1898-99 – Jaarverslag fragmenten

Fragmenten uit het vijftiende jaarverslag der Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nerderland, Gevestigd te Utrecht, Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 Januari 1885, No. 35. 1896-97

Gestichtsbestuur:
Van ,,DENNENOORD”:
L.W. De Vries, Voorzitter
G.A. Bosch, Secretaris
S.S. Hofstra, Penningmeester
H. Klinkert
Geneesheer-Directeur:
Dr. J.H. Schuurmans Stekhoven

Bestuur

Al den Lezers en Lezeressen

Al den Lezers en Lezeressen

Genade en Vrede!

Aan den engel der Gemeente van Efeze schreef de apostel Johannes, op last van den verhoogden Zaligmaker, die tusschen de gouden kandelaren wandelt: ,,…..en gij hebt om mijns Naams wille gearbeid en zijt niet moede geworden.” Openb. 2:3. Niet moede worden, ook al is de arbeid zwaar en zijn onze krachten klein, en al ontbreken de minder aangename omstandigheden en ervaringen niet, zie, dat betaamt niet alleeen hun die geroepen zijn tot de leerling en regeering der Kerk, maar ook allen geloovigen in al den arbeid hunner ambten als profeten, priesters en koningen.
Niet moede worden. Dat zegt zóóveel. Ook voor onze Vereeniging, wier taak van jaar tot jaar in omvang en gewicht toeneemt, gelijk op  nieuw uit dit Verslag, over 1898, te zien is. Voortdurend grooter wordt het getal der diep bezochte medemenschen en medechristenen, die krankzinnigen worden genoemd. Het getal dezer kranken, aan de zorg onzer Vereening toevertrouwd, gaat reeds de duizend te boven. Nieuwe Tehuizen zijn ternauwernood geopend, of van alle zijden komen de aanvragen om plaats. Nauwelijks is eene Leening volteekend, of op nieuw zijn groote sommen noodig. En als het geld er is en de noodige gebouwen weder gereed zijn, wat zouden we er nog aan hebben, indien niet tientallen vrijwilligers de schare dienende broeders en zusters, die allengs aangroeit tot een klein leger des heils, kwamen versterken?
Niet moede worden. Dat zegt zóóveel. Inzonderheid voor hen, die dag aan dag zich bevinden te midden van de moeden en gebrokenen van hart, onder zooveel dat lichaam en ziel moede maken kan. Het zegt zóóveel, niet alleen zelf moed en lust en kracht te behouden, maar ook onvermoeid en onverpoosd mede te lijden met de lijdenden, het licht der christelijke opgeruimdheid te laten schijnen in die donkerheid; tot verademing der benauwden van geest, tot vertroosting der bedroefden van hart, tot opbeuring dergenen die nedergebogen zijn; tot gepasten omgang met ieder en allen naar hun bizonderen toestand van lichaam en ziel, naar den eigen aard van hun krankheid en leedgevoel.
Maar niet alleen de broeders en zusters, die in de christelijke verzorging van krankzinnigen en andere kranken hun levenstaak vinden, ook zij, die buiten de Gestichten in het belang der lijders arbeiden, hebben tegen het ,,moede worden” te waken en te bidden. Daar is rondom en in ons veel, dat ons lichtelijk aftrekt en doet vertragen. Hoe goed, hoe noodig is het daarom, steeds te bedenken, dat de eer van den Naam onzes God bij dit werk en bij onze getrouwheid der liefde is betrokken, èn dat Hij al wat noodig is zonder ophouden schenken wil dengenen, die in Zijnen weg naar het Woord Hem verwachten. Moge de kennisneming van dit Jaarverslag ook hiertoe dienen, dat in de openbare en de huiselijke gebeden, en in de binnenkamer, gedurig de arbeid der liefde onder de ellendigen worde gedacht, met dankzegging en smeeking. En zoo er onder ons mochten zijn, die in de klacht des Heeren: ,,dit heb Ik tegen U, dat gij uwe eerste liefde hebt verlaten,” vs. 4, ook hunne schuld op dit gebied zien ontdekt, dan bewerke de Geest Gods ons tot den ootmoed der oprechten, die, op Zijne genade hopend, wederkeert tot de eerste werken!
De arbeid voor Gods Naam en Rijk breidt zich uit aan alle zijden. Dat is voor alle ware belijders eene reden van vreugde, een drang tot ijver en tot verstandig overleg. Het eene werk mag niet lijden onder het ander, en geen enkel deel mag worden verwaarloosd. Wat we doen voor de kranken, geschiede niet ten koste der gezonden. De rechte ijver voor de barmhartigheid kan niet schadelijk zijn voor de Kerk en School en Zending; en allen die waarlijk voor deze hooge belangen ijveren, kunnen hun oor en hart niet sluiten voor de smarten en het gekerm van de voorwerpen der ontferming. Och, dat al Gods kinderen mochten opwaken tot den ijver der liefde des geloofs, en in elk werk Gods op zijne plaats en in zijne orde arbeiden, den korten tijd des daags die nog overig is. De nacht komt, waarin niemand werken kan. Eer een nieuw Verslag verschijnt, zal ook voor menigeen van U, lezers en lezeressen, de dag zijn ondergegaan in de donkerheid van dood en graf. Dan kunt gij uw geld, uw tijd, uw invloed, al wat God u als rentmeesters heeft gegeven, niet meer gebruiken voor Zijnen Naam en Zijn Rijk!

Op het onverwachts heeft God de Heere een der leden van het Bestuur weggenomen, den heer J. Den Boer, te Almkerk. Sedert 1892 was hij lid des Bestuurs, en van de opening van ,,Bloemendaal” af diende hij het Gestichtsbestuur als Secretaris. Veel had de Vader aller barmhartigheid ons in dezen broeder geschonken. Een gezegenden ouderdom, 72 jaren, mocht hij bereiken. Zijn blijmoedig geloof werd de beproeving van een lang lijden en een bangen doodstrijd gespaard. Zijn naam zal in gezegende gedachtenis blijven bij de Vereeniging, die de toewijding der liefde van zijn hart heeft mogen genieten. Verwekke de Heilige Geest nog velen die waardiglijk de plaats kunnen innemen van de oude en beproefde arbeiders en strijders, die tot de ruste des Heeren ingaan!
Zijn er ook onder U niet, die zich zelven aan dit werk mogen en… willen geven? Vooral op U, jonge dochters van christelijken huize, die zonder levenstaak zijt, en in het gezin weinig of niet hebt te doen, hebben wij het oog. Waarom blijft gij ledig staan? Legt uw oor en uw hart eens te luisteren, of daar niet misschien een stemme des barmhartigen Hoogepriesterers tot U komt: ,,indien iemand Mij dient, d.i. met Mij medearbeidt in de verzorgende liefde, die volge Mij.” Joh. 12:26.
En voorts – al wie helpen kan met hart òf hand, met woord òf gift, òf waarmede ook, die houde zijnen steun niet terug.
Wij eindigen met den wensch, dat dit Verslag door U allen gelezen en aan anderen ter lezing gegeven zal worden, en alzoo ook een middel zijn moge tot opwekking van de ware belangstelling in de lijders en in den arbeid onder hen en voor hen.

HET ALGEMEEN BESTUUR

Namens hetzelve,

L. LINDEBOOM, Voorzitter
H.W. VAN MARLE, Secretaris
S. VAN HEEMSTRA, Penningmeester

Amsterdam, Juli 1899
Keizersgracht 647

~~~~~~~~~~~~~~

Verslag van de veertiende Algemeene vergadering

VERSLAG

van de

VEERTIENDE ALGEMEENE VERGADERING

gehouden te Utrecht op 11 en 12 Mei 1898.

