Fam. Miedema
Na sollicitatie procedure en aangenomen te zijnde , àànkomst 4 december 1939 plm 2 uur, melden hoofdgebouw, afgehaald door het hoofd van paviljoen 11. Deze mijnheer werd aangesproken met Vader. Even een gevoel van dat is nu onze Vader, die. Wij gingen samen naar paviljoen 11, het was daar theetijd. Werd voorgesteld aan een vrij omvangrijke dame, die zich moeder liet noemen. Als geboren Fries had ik een heit en mem en kreeg nu een vader en moeder erbij. Het verschil was groot, vooral wat het aantal kilo’s betrof . Vervolgens werd ik voorgesteld aan een aantal mannen, die zich broeder lieten noemen. Gevoelens, die in mij opborrelden zijn moeilijk te beschrijven. Na het drinken van een kopje thee, volgde een verkenning door het paviljoen. Wat was ik blij met mijn Vader, een grote forse man waar je je heel gemakkelijk achter kon verschuilen. Wat stond mij nu allemaal te wachten. Allemaal mannen in een gestreept kostuum. Maar verder viel het erg mee, er werd met verschillende mensen een praatje gemaakt, althans door mijn Vader. Veel begreep ik er niet van. Sommigen spraken zo, dat ik even moest denken aan het spreken met tongen, maar mijn Vader begreep het heel goed, tenminste dat was mijn indruk. Wat was ik blij toen we boven kwamen. Daar waren slaapzalen en keurig opgemaakte bedden. lk liep daar dan ook heel keurig naast mijn Vader.
Na deze rondgang werd mij een heel verhaal verteld over de afdeling, hoe er gewerkt werd en vooral de huisregels. Eén van de regels werd nogal eens herhaald’ ik moest om 10.00 uur ’s avonds weer thuis zijn, want paviljoen 11 was van nu af aan mijn huis. lk had ook een eigen kamertje. ’s Avonds om 10.00 uur werd de dag als beëindigd beschouwd en afgesloten met Bijbellezen en gebed. Nu was Bijbellezen en bidden voor mij niet vreemd, maar ik heb er lang over gedaan om te verstaan wat er gelezen en gebeden werd. Waar ik op school een H voor moest plaatsen, daar werd hij hier gewoon weggelaten en waar ik hem nooit voor mocht plaatsen, daar werd hij er hier zonder,,, probleemen voorgeplaatst. Het zal wel verschil in opleiding zijn geweest. Trouwens ook geen wonder, want ik ben geboren in Niawier en daar komt geen H in voor.
De volgende dag mijn eerste werkdag.Er was toen al sprake van praktijkbegeleiding, want ik moest met een gediplomeerde broeder mee naar boven; de mensen moesten gewekt worden en kregen hun kleding terug, die ze de avond te voren ingeleverd hadden. Wassen, aankleden, allemaal klaar dan naar beneden en eten. Wij bleven boven, want het eigenlijke werk begon nu pas, bedden opmaken, slaapzalen, w.c. schoonmaken enz. Van 10.00 – 10.15 uur koffiedrinken beneden in de keuken, zittend op het aanrecht of op een krukje of staande. Vader en moeder kwamen daar ook, moeder kreeg een glas karnemelk. Waarom werd mij pas veel later duidelijk. Het was vanwege de omvang, alhoewel er werd suiker toegevoegd .
