Noorder Sanatorium

Extra informatie Noorder Sanatorium

Een symphonie van steen, glas en staal:

“Een symphonie van steen, glas en staal”, zo werd het Noorder Sanatorium vlak voor de opening in 1935 in het Groninger Dagblad omschreven. De Groningse architect Egbert Reitsma (1892-1976) liet zich inspireren door de bouwkunst van de Amsterdamse School en het werk van architect W.M. Dudok, en het resultaat was een eigenzinnig modernistisch gebouw, opgetrokken uit zachtgele steen. Door de opvallend ultramarijn betegelde penanten aan de voorgevel werd het gebouw in de volksmond al snel “Het Blauwe Paviljoen” genoemd. Het was gebouwd als open afdeling van het aan de andere kant van de Stationsweg gelegen krankzinnigengesticht Dennenoord. Het Noorder Sanatorium was bestemd voor patiënten die zonder rechterlijke krankzinnigheidsverklaring konden worden opgenomen. Deze patiënten werden ook wel zenuwlijders genoemd. Het was het einde van de negentiende eeuw een tamelijk nieuw verschijnsel dat patiënten zich vrijwillig lieten opnemen. In de ‘gesloten’ afdeling kon niemand zonder wettelijke toestemming het gesticht verlaten. Het Noorder Sanatorium was bedoeld als een rusthuis voor zenuwzieken. De term sanatorium roept de associatie op met een gewone kliniek voor t.b.c. patiënten, waar de patiënten door licht, lucht en zon genazen. In die tijd waren er nog geen medicijnen voor geestezieke patiënten en men dacht dat ook psychiatrische patiënten op die manier konden worden genezen. Frisse lucht, daglicht en gesprekken waren de enige vorm van therapie.

Het gebouw:

Reitsma streefde naar een vormgeving die goed aansloot bij de psychiatrische functie van het gebouw. Zo is een functioneel gebouw ontstaan, dat logisch voortkwam uit de eisen die er aan werden gesteld. Hij koos voor een torenachtig middengedeelte, waaruit vier niet geheel identiek geknikte vleugels ontsprongen. Deze constructie maakte het mogelijk dat de patiëntenvertrekken, die zich in de vleugels bevonden, steeds op zuid, zuid-oost of zuid-west waren georiënteerd en daardoor zo veel mogelijk door zonlicht beschenen werden. De vleugels aan de voorzijde van het gebouw hebben twee bouwlagen en aan de achterkant elk één bouwlaag. In elke vleugel was een aparte categorie patiënten ondergebracht. In de twee voorste vleugels verbleven de rustige patiënten en aan de achterkant van het gebouw waren de vertrekken van de onrustige patiënten. Hier bevonden zich ook de isoleercellen. In die tijd was het heel gebruikelijk om in inrichtingen een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen aan te brengen. Zo kwam de tweede onderverdeling, die tussen mannen en vrouwen, tot stand. Het centrale gedeelte met de toren omvat vier verdiepingen. In de hal bevonden zich de kamer van de geneesheer-directeur, de portiersloge en administratieruimte, en de wacht-, spreek- en onderzoekskamer. In de toren rond de vide bevonden zich de vertrekken van het verplegend personeel.In de ontvangsthal zijn kostbare en representatieve materialen toegepast, zoals prachtig zwart natuursteen en Italiaans zwart-wit geaderd marmer. In de opgaande verdiepingen in de toren zijn minder kostbare materialen verwerkt. In de vleugels is de keuze voor het materiaal vooral bepaald door het praktische doel. Geïnspireerd door de architectuur van de Amsterdamse School heeft Reitsma het accent op de horizontale lijnen gelegd. Dit effect heeft hij bewerkstelligd door middel van brede horizontale voegen tussen de stenen, de verticale voegen zijn in verhouding smal. Om toch geen hele lange gangen te creëren, heeft Reitsma in elke gang een knik gemaakt. In deze knik bevindt zich een rusthoekje met een vaste bank. In tegenstelling tot de andere ramen in het gebouw worden de ramen in deze zit hoekjes niet door spijlen onderbroken en bleef het ruitoppervlak groot. Reitsma heeft veelvuldig gebruik gemaakt van hoeken. De vorm van de vertrekken vertoont dan ook een grote variatie; zo zijn er vierkante, vijfhoekige en zeshoekige ruimten. In totaal waren er vroeger ruim 400 vertrekken, met een totale oppervlakte van ongeveer 5000 m2. Opvallend zijn ook de lichtstraten in de zijvleugels. In het dak bevinden zich lichtkoepels en er is glas in de vloeren van de eerste verdieping aangebracht. Zo kan ook in de gangen van de begane grond daglicht doordringen, zelfs als alle deuren naar de gang dicht zijn. Dit paste in de filosofie van de psychiatrie uit die tijd, dat men genezen kon worden door lucht en zonlicht. Het sanatorium is in sterke mate kubistisch; net als Dudok groepeerde Reitsma blokvormige bouwvolumina. Vooral in de toren is dit goed te zien. Het contrast tussen het bakstenen torengebouw en de rijk met ramen bedeelde vleugels is groot. Hier zijn de elementen van de Amsterdamse School en het Nieuwe Bouwen geïntegreerd. Als gevolg hiervan is het karakter van het gebouw rustig en open tegelijk geworden.