~~~~~~~~~~~~~~

Aan den avond van Woensdag den 11den Mei werd ten 8 ure in de Westerkerk der Gereformeerde Gemeente een bidstond gehouden, met het oog op de werkzaamheden van den volgenden dag.
Voor een zeer klein getal van belangstellenden trad de WelEerw. Heer Ds. J.H. Feringa, van Zaandam op. Gezongen werd Ps. 103:2 en gelezen Jesaja 40:1-11. Na het gebed begon de spreker met te zeggen, dat hoe ook een overvol gebouw aantrekt, nochtans ook een kleine samenkomst als deze hare eigenaardigheid heeft. In ditzelfde Utrecht werd indertijd ook de vergadering gehouden, waarin de kerkeraden zouden beraadslagen over het al of niet aanvaarden van den arbeid der christelijke verzorging van onze krankzinnigen. Ook die vergadering was klein, en zij werd nog kleiner. Slechts negen kerkeraden verklaarden zich bereid. ’t Scheen een onbegonnen werk, een verloren zaak…. De kerkeraden durfden ’t werk niet aan.
En ziet thans eens! Er werd, langs anderen weg, niet maar een begin gemaakt, maar reeds mocht eene aanzienlijke uitbreiding worden bereikt.
Dat nu is een wonder in onze oogen; maar aan den anderen kant is het toch ook best begrijpelijk voor den christenen.
’t Komt er nl. maar op aan, niet te tellen, doch te wegen.
Indien we in den arbeid voor Gods Koninkrijk gaan tellen, dan werkt alles mee om ons den moed te doen ontzinken. Maar als we wegen, dan richten we onzen blik niet op den menschen, niet op hun wijsheid, hun geestdrift, hun energie, maar op het Woord van onzen God. Indien God maar met ons is, dan gaat het goed; maar zoo niet, dan blaast Hij in al onze pogingen.
Deze Vereeniging is groot geworden. Waarom? Omdat zij, die aan haar hoofd stonden, hebben gewogen. Er is biddend gearbeid. Ook in dit Biduur hebben we niet te tellen. ’t Is niet de vraag, door hoevelen, maar òf en hoe er gebeden is. ’t Is niet te doen om succes, of om voorspoed, maar om zegen.
Indien er gebeden wordt, dan komt er zegen; indien er zegen komt, dan zal er kracht van ons uitgaan.
Na deze inleiding ging Spreker voor in gemeenschappelijk gebed. Daarna sprak Z.Eerw. kortelijk over

Spreuken 19:2a:

>>Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed.”

Na de toelichting, dat onder <<wetenschap>> ook <<verstand>> kan worden verstaan, alsmede, dat de uitdrukking <<niet goed>> zeggen wil; <<diep rampzalig,>> werd het onderwerp:

<<De ziel in den grooten nood der verstandeloosheid,>>

in een viertal punten nader uiteengezet. Eerst werden we gewezen op den oorsprong van dezen nood; daarna op dezen nood zelven; vervolgens op de dankbaarheid, die over dezen nood zich ontfermt; en eindelijk op het beroep, dat die ontferming op ons allen doet.

  1. De oorsprong van dezen nood is de zonde. De zonde is de diepste grond. Was er geen zonde, dan zou er ook geen dood zijn; dan evenmin de werking des doods, ook in het leven des verstands; dan overal de reinste harmonie. Die oorsprong is zoo droef; overal bracht zij een geweldadige stoornis. God had den mensch hoog geplaatst, maar de mensch heeft zichzelven bitter verlaagd. Zij, op wie de toren van Siloam viel, waren niet slechter dan de anderen; maar aller ellende werd aan hen openbaar. De grootste bezoeking tengevolge van de zonde is wel de krankzinnigheid. Bidt den dood honderdmaal liever dan dit leed. ’t Kon ook uw lot zijn, M.H., want gij zijt ook zondaren. Wat groote genade Gods, die ons onderscheidt. Wij kunnen nog samenzijn, om over dit leed te denken, te spreken, er voor te bidden. Die ééne oorzaak, de zonde, baart oorzaak bij oorzaak in menigte. Onze eeuw zoekt kennis. Maar wetenschap vermeerdert smart, omdat de krachtigste mensch door de zonde is verbasterd en ontaard van het beeld des Heeren. Vandaar zoo veelvuldige ,,overspanning”. Bij den zondaar vindt ge geen geloof, maar twijfeling en vraagteekens in hoofd en hart. Bij hem wordt het leven een nevel, bij hem duizelt het brein. Een ziel zonder wetenschap, zonder verstand, is niet goed. De zonde is de openbaring van den hoogmoed, die in den mensch is. Dat komt vooral in onze krankzinnigen zoo duidelijk uit. Wel hebben de krankzinnigen ook gebreken des lichaams, die soms aanleiding zijn van hunne kwaal. Maar daarin ziet ge weer den dood, als de straf op de zonde. Al de schepping zucht. Inzonderheid treft u het zuchten van de krankzinnigen, dat schrille lachen der redeloos-blijden, dat zuchten van die harten, die leegbloeden, zonder zich te uiten. Van de erkenning der zonde, als oorsprong van al dit leed, is ook onze Vereeniging uitgegaan.
  2. Inderdaad mag van dit leed gesproken worden als van een nood; een nood, die zeer groot is. Allereerst, voor de betrekkingen dezer zoo zwaar bezochten. Veelal, als deze kwaal zich begint te openbaren, laat zij zich aanzien, van onschuldigen aard te zijn. En dikwerf wordt eerst te laat ontdekt, dat dierbare familieleden gevaarlijk zijn voor het leven der andere. En dan brengt men de krankzinnigen weg. O, smartelijk is dat gevoel van gemis, als hun plaats ledig is in den huiselijken kring. ’t Smartelijkst nog is wel, dat ook de troost ontbreekt, wanneer men over de dooden spreekt. Hoe worden onze ongelukkigen behandeld in menig Gesticht, waar Jezus niet als de Heere wordt beleden. Als we daaraan denken, hoe groot wordt dan der nooden tal, altemaal den Grooten Trooster voorgelegd! – Deze nood is ook zeer groot voor de krankzinnigen zelven. Wie zal ’t wagen, uit te maken, wat al bitters er geleden werd op ,,Veldwijk”, van den dag der oprichting dezer stichting tot nu toe? Krankzinnigheid is een lijden, dat zich niet uiten kan. Krankzinnigheid is een zieldoorknagen van den afgestompte. Wendt uw blik naar die lijders! Zij staren u aan met oogen vol smart, waar een wereld van lijden uit spreekt, een diepte van vertwijfeling. Hun leven is een gestadige dood. Het is een eeretaak, in dezen iets te mogen doen. Juist omdat die ellende zoo ontzettend is, is ’t voorrecht zoo groot, die te mogen verzachten met heul en troost van den Heere onzen God. ’t Beeld van dezen nood zagen wij eens in eene krankzinnige vrouw. Zij was onbereikbaar voor troost. Bij ieder woord schudde zij moedeloos het hoofd en zei: ,,Ik weet het niet.” Meer sprak zij nooit. Zij was een ziel zonder wetenschap, maar niet een ziel zonder smart. Ze wist het niet. Doch de Heere, onze God, weet het wel. Hij heeft deernis met alle ellenden. ,,Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal i ruste geven!”
  3. De liefde tot dien Heere moet ons dringen, ons uit dankbaarheid over dezen nood te ontfermen. Wat onderscheidt ons toch? Wij, die denken, danken zoo weinig voor de dingen des verstands. Lichaamsgevaren tellen we. Het gevaar van eene ziel zonder wetenschap te worden, waarin ook wij verkeeren, dàt tellen we niet. ’t Is bij ons de oude zonde: ’t schepsel zoo aanzien, dat we den Schepper voorbijzien. Richt uw oog eens naar hen, die in den grooten nood der verstandeloosheid zijn. God roept ons, tot hen te gaan. Wij doen dit, niet om ons te beroemen, maar om, in afhankelijkheid van Hem, daarin Gods werk te doen aan de zielen zonder wetenschap. Zulke zielen zijn niet goed. Zij, die er dagelijks mee omgaan, wennen er aan, maar toch is ’t zoo erg. De dankbaarheid der liefde moet over hen zich ontfermen. Ach, hoe worden onze ,,straatgekken” behandeld, neen, miskend en mishandeld; zij zijn toonbeelden van ellende. Vroeger stelde men de ,,dollen” ten toon; toen klonk men hen vast aan een keten, maar trok hen niet met de koorden der barmhartigheid. En tegenwoordig? Tegenwoordig wil men hen van God en de eeuwige dingen afzonderen. Bekend is ’t ergelijk optreden in dezen van lieden zonder toewijding. – Maar neemt nu onze Gestichten. Daar ziet ge de dankbaarheid der liefde. Welke eene genade! Daar ziet ge onze unica spes, onze eenige hoop; het kruis van Christus. Dat kruis geeft vrede. Ook aan de krankzinnigen. De mensch is nog meer dan verstand, hij is ook hart; dat hart kan wedergeboren zijn. En wanneer dat zoo is, dan moge ’t hier donker wezen, maar dan zal uit zulk een ziel straks te schitterender het licht des hemels stralen. Onze krankzinnigen moeten op dat kruis worden gewezen. Want uit Christus’ kruis vloeit de barmhartigheid. Zóó hebben de mannen onzer Vereeniging het begrepen. De barmhartigheid van Christus is de heerlijkheid onzer Stichtingen. Zijn priesterlijk ambt roept ons, om tot deze ellendigen te gaan. Dit werk is om Christus’ wil begonnen; ’t wordt in Zijne kracht voortgezet. Want Hij heeft gezegd: ,,Die Mij eeren, zal Ik eeren.”
  4. Afgedaan wordt echter deze arbeid niet. Daarom doet die dankbare ontferming ten slotte op ons allen een beroep. Zien we op het verledene, dan moeten we zeggen: de Heere gaf uitkomst. En Hij zal dat verder doen. Maar wij allen worden tot medearbeiden geroepen. Tot werken en tot bidden. Welgelukzalig de man, die zich verstandig draagt bij eenen ellendige. Zal die belofte ons gelden, dan moeten we den liefde-arbeid dezer Vereeniging krachtig steunen. Niemand, die Christus liefheeft, en alleen van Hem al zijn heil en zaligheid wacht, mag zich onttrekken. Maar om Zijnentwil moeten wij met de kracht der sterken ingaan in de ellende der zwakheid. Alleen in hen die dit doen, wordt iets weerkaatst van Christus’ rijkdom, iets van Zijn glans.