Daarna weer naar boven, schoonmaken. Om 11.30 uur naar beneden, we moesten eten halen van de centrale keuken. Hiervoor werden draagstokken gebruikt, daar kwam dan een aker of gammel met eten aan te hangen . Er werden patiënten gevraagd om mee te gaan. Hiervoor waren liefhebbers genoeg. Wij brachten dan ook eten naar paviljoen 12 en paviljoen 6. Dit waren afdelingen, waar vrouwen werden verpleegd. Het was toen nog zo, dat men sprak van een zwak en een sterk geslacht.Vandaar de plicht om voor het zwakke op te komen en je diensten aan te bieden. Terug op de afdeling. De tafels zijn inmiddels gedekt. Wit zeildoek als tafellaken. De heren worden aan tafel genodigd, er wordt voorgegaan in gebed, daarna wordt het eten op de borden geschept, vlees verdeeld en er wordt gegeten. Even wennen aan de hoeveelheden die naar binnen worden gewerkt; intussen wordt er hier en daar aan iemand medicijn gegeven. Na afloop van de maaltijd wordt er uit de bijbel gelezen, een psalmvers gezongen en gedankt. Opvallend hoe goed een broeder kan zingen. Hier en daar wordt op een wat schuchtere toon mee gezongen. Zaaldeuren gaan weer open, de mensen begeven zich of naar buiten en gaan rondjes lopen in de omheinde tuin, anderen blijven zitten en slapen in, weer anderen gaan sjoelen. Nu verschijnt onze Vader ook en gaat met de heren sjoelen. Geweldig goed, hoge ogen worden gegooid, zeker niet de eerste keer dat men dit doet. Voor mij is de eerste morgen voorbij van 7.00 – 1.00 uur?; vrij tot 5.00 uur. Daarna van 5.00 – 8.00 uur weer dienst doen. Samen met mijn begeleider. De diensturen heb ik met name de eerste dagen steeds dicht in zijn nabijheid doorgebracht. ln de periode van 5.00 – 8.00 uur werd er weer gegeten, broodmaaltijd en een bord pap, havermout of griesmeel, van die dikke, van die. nu laat maar. Daarna werd er weer gesjoeld, gedamd, geschaakt en krant gelezen. Om 7 uur ging de zaaldeur open en wie stond er in de deur, Vader! Hij riep: ,,Welterusten heren” en wonder boven wonder, in grote getalen ging men zonder tegenspreken naar boven. Dat had heit moeten zien. Wat had Vader een gezag. Enkelen bleven zitten of ze niets hadden gehoord. Het was geen ongehoorzaamheid, nee ze mochten opblijven tot 8 uur. Mijn begeleider gaf mij een teken om hem te volgen. Wij moesten er bij zijn en toezicht houden op de mensen, die naar boven waren gegaan. De kleding werd keurig opgerold en op de gang op een daarvoor bestemde plaats neergelegd. Pyjama’s heb ik niet gezien, maar het was niet zo erg. Het hemd hing tot over de kuit. Waar die lengte overdag opgeborgen werd, heb ik me toen niet afgevraagd. Het was 8 uur geworden en ik was vrij. Deze dienst werd dan enkele dagen achtereen gedaan, daarna volgden anderen diensten, o.a. keuken, achterzaal, late diensten, zowel voor als achter. Na zo’n 14 dagen mocht je enkele bezigheden alleen doen. Je zou kunnen zeggen, de vooropleiding gebeurde in de praktijk. Dit zijn wat indrukken van een eerste dag, die je zijn bijgebleven. Misschien zijn er tegenwoordig wel mensen, die graag wat dieper zouden willen gaan. Er moet toch wel veel meer zijn, is het wel goed verwerkt enz. Laat het verder maar rusten.
Dan volgt een periode tot 1943, de opleiding tot verpleger. Een verpleegkundige was er toen nog niet. Je werd na veel inspanning broeder. Voor dames was het veel aantrekkelijker, die werden zuster en dat kon je zien, want na het behalen van het diploma mochten zij zich tooien met kap en sluier. Als je zo iemand zag in vol ornaat, werd je stil en devoot. Je zag ze ook niet lopen, nee, zij zetten hun schreden, “geweldig mooi”. Mijn inspanning werd bekroond met een kruisje en dezelfde dag nog ondergedoken vanwege des vijands druk. In de voorgaande en volgende periode, laten we zeggen 40/45, is er veel gebeurd. Dennenoord was wel een eiland, maar de gevolgen van bezet Nederland zijn aan Dennenoord niet voorbijgegaan. Er mag gezegd worden, het was hier een broeinest van ondergronds gewroet, een lustoord voor onderduikers. Het beeld van Vader en Moeder onderging ook een hele verandering, het werd minder scherp. Het gezag stond minder stevig, kortom enkele fundamenten vertoonden scheuren. De verhouding patiënten-personeel onderging eenzelfde verandering. De zekerheden, die tot dusver zeker waren, verloren hun kracht. De onmondigheid van patiënten en personeel toonde verschijnselen van mond openen. Bevel is bevel, ging steeds minder goed functioneren. Voor mij is de grote verandering in de psychiatrie begonnen in de laatste oorlogsjaren. Patiënten, die jaren onder een liefdevolle bezetting geleefd hadden, kregen door oorlogsomstandigheden, evacuaties, de mogelijkheid om op eigen benen te staan en tot veler verwondering gingen deze mensen lopen en het bleek dat ze niet alleen konden lopen, ze hadden ook nog een eigen mening. De volwassenheid van zowel patiënten als personeel begon zich te bevrijden. De bevrijding van Nederland heeft geduurd van 40-45. Het proces, waar ik op doelde, wat de psychiatrie betreft, is een voortgaande ontwikkeling. De op gang gekomen bevrijding van knellende banden kreeg in 1952 een geweldige stimulans en wel in de vorm van Largactil. De geschiedenis leert, dat bevrijders het gevaar in zich dragen om op hun beurt bezetters te worden. Zo blijft er een voortdurend gevecht om bevrijding . De elektro-shock-behandeling heeft inmiddels ziin hoogtepunt gehad. Het was een wat robotachtige bevrijder, die soms geweldige successen op z’n naam wist te brengen, maar vanwege z’n wispelturigheid niet altijd gewaardeerd werd. Zo ongemerkt zijn bij mij allerlei beelden vervaagd of verdwenen. Vader en Moeder, de kap en de sluier, men kent en vindt hun plaats niet meer.