Het glas-in-loodraam:

Het glas-in-loodraam is het enige element in het gebouw dat niet door architect Reitsma ontworpen is, maar door Jan Wijkmans, een tamelijk onbekend glaskunstenaar, die in de Nederlandse kunst geen rol van betekenis heeft gespeeld. Er is ook betrekkelijk weinig over hem bekend. Hij ontwierp dit raam in het atelier van NEG (Noordnederlandse Electrische Glasslijperij te Groningen). Het bijzondere glas-in-loodraam in het torengebouw domineert het trappenhuis en beslaat vrijwel de hele noordelijke wand. Het is één geheel en wordt niet door de vloeren van het trappenhuis onderbroken. Het raam is van grote kunsthistorische waarde; alleen al de afmeting van 125 m2 is een zeldzaamheid in de Noord-Nederlandse glas-in-loodschilderkunst. Interessant is dat Wijkmans in het raam met verschillende vormen en technieken experimenteerde, waardoor het raam als het ware een staalkaart is geworden van de diverse ontwikkelingen in de Nederlandse glas-in-loodkunst van die tijd. Wijkmans heeft zijn vormgeving duidelijk aan Reitsma’s  architectuur aangepast. Het raam ondersteunt de architectuur en de functie van het torengebouw: een zeer representatief raam bij de opvang boven de monumentale hal, een speels en instructief raam voor de verpleging op de tweede etage en kleurige, maar sterk lichtdoorlatende ramen op de bovenste etages. Anderzijds staat het raam als kunstwerk op zichzelf. De brandschilderingen in het raam (die veel symboliek bevatten) beperken zich tot de onderste twee verdiepingen. Het bestaat uit twee bijbelse voorstellingen (Handelingen 5:16 en Lucas 11:34) die een eigentijdse uitdrukking zijn van het gereformeerde gedachtengoed. Naar elk van die taferelen wordt verwezen door een bijbel tekst die midden-onderaan is aangehaald. Het eerste raam, dat zich tussen de begane grond en de eerste verdieping van het torengebouw bevindt, is voorzien van een een wandvullende voorstelling van Petrus genezing van de zieken. Zwevend op het middengedeelte van het tweede raam, één verdieping hoger, wordt het eveneens bijbelse verhaal van de barmhartige Samaritaan uitgebeeld. De strekking van de afbeeldingen is duidelijk: het verzorgen en verplegen van de geesteszieke medemens als gevolg van de Bijbelse opdracht van barmhartigheid.

De tuin:

De sfeer van openheid en rust die Dennenoord met deze open afdeling indertijd wilde uitstralen. vonden hun uiterste vervolmaking in de tuin, naar ontwerp van de Glimmense tuinarchitect Jan Vroom jr. (1893-1958). Vroom kwam uit een familie die sinds generaties was gespecialiseerd in het ontwerpen en aanleggen van tuinen. Het is uniek dat men zo’n grote tuin (ruim zeven hectare) bij een dergelijk modernistisch gebouw aantreft. Alle bekende gebouwen van de Amsterdamse School, De Stijl en het Nieuwe Bouwen werden in steden gebouwd, waar zelden genoeg grond beschikbaar was voor een grootschalige tuinaanleg. Daarom was het een bijzondere opdracht voor de tuinarchitect, die de ruimte en voldoende financiële middelen tot zijn beschikking had, om dit destijds moderne gebouw met de bosrijke omgeving te verbinden. In 1934 ontwierp Vroom de tuinaanleg van het Noorder Sanatorium. Hij ging uit van het principe dat een tuin zich altijd aan moest passen aan het gebouw dat in de tuin staat. Hij koos daarom voor een regelmatige tuinaanleg in de directe omgeving van het gebouw, die langzaam overliep in een meer landschappelijke vormgeving in de rest van de tuin. Om zijn doel te bereiken paste hij de zogenaamde ‘gemengde tuinstijl’ toe, die bestond uit de vermenging van de regelmatige tuinvormen van bijvoorbeeld de Franse baroktuinen en de meer Engelse landschappelijke vormen uit de achttiende eeuw.  Toen Jan Vroom in 1933 voor het eerst overleg had over het te maken tuinontwerp voor het Noorder Sanatorium, trof hij ter plaatse een groot bos aan. Ten behoeve van de bouw werd allereerst een groot deel van het bos gekapt. Vroom liet het bos achter en aan beide zijkanten van het sanatorium grotendeels intact en aan de openbare weg bleef de transparante boombeplanting eveneens gehandhaafd. Door een vijver aan te leggen kwam grond beschikbaar om het terrein waarop het Noorder Sanatorium zou worden gebouwd op te hogen. Door de spiegelwerking van het gebouw in het wateroppervlak van de vijver leek de hoogte van het torengebouw te verdubbelen. Aanvankelijk stuitte het plan om een vijver voor het sanatorium te leggen op veel weerstand. Een vijver, zo meenden de artsen, kon de patiënten wel heel gemakkelijk tot zelfdoding aanzetten. Uiteindelijk mocht de vijver er toch komen, als hij maar niet dieper dan 70 centimeter zou zijn. De parkachtige tuinaanleg is omstreeks 1935 gerealiseerd. Aan de zuidzijde van het gebouw is een stelsel van heggen, tuintrappen en een terrasmuurtje aangelegd. Het gebied tussen de vijver en het gebouw wordt geheel bepaald door rechte lijnen en de beplantingsvormen zijn strak. Voor het gebouw bevindt zich een verdiept gazon, met rode bakstenen trappen en bloembakken. Het terrein wordt aan de straatzijde gemarkeerd door een uit baksteen opgetrokken kubus met het opschrift ‘Noorder Sanatorium’. Voor het overige is het terrein, geheel in de geest van een ‘open inrichting’, begroeid met lage hagen en struiken. De vleugels aan de voorzijde van het gebouw gaan over in een tuinmuur met windschermen van gewapend glas. Tussen de vleugels bevinden zich gesloten binnentuinen. Het beeld van de beplanting is sinds de aanleg totaal veranderd. De in 1935 en 1948 aangelegde beplanting is voor een belangrijk deel nog aanwezig en uitgegroeid tot volwassen bomen en struiken. Daarnaast is op een aantal plekken delen van de oude beplanting vervangen door jonge beplanting en zijn andere soorten ingeplant.

1940 – 1945:

Tijdens de jaren 1940-1945 moest het Noordersanatorium op last van de Duitse bezetter worden ontruimd. De patiënten werden overgeplaatst naar Dennenoord, totdat ook dit complex door de Duitsers werd ingenomen. Alvorens beide gebouwen weer in gebruik konden worden genomen, dienden ze na de bevrijding enkele maanden als districtsgevangenis voor politieke delinquenten.

Tot slot:

Het Noorder Sanatorium is in twee opzichten van monumentaal belang. Het is de getuigenis van een belangrijke omslag in de psychiatrische geschiedenis van Nederland. Maar het is ook architectonisch gezien een bijzonder gebouw, want waar in Nederland staat zo’n fraai voorbeeld van de Amsterdamse School in zo’n bosrijke omgeving?

 (Bron: ‘Het Noorder Sanatorium te Zuidlaren’, Geschiedenis en architectuur van een psychiatrisch monument’, Jan Hein Furnée en Dr. Jan H.G. Jonkman, Zuidlaren 1994)

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.