Deze samenkomst werd door Spreker besloten met een hartelijk gebed, waarin Z.Eerw bizonder de krankzinnigen en hunne nooden onzen Middelaar voorstelde, en Zijnen zegen afsmeekte ook over hen, die over deze ongelukkigen zich ontfermen, en tot dezen liefdearbeid zijn ingegaan.

De eigenlijke

Algemeene of Jaarvergadering

begon de volgenden dag, Donderdag om elf uur, in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen.

ART. 1.

Opening.

De Voorzitter opende deze samenkomst met gebed, nadat gezongen was Psalm 119:3. Na uit het Schrift Joh:15 1-11 te hebben voorgelezen, roept Spreker allen saamgekomenen een hartelijk welkom toe, en zegt dan in hoofdzaak het volgende:

Deze vergadering is eene eenigszins bizondere. Gewoonlijk kwamen wij eerst samen in September. Dan was reeds vooraf aan de leden het Jaarverslag rondgezonden, en stond er op de Agenda ook een Referaat vermeld. Nu is dat niet het geval. Want deze vergadering is eenigszins geforceerd. Wel staan er op de Agenda eenige belangrijke punten, en wij hopen, dat er broeders zullen zijn in ons midden, die een van de twee, of beide willen inleiden. Het Verslag kon echter nog niet verschijnen.
Dat wij nu reeds samenkomen, is een gevolg van de omstandigheden, neen, van den dringenden nood der lijders en lijderessen. Er is gebrek aan ruimte, want in onze Gestichten zijn thans alle plaatsten bezet. Telkens komen er bij het Bestuur klachten in van christen-familiën, die onze Vereeniging gesteund hebben van den aanvang af, en nu hunne patiënten zien teruggewezen. ’t Bestuur meent: <<wij moeten vooruit,>> maar kon hiertoe niet besluiten buiten eene Algemeene Vergadering om, want het Bestuur komt hier met de vraag om twee en een halve ton gouds.
Bij alle verscheidenheid in het leven van eene Vereeniging als de onze, bij alle bizondere toestanden, die zich voordoen, komt het er nu op aan, dat wij blijven in onze lijn. Die lijn lazen we u zoo even voor uit de H. Schrift God geve ons genade, om te arbeiden als dezulken die in Christus Jezus hun roem en hun sterkte hebben. Wij zijn een <<christelijke>> Vereeniging. O, ’t is niet moeilijk, om dat <<christelijk>> in de vlag te zetten. Er is zooveel, dat zich <<christelijk>> noemt. Maar wij moeten behoefte hebben aan, en onze sterkte putten uit de volheid van Christus. Wij aanvaarden dan ook het Gereformeerde beginsel, niet als eene verbeterde editie van het christelijke, maar als de meest zuivere en krachtige openbaring van de christelijke belijdenis.
<<Opdat Mijne blijdschap vervuld worde!>> zegt Jezus in Johannes 15. Aandoenlijke gedachte! Wij kunnen de blijdschap van Jezus zijn. Hij wekt ons op, gelijk een vader dat zijn kinderen doet. Zullen wij waarlijk Zijne blijdschap zijn, dan moeten we leven in het diep besef, dat we van onszelven niets kunnen, en niets bezitten, geen kracht, geen wijsheid, geen waardigheid. Als we door den Heiligen Geest blijven in Jezus Christus, dan zullen we tot zegen zijn en tot troost. Maar raakt onze Vereeniging van dat vaste fundament los, dan worden we als de ranken, die verdorren.
Wij vergaderen thans met blijdschap, maar ook met vreeze. Vóór eenige jaren hebben we reeds gewezen op de mogelijkheid, dat de Vereeniging vóór het einde dezer eeuw duizend patiënten te verzorgen zouden hebben. En nu? Als straks de nieuwe paviljoenen, waarvoor we geld vragen, er zullen zijn, zal dit getal reeds zijn overschreden. Dan is er reeds f 2.000.000,- geleend. Elken dag wordt er, voor onze drie Stichtingen saam +/- f 1000,- uitgegeven.
Wat geeft ons nu denmoed, om voort te gaan? Hetzelfde, dat ons den moed gaf om te beginnen. Toen hebben wij ’t gewaagd, in den naam des Heeren, omdat wij de schuld, die wij en onze vaderen hadden jegens de krankzinnigen, voor God hadden beleden. Wij hebben gewogen, en niet geteld, gelijk Ds. Feringa ons gisteravond zoo uitnemend heeft herinnerd. En we zijn niet beschaamd geworden.
We gaan voort. Doch in klimmende mate hebben we daarbij behoefte aan de hulp en de leiding des H. Geestes, waarom wij zoo straks zingend en biddend gevraagd hebben. We hebben geld noodig, veel geld, maar bovenal menschen. Warme harten, kloeke hoofden, breede borsten; mannen en vrouwen, die om Jezus’ wil zich geven willen aan dit werk, die met ons wenschen te werken en te bidden, ja een schare willen vormen van biddenden, die als een stroom aanloopen Hem, van Wien onze hulpe is, opdat wij mogen doen, wat God wil, dat we doen zullen.
Hiermede verklaart Spreker deze vergadering geopend.

ART. 2.

Voorlezen van de presentielijst.

De Voorz. doet nu voorlezing van de presentielijst. Hieruit blijkt, dat ongeveer 30 Afdeelingen tegenwoordig waren, die, naar het aantal harer leden, een of meer stemhebbebde afgevaardigden zonden.