De ontwikkeling gaat door. Vormingswerk doet haar intree. De verpleging laat zich allerlei zaken uit de hand nemen. Concurrenten of mede-bevrijders, er wordt verschillend over gedacht. De dokter, die wist tot dusver z’n onschendbaarheid en ongenaakbaarheid te handhaven. Deze werden op afstand gegroet met de hoed in de hand. Over hoeden gesproken, waar is mijn hoed gebleven. Misschien heeft het te maken met de hoed in de hand. Maar ook de vesting van de heren doctoren wordt bestormd. De psycholoog doet zijn entree. Ter verduidelijking wat een psycholoog is. Het zijn mensen, die alles weten wat een ander ook weet, maar ze zeggen het zo, dat niemand het meer begrijpt. Er gaat een geweldige bevrijding van uit, niemand blijft zichzelf. De zo juist genoemde vesting vertoont scheuren en hier en daar stort er een met donderend geraas in elkaar en het blijkt dat er een gewoon mens in verscholen zat, wat een bevrijding!
Als u het verhaal tot zover wat verwarrend hebt gevonden, is de vermoedelijke oorzaak, dat ik een heel belangrijk persoon vergeten ben, n.l. de dominee. De figuur, die als een gouden draad door dit verhaal eruit had moeten springen. Het zij u allen bekend, dat deze mensen in alle stilte hun werk doen. Je ziet ze niet, maar ze zijn merkbaar aanwezig. U vraagt of het altijd zo is geweest, mijn ervaring is, dat ook bij deze mensen een bevrijding heeft plaatsgevonden. Ook zij mogen komen en gaan zoals ze zijn. De belangrijkste man moet nu ook worden genoemd. De spil waar alles om draaide, die zijn heerschappij over heel Dennenoord en ver daarbuiten liet gelden. De directeur, ook wel genoemd de Paus van Dennenoord. Hopelijk begrijpt u mijn schroom om over deze figuur iets te schrijven.
Zijn troon stond in een ivoren toren. Het was zo overweldigend, groots, dat wanneer iemand naderde, je mond open viel en men geen woord meer uit kon brengen. Er werd in zijn nabijheid dan ook niet gesproken, alleen geluisterd. Maar gelukkig ook hier heeft de bevrijding zijn werk gedaan. Wat een heerlijk gevoel geeft die bevrijding, alle banden zijn verbroken. Het is al gezegd, bevrijders hebben de neiging om bezetters te worden. Nederland heeft ondanks de bevrijding een probleem als geluidshinder gekregen. Waar wij voor op moeten passen, met name op Dennenoord, nu alle tongen los gemaakt zijn, niet opnieuw bezet gaan worden door de tong, want die is moeilijk in bedwang te houden. Overal verrijzen praatpalen, je moet praten, praten. Tegen of met wie geeft niet, maar praten, praten. Langs de weg van gesprek zal alles recht komen. De klacht, die veel gehoord wordt is, je wordt zo moe van al dat praten, wanneer kunnen we weer gaan werken. Worden we weer bezet gebied? ls vrijheid, gelijkheid en broederschap onze bezetter geworden? Misschien is mijn gehoor in deze 40 jaar iets afgenomen, ik meen gehoord te hebben een roep om leiding, een sterke man, iemand waar je je achter kunt verschuilen. Het zou mii niet verbazen, want de geschiedenis heeft de neiging zich te herhalen.
