aanwezig waren.
Ook Zuster Sikkens uit de Enk, die mij een bloemetje kwam brengen uit eigen tuin. ‘Dikke deugniet’, zei ze altijd tegen mij, als ik de boel op de zolder in Paviljoen 20 op stelten zette. Ja, onwillekeurig, kom je tot uitzonderingen en ik wilde het eigenlijk niet doen. Maar het was zo’n fijne dag voor mij, terwijl ik het eerst door omstandigheden op Dennenoord, ook nog over wilde laten gaan. Gelukkig, dat vele mensen mij gezegd hebben, dat ik er later spijt van zou krijgen. Dankbaar was ik dan ook, voor de hartelijke woorden van Dr. Schroor en dat hij er steeds bij was die dag.
Ach, ik weet niet wat ik nog meer moet zeggen. Mijn wens is, dat het Dennenoord goed mag gaan. Laten we met zijn allen, hier niet voor vergeten te bidden. Want gaat het met God niet, zonder Hem gaat het helemaal niet.
Dat heb ik, ook in mijn persoonlijk leven, al die jaren door wel ondervonden.
Nogmaals hartelijk dank

C.C.A. v.d. Galiën

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.