ART. 3.

Bericht van afwezige Bestuursleden.

Aan de vergadering wordt medegedeeld, dat van de H.H. Bestuursleden Ds. A. Brummelkamp, Graaf Van Bylandt, Dr. Hermanides, Dr. Keuchenius, Graaf Van Limburg Stirum, L.W. De Vries en Prof. Wielenga, bericht is ingekomen, dat zij, om verschillende redenen, de samenkomst niet kunnen bijwonen.

ART. 4.

Jaarverslag over 1897.

De Secretaris, Gen. Majoor Van Marle leest nu het verslag over 1897, hetwelk in het 14e Jaarverslag zal worden opgenomen.

ART. 5.

Gedachtenwisseling over het Jaarverslag.

De Voorzitter, na den Secretaris dank te hebben gebracht voor zijne uitgebreide mededeelingen, en hem toegewenscht te hebben dat onze God hem nog vele jaren voor de Vereeniging blijve sparen, herinnert, dat dit Verslag over 1897 loopt, en dat er sedert dien tijd sommige dingen reeds heel anders geworden zijn. De vacaturen b.v. van geestelijke verzorgers zijn beide vervuld. We hebben het genoegen Ds. Bootsma, van <<Bloemendaal>>, in ons midden te hebben, en stellen ZEw. u voor. Ds. H.D. Drenth, zal zoo de Heere wil, ’s weeks na Pinksteren op <<Dennenoord>> tot zijn dienstwerk worden ingeleid.
Indien er nu van de broeders zijn, die inlichtingen wenschen, of op en aanmerkingen hebben op het gelezen verslag, – dan wordt daartoe thans de gelegenheid gegeven.
De heer V.D. Vegte uit Zwolle zou gaarne het sterftecijfer weten uit de andere Gestichten voor krankzinnigen.
Dr. Van Dale antwoordt hierop, dat dit in onze Stichtingen lager is dan in de Rijksgestichten. Is het bij ons gewoonlijk 4 pct., bij de andere variëert het tusschen 5 en 10.
De heer B.M. den Boer zegt, dat ongetwijfeld het sterftecijfer in het verslag nog lager had kunnen zijn, ware het niet, dat zoovele menschen van 70 en 80 jaar uit andere Gestichten naar de onze werden overgebracht.
Ds. Donner, van Amersfoort, vraagt of ’t niet beter zou wezen een anderen weg in te slaan tot verkrijging van verpleegpersoneel, dat beter is in getal en in gehalte.
De Voorzitter geeft ZEw. verlof, om straks, na de afhandeling der Agenda, daarover breeder zijn gevoelen uiteen te zetten.
De heer Baas, van Zandam, vraagt namens zijne Afdeeling, of het niet op den weg des Bestuurs ligt, de verplegers en verpleegsters beter te salariëeren?
De Voorzitter: Is uwe Afdeeling er mee op de hoogte, dat hierin telkens reeds verbetering gebracht is?
De heer Baas: onze Afdeeling is van meening, dat juist omdat deze arbeid een liefdearbeid is, hij ook behoorlijk gesalariëerd moet worden.
De Voorz. merkt op, dat de meesten van het verpleepersoneel, als zij komen, geheel onkundig zijn van het werk, dat hen wacht. Ook worden zij gratis opgeleid. De adspir verpl. ontvangen terstond f 75,- jaarlijks; de leerl.-verpl. f 90,-; de gediplom. verpl. (ongeh.) f 100,-, en eene inschrijving op de Postspaarbank, groot f 20,- die elk jaar met f 10,- wordt verhoogd, totdat de som van f 50,- is bereikt. – Wij moeten er ook tegen waken, dat menigeen bij ons zou komen, om wat hooger te klimmen op den maatschappelijken ladder.
De heer Baas: de Afd. Zaandam meende, dat onze Gestichten in dezen opzichte beneden de neutrale Gestichten staan.
En er moet toch eenigermate gelijkheid zijn.
De Voorz.: Juist! Eenigermate, maar ook niet meer. Wij moeten hierin niet navolgen. Voor geld koopt men geen liefde.
De heer Roodhuizen, van Zeist, doet de vraag, welke tijd van ontspanning er gegeven wordt aan de verplegers en verpleegsters.
Dit wordt beantwoord door Dr. Van Dale, die zegt: Onze verpl. hebben per jaar 14 dagen vacantie. Bovendien iedere maand één vrijen Zondag, en één halven vrijen werkdag. De arbeid wordt gedurig omgewisseld, en die omwisseling vergemakkelijkt veel hun taak. Ook maken zij steeds wandelingen met de patiënten. Om 8 uur ’s avonds is hun diensttijd uit, zoodat zij tijd genoeg hebben, ook voor hunne onderlinge Vereenigingen en bijeenkomsten.
De heer Beukema uit Hoogeveen: Is 419 het hoogste aantal, dat op <<Veldwijk>> zal kunnen worden geplaatst?
De Voorz.: Wij hebben de gedachte, deze Stichting zóó uit te breiden, dat we er 500 patiënten kunnen ontvangen.
Ds. De Braal, van Oosterbeek: Wat moet verstaan worden onder den term <<verpleegdagen>>?
De Voorz.: Het aantal dagen van ’t jaar, vermenigvuldigd met het aantal patiënten.
Ds. Donner wenscht het Reglement voor de Opleiding van het verpleegpersoneel opgenomen te zien in het Jaarverslag, waarop de Voorz. antwoordt, dat dit geschieden zal.
De heer Holstein, van Harlingen, zag gaarne in het maandblad <<Bethesda>> telkens eene opgave, hoeveel plaatsen er in onze Stichtingen op dat oogenblik <<open>> zijn.
De Voorz. stelt in ’t licht, dat dit nutteloos zou zijn, omdat op denzelfden dag dat <<Bethesda>> verschijnt, de open plaatsen reeds bezet kunnen zijn. Deen eenvoudigste en kortste weg is: telegrafeeren aan den Geneesheer-Directeur van het Gesticht. Tevens maakt de Voorz. er de vergadering opmerkzaam op, dat men in de Provinciën, waar een diaconaal fonds is, voor f 2,50 per maand een plaats kan openhouden, indien b.v. verwacht wordt, dat men spoedig een patiënt zal hebben. Ook alle kerkeraden, die als Corporatie zijn toegetreden, kunnen dit doen voor dezelfde som; particulieren voor f 4,-.
Op verzoek van Ds. Van Haeringen, uit Katendrecht, zal dat een en ander voortaan in elk No. van <<Bethesda>> met vette letter worden herinnerd.

ART. 6.

Mededeelingen van den Penningmeester.

De Penningmeester, S. Baron Van Heemstra, kan nog geen volledig verslag geven, omdat deze vergadering werd vervroegd, en alles nog niet is ingekomen. Aan verpleeggelden werd ontvangen:

Dus werd in 1897 f 31.274,92 meer ontvangen dan in 1896.
’t Mag verblijdend genoemd worden , dat we van 1897 geen achterstallige verpleeggelden hebben. Wel zijn er nog enkele kleine posten van achterstallige verschotten, maar dit bedrag is niet groot.
Contributiën en Collecten kunnen nog niet met juistheid worden opgegeven. Enkele bleven nog achter. Globaal genomen, kan nu reeds gezegd worden dat ontvangen werd:

De Rekening van <<Veldwijk>> zal vermoedelijk sluiten met een voordelig saldo. <<Veldwijk>> heeft f 12.000,- afgelost; hier komt met het jaar 1900 nog f 5000,- bij.
<<Bloemendaal>> zal ook een voordeelig saldo hebben. Maar 2 Pct. moet aflossen van het oprichtingskapitaal zal dit f 10.000,- zijn. Daaraan zou deze Stichting nog niet kunnen voldoen.
<<Dennenoord>> zal vermoedelijk een nadeelig saldo hebben van f 2800,-. Van aflossing is hier nog geen sprake; daarmee wordt eerst in 1913 begonnen;
De kosten voor uitbreiding bedroegen:

Verleden jaar hebben we al dat kapitaal ontvangen. Er is bijna niet geadverteerd, en toch werd aan inschrijvingen verkregen een bedrag van f 152.100,-.
De toestand is dus niet ongunstig. Maar er zou tekort zijn, zoo alle aflossingen moesten plaats hebben. Er is nog veel noodig. Men denke o.a. aan de pensioneering van het personeel, een kwestie, die ook door het Bestuur in ’t oog moet gehouden worden. En we moeten zien, dat we eenigszins uit de schuld komen.
De Voorz. dankt den Penningmeester voor zijne mededeelingen, en wijst er met nadruk op, dat men vooral niet denken moet, dat we er langzamerhand zijn. Er moet voortdurend flink gecontribueerd worden, het ledental moet toenemen, en ieder er in zijne omgeving op aandringen, dat men, als men legateert, vooral onze Vereeniging niet vergete.
De heer Graaf Van Limburg Stirum, uit Arnhem, spreekt er zijn blijdschap over uit, dat de leeningen geplaatst zijn, en vraagt, of hij dit ook denken mag van de 3½ Pct. Leening.
De Penn. antwoordt, dat dit niet het geval is, want van de 3½ Pct. Leening is nog maar f 40.000,- geplaatst.
Ds. Donner vraagt, of nu eerlang ’t geleende kapitaal ook verhandeld wordt op de beurs.
De Penn. wijst er op, dat dit niet gaat, zoolang de Vereeniging voortgaat met leeningen te sluiten.

ART. 7.

Pauze.

Hierna wordt eene pauze gehouden van 20 minuten.
Intusschen worden de periodiek aftredende Bestuursleden, de H.H. S. Baron Van Heemstra en S.S. Hofstra met op één na algemeende stemmen herkozen, uit het door het Bestuur gestelde dubbeltal, waarop ook voorkwamen de H.H. E.W. Heyblom te Velp, en J. Van Dale te Assen.
Als leden der Commissie tot nazien van de rekening over 1898, die, om het vervroegen dezer Vergadering, thans geen rapport kan uitbrengen, worden met algemeene stemmen herkozen de H.H. F. Gunnink Bz. van Kampen, W. Hovy van Amsterdam, en Van Der Vegte van Zwolle.

ART. 8.

Mededeeling van den Voorzitter.

Na de Pauze deelt de Voorz. bovengenoemden uitslag der gehouden stemming mede. Alle verkozenen, die tegenwoordig waren, verklaren zich bereid, de herbenoeming aan te nemen. De heer Hovy was niet tegenwoordig.

ART. 9.

Voorstel van het Algemeen Bestuur.

Aan de orde komt nu het voorstel van het Alg. Bestuur tot het aangaan van eene geldleening groot f 250.000,-.
De Penn. licht dit voorstel toe. Gedurige aanvraag noopt tot uitbouw, nl. voor de Stichtingen <<Bloemendaal>> en <<Denneoord>>. Deze uitbreiding wordt begroot op f 160.000,-. Voor <<Veldwijk>> is ook geld noodig, meer bepaald voor de vergrooting en verplaatsing der wasscherij naast de bleekerij, de uitbreiding der administratiegebouwen, het maken van een 2de ontvangkamer, en het aanbrengen van een installatie, die electrische verlichting kan leveren. Dit laatste zal vooral geschieden op aandrang van H.H. Inspecteurs van het Statstoezicht, die herhaaldelijk hebben gewezen op het groot gevaar der bestaande petroleum-verlichting.
Bij <<Veldwijk>> is ook nog aangekocht de villa <<Korperseba>>, met het doel, die in te richten voor patiënten 1ste klasse.
Alles saam hebben we voor <<Veldwijk>> f 100.000,- noodig; f 160.000,- en f 100.00,- maakt f 260.000,-. Van de vorige leening is nog f 10.000,- over. Deze som er afgetrokken, komen we tot het bedrag van f 250.000,-.
De heer Gunnink, van Kampen: Onze Afd. steunt dit voorstel, maar wil toch de vraag doen, of er, als deze gebouwen gereed zullen zijn, wel genoegzaam verpleegpersoneel zal wezen. Juist dat gebrek aan personeel bracht ons tot de meening, om het voorstel wel aan te nemen, maar nog niet over te gaan tot het uitschrijven van de leening, anders zou er nog al een aanzienlijk rente-verlies kunnen komen.
De Penningm. toont aan, dat verlies van rente niet opweegt tegen ’t gebrek aan plaats. Zoo wij niet tot bouwen overgaan, moeten wij veel te lang wachten. We hebben er mee te rekenen, dat de winter komt, en dat men in dat seizoen niet kan bouwen.
De heer Van Der Vegte: Stelt het Bestuur zich ook voor, dat er een oogenblik zal komen, dat men zegt: <<nu laten we het er bij, en breiden niet meer uit?>> Zal het Bestuur straks nog boven de 1500 patiënten gaan, ja misschien het zoover sturen, totdat men aan de 3000 is toegekomen? Met het oog op die mogelijke uitbreiding, zou het dan niet verstandiger zijn meer met de toekomst te rekenen, en alles wat nu gebouwd wordt in eens groot genoeg in te richten, en bv. het Administratie-gebouw nu reeds voor 20 personen te berekenen?
De Voorz. acht deze vraag zeer belangrijk. Bij het Bestuur bestaat het voornemen, <<Veldwijk>> uit te breiden tot 500; <<Bloemendaal>> tot 500, <<Dennenoord>> tot 350. Meer dan 500 patiënten op ééne Stichting is niet geraden. Den goeden wenk van den heer V.D. Vegte, om meer met de toekomst te rekenen, mag wel in ’t oog gehouden worden. Aldoende leert men. We rekenen nu echter op niet meer dan 500 patiënten voor elk Gesticht.
De heer Chevallier, van Groningen: De Afd. Groningen kon dit voorstel niet beraadslagen, omdat er geene toelichting aan was toegevoegd. Reeds vroeger deed onze Afd. het verzoek, om de voorstellen wat nader toe te lichten. Thans herhaalt zij dit.
De Voorz. erkent, dat het Bestuur een toelichting had moeten geven;  dat het niet geschied is, is een fout. Verleden jaar gaven we op de Agenda bij sommige voorstellen een breede toelichting. Voortaan zal er ook voor gezorgd worden.
Graaf V. Limburg Stirum, uit Arnhem: Is er ook eenig uitzicht, dat de leening volteekend wordt? Of hangt alles nog in de lucht.
De Penn. beantwoordt deze vraag en zegt: We moesten doorgaan met het indienen van plannen bij de Regeering. Daarom werd aan de H.H. Vlaer en Kol te Utrecht een voorschot gevraagd ad f 100.000,-, maar dit is n iet noodig gebleken, daar ik voor deze nieuwe leening reeds eene toezegging van f 89.000,-, en voor de oude som van f 20.000,- heb verkregen. We kunnen dus terstond tot bouwen overgaan.
Ds. Elzenga, van Kampen, zou gaarne weten, wat die electrische verlichting zal kosten, alsmede of ’t het plan is, die mettertijd in alle drie de Stichtingen aan te brengen. Ook zag hij gaarne het onderscheid in kosten genoemd tusschen deze en de andere verlichting. Is het wel wenschelijk – zoo eindigt ZEw. – zulke groote lasten op ons te nemen?
De Penn.: Het aanbrengen van de electrische verlichting op <<Veldwijk>> zal f 30.000 à f 40.000 kosten. Jaarlijks zullen de kosten voorloopig f 500,- à f 800,- meer bedragen dan die van de petroleum-verlichting. Men bedenke echter, dat bij de electrische verlichting er heel veel minder valt schoon te maken, heel wat muren niet behoeven te worden gewit enz. Ook weegt het verminderen van het gevaar ruimschoots tegen de verhoogde uitgaven op. Daarbij komt, dat binnen 20 jaren deze electrische verlichting zichzelve zal betaald hebben.
Overgaande tot stemming werd met algemeene stemmen het voorstel van het Bestuur aangenomen.