Het wordt nu tijd om deze impressie af te sluiten, anders val ik ook in herhaling. 40 jaar Dennenoord, veel mensen zien komen en gaan. Zowel patiënten als personeel. De meeste tijd doorgebracht in de directe omgeving en in de omgang met de patiënten. Wat heb ik van die mensen veel geleerd, als ik deze 40 jaar over zou moeten doen, dan weer als verpleger bij en met de patiënten.
A. Miedema
Het zou geen verbazing behoeven te wekken als na het lezen van deze woorden op meerdere plaatsen binnen Dennenoord even een stilte viel en men elkaar met een ongelovige blik in de ogen ging aankijken. Miedema afscheid nemen van Dennenoord? Kom nou, dat kan toch niet! Miedema en Dennenoord vormen immers meer dan 40 lange jaren een soort twee-eenheid. Het is bijna ongehoord zich iets anders voor te stellen. In het beleven van velen kan het niet anders zijn dan dat Miedema zo met Dennenoord vergroeid is geraakt, dat ze er beiden onuitwisbare sporen aan hebben overgehouden.
Nu zal de heer Miedema zelf de laatste zijn zulk een beeld te willen oproepen. Hij houdt niet van loos gepraat en dwaas gedoe, maar roept liever op tot een bevrijdende nuchterheid. Deze bevrijdende nuchterheid is dan echter wel iets anders dan een gevoelsarm pragmatisme.
Wie het genoegen heeft mogen smaken met hem samen te werken, weet er van te getuigen dat er altijd een zekere gedrevenheid bij hem waarneembaar was. Persoonlijk heb ik wel eens gedacht met een geroepene van doen te hebben, zij het dan niet uit UR der Chaldeeën, maar uit het heitelân der Friezen . Steeds heeft hij iemand willen zijn, die iets heeft uit te dragen, niet als een moralist, maar vanuit een gevoel van werkelijke betrokkenheid bij de gebeurtenissen en met de mensen om hem heen.
lk kan mij niet herinneren of hij het ooit met zoveel woorden heeft gezegd, maar ongetwijfeld heeft hij in deze opstelling iets willen neerleggen van een oprecht pogen de christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken gestalte en inhoud te geven. Hij heeft dit op een eigen wijze gedaan, naar eigen stijl en karakter.
Opgemerkt mag worden, dat ze beiden als kenmerkend voor zijn persoon nadrukkelijk aanwezig waren, zowel stijl als karakter. Alle gebeurtenissen in het leven zullen moeten worden gezien in het licht van de tijd waarin ze hebben plaatsgevonden. Als wij zo terugblikken dan is er veel in het werkzame leven van collega Miedema geweest, dat de toets der kritiek dubbel en dwars kan doorstaan. Velen die hem als hulpverlener of als leidinggevende hebben ontmoet, zullen hem dankbaar zijn, voor hetgeen hij op zijn eigen wijze aan hulp en steun heeft kunnen en willen bieden. Het zou te ver voeren dit breeduit te verwoorden en Miedema zou dit zelf mogelijk ook liever niet willen.
Wat wij wel kunnen doen, is hem onze welgemeende en goede wensen meegeven, hetgeen wij dan ook beslist niet willen nalaten. Ongetwijfeld zal dit ook gebeuren op de afscheidsreceptie die zal worden gehouden . Zijn gevoelens voor recepties kennende, denk ik dat hij hiertegen traditiegetrouw erg zal opzien. Daarom zijn wij de heer Miedema ervoor erkentelijk, dat hij er niet van heeft afgezien, al zal hij er wellicht schertsend over hebben gerept. Broeder Miedema, want met deze aanduiding kennen wij u het allerbeste, wij wensen u van harte nog een lange en gezegende tijd toe, te midden van de u zo boeiende en steeds groeiende familiekring. Dat het u vanuit een toenemende innerlijke rust gegeven mag zijn te kunnen zeggen ,,Het was goed en zo is het goed”.
K. van der Meer