ART. 10.

Voorstel van de Afd. Groningen.

Thans komt in bespreking het volgende voorstel van de Afdeeling Goningen: <<Het Bestuur der Afd. Groningen vraagt, of er geen mogelijkheid bestaat, uitvoering te geven aan den wensch, door velen in de Noordelijke provinciën gedeeld, om in <<Dennenoord>> te geraken tot inrichting voor 2e klasse patiënten.
De heer Albracht, van Groningen, licht dit voorstel toe. Er is in de prov. Groningen groote behoeften aan plaats voor patiënten 2e klasse. Niet alleen van onze, neen dezer dagen werd er zelfs van liberale zijde gevraagd om 2 plaatsen 2e klasse op <<Dennenoord>>.
De heer Chevallier, van Groningen, voegt hier aan toe, dat <<Veldwijk>> zoo ver is voor familieleden. Er zullen nu op <<Dennenoord>> 2 nieuwe paviljoens 3e klasse worden bijgebouwd. Kan dat niet worden gewijzigd in 1 paviljoen 3e en 1 paviljoen 2e klasse?
Ds. Dekker, van Hoogeveen, zegt, dat de Afd. aldaar wel iets voelt voor Groningen’s voorstel. Indien we inderdaad met 1 pav. 2e klasse er waren, dán zou Hoogeveen en vóór zijn. Wijl er echter nog zooveel bijkomt, aarzelt de Afd., en ontraadt zij de aanneming van dit voorstel. Wel wenscht zij het Bestuur in overweging te geven, om, gelijk de 2e, ook de 3e klasse te splitsen in een A en B.
De heer Holstein: De Afd. Harlingen zal vóór het voorstel stemmen, zoo er op <<Veldwijk>> geen plaats meer is voor 2e klasse patiënten, en er tegen indien dit wel het geval is.
Ds. Elzenga: Zoo denkt ook de Afd. Kampen er over.
Ds. De Groot: De Afd. Meppel voelt ook zeer veel voor dit voorstel. Zij zou niet gaarne zien, dat <<Dennenoord>> eene mindere stichting geacht werd dan de andere. Dat zou van nadeeligen invloed zijn. Zijn inderdaad de technische bezwaren om op <<Dennenoord>> ook 2e klasse paviljoens te bouwen, overwegend?
De heer M.A.H. V.D. Valk, van Groningen: Er worden hier bezwaren gebracht door afdeelingen, van welke wij ’t meest sympathie hadden verwacht. Die bezwaren zijn alleen financiëele, en op den duur zal dat financiëele zich wel dekken. De Afd. geeft in overweging, dat het Bestuur in een volgend jaar met een voorstel hieromtrent kome.
De Voorzitter, hierop antwoordende, zegt, dat ook in het Bestuur deze zaak al meermalen in overweging is genomen. Vroeger bestond nu het plan, alleen op <<Veldwijk>> paviljoens 1e en 2e klasse te bouwen. Nu blijkt, dat <<Veldwijk>> die bijna alle bezet heeft. Op <<Dennenoord>> is reeds een plek aangewezen, om – indien noodig – daar een paviljoen 2e klasse te bouwen. Dan echter heeft <<Dennenoord>> ook een aparte keuken noodig. Men vergete echter niet, dat zij, die Christelijke verzorging begeeren, meest armen en ellendigen zijn, voor wie plaats in de 3e klasse wordt gezocht. In Gron.’s voorstel te treden, is een gewichte stap. De 2 paviljoens die nu gebouwd zullen worden, zijn bepaaldelijk voor de 3e klasse. Ze zijn dringend noodig, want uit alle kringen komen er klachten. Omdat gebleken is, dat het de Afdeeling Groningen niet te doen is om eene beslissing in deze vergadering, stelt de Voorzitter voor: <<aan het Algem. Bestuur op te dragen, ten volgenden jare te komen met een gemotiveerd rapport over deze twee zaken: 1. om ook op <<Dennenoord>> of <<Bloemendaal>>, of beide, pavilj. 2e klasse aan te brengen; en 2. over de mogelijkheid, om ook de 3e klasse te splitsen in A en B.>> Voor het laatste is wel wat te zeggen; er schijnt behoefte te aan een middenweg voor patiënten uit den burgerstand, die nu met de patiënten uit andere kringen en van zoo gansch andere manieren samenwonen.
Nadat de heer Albracht verklaard heeft, dat de Afd. Groningen met des Voorzitters voorstel zeer voldaan is, wordt dit bij acclamatie aangenomen.

ART. 11.

Voorstel van de Afdeeling Meppel.

Punt 8 van de Agenda komt nu aan de orde. ’t Is het volgend voorstel van de Afd. Meppel: <<De Algem. Vergadering spreke als haar oordeel uit, dat art. 5 der Statuten niet verbiedt, dat eene afdeeling als haar afgevaardigde naar de Algem. Vergad. aanwijst een harer leden, die tevens lid van het Algem. Bestuur is.>>
Ds. De Groot licht dit voorstel toe, en zegt, dat het zijn oorzaak vindt in het feit, dat ten vorige jare een lid des Hoofdbestuurs uit Meppel, te Breda niet als afgevaardigde der Afd. aldaar was erkend. Was dat gegrond in de Statuten? Kan een Bestuurslid niet tevens afgevaardigde zijn?
De heer Gunnink: De Afd. Kampen kan dit voorstel niet steunen. ’t Geval kan zich voordoen, dat dan alle Bestuursleden tegelijk afgevaardigden zijn van de Afd. in hunne woonplaats. En dat zou een zeer onzuivere toestand zijn.
Ds. Jongsma, van Zaandam, verklaart, dat ook de Afd. Zaandam er tegen is, dat een Minister tegelijk Kamerlid zij.
Generaal Van Marle: Dit voorstel ziet op  een accidenteel belang en acht ik niet principiëel van aard. ’t Bestuur is er voor, om het niet-wenschelijke van dit voorstel uit te spreken.
De Voorzitter is van meening, dat art. 5, gelezen in verband met artikel 6, het gestelde geval bepaaldelijk uitsluit. Een afgevaardigde kan niet zijn mandaat overdragen; men moet tegenwoordig zijn. Ons beginsel is van ’t begin af geweest, niet om stemmachines op onze vVergad. te krijgen, maar menschen, met een hoofd en een hart. Meppels voorstel is onbillijk. Een rijke Afd. als die te M., die het voorrecht had dat een harer leden lid van ’t Hoofdbestuur was, zou alle uitgaven kunnen sparen, en toch een stem hebben. Ons advies is, dit voorstel te verwerpen.
De heer Van Der Vegte raadt de Afd. Meppel aan, haar voorstel in te trekken.
Ds. De Groot echter beweert, dat M.’s voorstel niet wordt besproken. Wij zijn ’t met het bestuur volkomen eens over ’t minder wenschelijke, maar de vraag is: Verbieden de Statuten het?
De Voorzitter legt er nogmaals nadruk op, dat van den beginne aan niemand in het organisme der Vereeniging 2 stemmen heeft mogen uitbrengen.
Ds. De Groot wil, dat dan de Vergadering uitspreke, dat niemand in twee kwaliteiten ter vergadering kan optreden.
Ds. Elzenga acht, dat de Statuten ’t niet duidelijk uitwijzen, en daarom vindt ZEw. ’t wenschelijk, dat men ’t volgend jaar met het voorstel kome om aan art. 5 iets toe te voegen.
De heer Beukema, van Hoogeveen: De Afd. Hoogeveen is tegen het voorstel. Zij vereenigt zich met Ds. Elzenga en wil aan art. 5 een alinea zien toegevoegd.
De heer Van Der Vegte: Een rechtskundig adviseur zou zeggen: Ga niet lichtzinnig over tot wijziging uwer statuten. De Statuten moeten de grondwet zijn.
Ds. van Haeringen acht Statuten-wijziging evenmin gewenscht. Verbod is er niet noodig. Indien iemand twee stemmen mocht hebben, dàn moest dit zijn opgenomen in de Statuten. Wijziging is buiten de lijn.
De Voorz. zegt, dat z.i. Ds. Van Haeringen de zaak recht inziet. Zóó is ’t in den beginne ook gegaan.
Ds. Van Schelven, van Wageningen, acht de Statuten niet heel duidelijk en is tegen het argumenteeren e silentio.
Na een langdurige discussie werd, eindelijk, nadat de Penn. nogmaals van M. vroeg, dit voorstel in te trekken, met 4 stemmen tegen en 1 in blanco de volgende motie van den Voorz. aangenomen:
,,De Alg. Verg. acht het niet noodig, zich uit te spreken over het voorstel van Meppel, maar verklaart, dat zij in geen geval de vereeniging van het mandaat van afgevaardigden eener afdeeling met dat van lid van ’t Alg. Bestuur, in ’t belang acht van de Vereeniging.”

ART. 12.

Verpleegpersoneel.

’t Was intussen laat geworden. Voor punt 9 van de Agenda, de Varia, was geen tijd meer overig. Want Ds. Donner van Amersfoort zou nog spreken over de vraag, of het niet beter zou zijn, een anderen weg in te slaan, tot verkrijging van verpleegpersoneel, dat beter is in getal en in gehalte.
Ds. Donner, het woord ontvangen hebbende, zegt ongeveer het volgende:
Er is gebrek aan voldoend personeel. Daaronder heerscht ook een sterke afwisseling. Men adverteert voortdurend; Ds. V.D. Hoogt, de Voorz., heel ’t Bestuur, allen saam doen wat zij kunnen, doch met een pover resultaat. Dat geeft te denken. Is wel de goede weg ingeslagen? Wanneer op den duur de alarmklok wordt geluid, dan wordt zij ten slotte niet meer gehoord.
Ons ontbreekt een regeling tot ,,innig” van personeel. In de bijlagen van het Verslag heb ik die tenminste te vergeefs gezocht. En toch – aan ’t personeel is zooveel gelegen. Zoowel als we er op staan, om geschikte geneesheren te hebben, zoo moet er ook meerdere aandacht worden geschonken aan het opsporen van geschikt verplegend personeel. ’t Hoofdbestuur make een regeling tot werving van personeel. Er kome een Centraal-Bureau van een drietal mannen, die als ’t ware detectivedienst moeten doen in ’t opsporen van geschikte verplegers en verpleegsters. Dat Bureau moet alle aanmeldingen ontvangen en alle inlichtingen geven, en contact hebben, eenerzijds met de afdeelingen en de correspondenten, en anderzijds met Geneesh.-Directeuren der Stichtingen. Elke maand zenden deze Directeuren aan dat Bureau eene opgave, hoeveel personen er van noode is, en het Bureau zendt hun een staat van geschikte personen.
De Voorz. dankt Ds. Donner voor zijne gewaardeerde opmerkingen, en stelt voor, zijn denkbeeld op te nemen in ’t Jaarverslag, en aan de Afd. in overweging te geven.
Ds. Donner acht dit een omweg, en wil deze zaak door het Algem. Bestuur geregeld zien. Evenzoo de heer Chevallier van Groningen.
De Voorz. zegt, dat het Bestuur deze zaak in ernstige overweging zal nemen.

ART. 13.

Zenuwlijders.

De heer P. Roodhuizen bracht, namens de afd. Zeist, nog eenige bezwaren in tegen de plannen onzer Vereeniging ten opzichte van de oprichting van één Gesticht voor Zenuwlijders. Om meer dan ééne reden – zegt Spr. – kon de Afd. zich met die plannen niet vereenigen. Er wordt gezocht naar terrein; en dat wel op ééne plaats in ons vaderland. Dat idee vond geene algemeene instemming. De afd. wenscht zulke Gestichten zooveel mogelijk in verschillende deelen des lands. En dat om de volgende redenen. 1e. De verpleging van Zenuwlijders zal nog meer zorg en toezicht vereischen, dan die van krankzinnigen. Daarom is een niet al te groot aantal op ééne plaats zoo gewenscht; 2e. Zenuwl. gevoelen nog meer behoefte aan omgang met de familie dan de krankzinnigen. Daartoe moet gelegenheid worden geboden, en dat kan niet, zoo men bouwt op één plaats. Hier rijzen ook twee bezwaren: 1e. Zoodoende wordt dit een k ostbare zaak. Spr. meent echter, dat de Zenuwlijders meest gevonden worden in de aanzienlijke familiën; vandaar zullen deze Gestichten ook rijker inkomsten hebben dan die voor krankzinnigen, en zoo zullen de kosten kunnen worden goedgemaakt; 2e. Hoe zal het Hoofdbestuur over al die inrichtingen kunnen toezicht houden, en die administreeren? Om ook dit bezwaar op te lossen, geeft Spr. in overweging, provenciale Commissies van beheer te benoemen, die staan onder toezicht van het Hoofdbestuur.

ART. 14.

Sluiting.

De Voorz. dankt den heer Roodhuizen voor het gesprokene. Er moest geëndigd worden, want ’t was klokke 4.
De Voorz. dankt allen voor de trouwe opkomst, en spreekt de bede uit, dat God de Heere al het zondige verzoenen, al het goede, dat verricht werd, zegenen moge, en voorts zij met al de broederen, die thans weer van hier gaan.
Ds. Van Haeringen, hiertoe, hiertoe uitgenoodigd, sluit daarna deze druk bezochte, zeer opgewekte en niet minder belangrijke, vergadering met dankzegging.

~~~~~~~~~~~~~~

Overzicht van de geschiedenis en den Staat der Vereeniging over 1898

Overzicht van de geschiedenis en den Staat der Vereeniging over 1998

~~~~~~~~~~~~~~

Geachte Leden onzer Vereeniging,

Hulpe van God verkregen hebbende, staan wij tot op dezen dag. Bij al het zondige, dat ons aankleeft, bij al het gebrek dat wij tot onze verootmoediging telkens in onzen arbeid waarnemen, bij al de zorgen die wij bij de uitbreiding aan onze stichtingen steeds meer hebben te dragen, zijn wij diep overtuigd dat het alleen aan die hulp des Heeren is te danken dat wij nog zijn die wij zijn.
Wij wenschen in niets te roemen dan in den Naam des Heeren die hemel en aarde gemaakt heeft, die ook in ons Vaderland de mannen verwekt heeft om ten behoeve van diep ellendigen de hand aan de ploeg te slaan, en die de zwakke eerste pogingen op het gebied der krankzinnigenverpleging tot hiertoe zoo boven verwachting heeft gelieven te zegenen. Het plantje is tot een boom geworden, onder wiens schaduw reeds duizenden verkwikking vonden.
In ons bestuur kwam geen verandering. Ernstige ziekte noch dood maakte in 1898 ledige plaatsen, zoodat allen zich, naarmate van de gaven hun geschonken, van de hun opgedragen taak mochten kwijten.
Hetzelfde mogen wij getuigen van onze Geneesheeren, Geestelijke Verzorgers en Beambten.
De ledige plaatsen van Geestelijke Verzorgers op Bloemendaal en Dennenoord werden bezet door Ds. J. Bootsma en Ds. H.D. Drenth, die resp. in Januari en Juni tot hunnen arbeid werden ingeleid, welke zij sedert dien tijd even als Ds. M.J. Van Der Hoogt op Veldwijk, ongestoord hebben mogen waarnemen. Het bestuur betuigt wederom dank aan Ds. van Binsbergen te Loosduinen en aan Ds. Zahn te Vries, die tot den vorenvermelden tijd hunne goede diensten aan de patiënten en overige bewoners van Bloemendaal en Dennenoord bewezen.
Tot onze blijdschap ging de tijdelijke betrekking, waarin Dr. Sap op Veldwijk tot onze Vereenniging stond, in eene vaste over. Zoowel op Bloemendaal als op Dennenoord bestond op het einde van 1898 behoefte aan uitbreiding van geneeskundig personeel. Vooral voor den Geneesheer-Directeur op Dennenoord die nog geheel alleen stond voor den medischen dienst was daaraan dringend behoefte.
Op al onze stichtingen zijn de beschikbare plaatsen voor patiënten steeds bezet geweest en was de aanvrage om plaatsing meer dan kon worden verleend.
De beide paviljoenen voor 2e kl., elk voor 16 patiënten en het paviljoen voor 40 vr. patiënten 3e kl. op Veldwijk die in 1897 waren aanbesteed, werden dit jaar in gebruik genomen.
Een belangrijke bouw werd op Veldwijk voorbereid en begonnen ter uitvoering van het besluit om de geheele stichting van electrisch licht te voorzien, en in verband daarmede het oude waschhuis, dat noodzakelijk uitbreiding behoefde, door een geheel nieuw te vervangen. De aanbesteding had plaats onder leiding van den bouwkundigen Opzichter Knevel, en den Ingenieur Van Dooren. De bouw van het waschhuis, machinegebouw, een dubbele woning en eene verbouwing aan het administratiegebouw werd aangenomen door den aannemer Zwak voor f 44.850,-, de Gebrs. Stork te Hengelo leverden de machineriën voor f 16.300,-, de Accumulatorenfabriek te Maarssen zorgde voor de installatie voor f 28.500,-, terwijl de firma Becht & Dyserinck te Amsterdam de lampen leverde.
In 1898 werd op Bloemendaal de voorgenomen bouw van 2 paviljoenen elk voor 40 patiënten, van eene woning voor den 2en Geneesheer en van 4 woningen voor Beambten aanbesteed voor de som van f 77.000,-. Aannemer de Heer J. Van Rossum. Met den bouw werd in het najaar begonnen.
Tot een zelfde uitbreiding werd ook voor Dennenoord besloten, zoodat ook daar de bouw werd aanbesteed van 2 paviljoenen elk voor 40 patiënten en aangenomen met nog enkele veranderingen van minder beteekenis voor de som van f 63.670,-, door den aannemer Timmer. Deze paviljoenen waren bij het einde des jaars nog niet opgeleverd.
Ook kwam in dit jaar de aanleg van een telefoonnet over het geheele terrein der stichting Dennenoord, dat een groote oppervlakte beslaat, tot stand en is daardoor in eene langgevoelde behoefte voorzien.
Het aantal patiënten dat bij het einde van 1898 op onze stichtingen in verpleging was, waarover hieronder nog in bizonderheden wordt getreden, is als volgt:

Onze Vertegenwoordiger, broeder T. Van Der Ploeg Iz. te Steenwijk is ook in 1898 met ijver werkzaam geweest. Hoewel korten tijd door een vrij ernstige onegsteldheid verhinderd, mocht hij in vele kerken en localen de belangen onzer Ver. bepleiten, vele leden winnen en de opbrengst van menige collecte in de kas doen vloeien. Van een en ander wordt maandelijks in ons blad ,,Bethesda” melding gemaakt. Onzen hartelijken dank met verdere aanbeveling zij hierbij gebracht aan allen die hem en daarmede onze Vereeniging in dezen broederlijk ontvingen en steunden.
Ter voorkoming van abuizen worden belanghebbenden dringend uitgenoodigd, zich te overtuigen van de juiste verantwoording van gelden, en in geval van verschil of verzuim, daarvan zoo spoedig mogelijk mededeeling te doen aan den Penningmeester.
Onze Vereeniging telt ruim 11000 leden, 62 afdeelingen en 378 correspondenten, terwijl 114 corporatien, zoowel kerkeraden als diaconiën onzen arbeid steunen.
De verhouding van de zijde der H.H. Inspecteurs voor het Staatstoezicht op krankzinnigen, de Heeren Dr. Ruijsch en Dr. Van Andel was bij voortduring goed en aangenaam, hetwelk door ons Bestuur op hoogen prijs wordt gesteld.
Ons Maandblad ,,Bethesda,” dat gelijk u bekend is, onder Hoofdredactie van Ds. Van Der Hoogt op Veldwijk staat en tevens als orgaan dient voor de Vereeniging ,,Eudokia”, ,,’s Heeren Loo,” ,,Effatha” en ,,Gereformeerde Ziekenverzorging,” telt thans 1320 abonné’s. Het werpt nog geen financiëele bate af voor de verschillende Vereenigingen.
Met dankbare waardeering maakt het Bestuur melding van de door Dr. Schermers samengestelde ,,Handleiding bij het verplegen van krankzinnigen”, welke in eene langgevoelde behoefte op dat gebied, ook voor de opleiding van ons personeel voor de verschillende stichtingen voorziet.
Het Bestuur houdt zich bezig met eene pensioenregeling voor de dienende broeders en zusters onzer stichtingen en hoopt daarmede binnenkort gereed te komen. Reeds nu wordt aan sommigen die voor den dienst geheel of ten deele ongeschikt werden, geregeld financiëele hulp geboden.
Het Algemeen Bestuur vergaderde 3 malen op Veldwijk telkens gedurende 2 dagen, en eenmaal te Utrecht op den dag voorafgaande aan de Algem. Verg. Het Centraal Bestuur vergaderde 6 maal. De Gestichtsbesturen gewoonlijk maandelijks en de Gestichtsraden wekelijks.
Laat mij aan deze korte mededeelingen nog eenige aanteekenigen uit de verslagen van de Geneesheeren-Directeur en Geestelijke Verzorgers der 3 Stichtingen mogen toevoegen.
Veldwijk.
De Observatiepaviljoens Overbosch en Lindenstein werden, na eene verbouwing te hebben ondergaan, geheel nieuw gemeubeld en door patiënten 1e en 2e kl. betrokken. Ook de nieuw gebouwde paviljoens 2e kl. Dalrust en Voorheide werden in gebruik genomen. Het aantal paviljoenen is nu tot 26 gestegen. Zoowel in- als uitwendig worden deze, evenals het meubilair, in goeden staat onderhouden, hetgeen heel wat inspanning vereischt, en een aanzienlijk bedrag op de begrooting van kosten in beslag neemt.
33 portretten van H.M. de Koningin vonden in verschillende zalen een plaats.
In den dienst der verpleging stonden 136 personen. De oudste is sedert 1886 in dienst, terwijl 1/3 van het geheel eerst in ’98 in dienst trad, 59 hunner hadden het leerlingverplegers (sters) examen afgelegd, terwijl 21 het diploma van verpleger (ster) hadden verworven.
De verdeeling over de verschillende paviljoenen is zoodanig, dat in de kleinere voor 1e en 2e kl. de verhouding van het aantal verplegers (sters) is 1 op bijna 3 patienten, en in de grootere voor 3e kl. 1 op 4 à 5 patienten.
Het blijft een punt van voortdurende zorg en overleg, om het personeel zoodanig te verdeelen, dat niet al te zware lasten op één persoon worden geladen, opdat physieke en moreele krachten niet misbruikt worden en de geest onder het personeel goed blijve, en toch de goede verpleging geen schade lijde.
Daarom wordt ook aan de opleiding van het personeel tot den verplegingsdienst groote zorg besteed. De aspirantverplegers ontvangen per week 1 uur onderwijs van den Geestelijken Verzorger en 1 uur van den onderwijzer, de aspirant-verpleegsters bovendien 2 uur in handwerken.
De leerling-verplegers ontvangen per week 1 uur onderwijs van Ds. V.D. Hoogt. 1 uur van elk der Geneesheeren en 1 uur van den Onderwijzer.
Tweemalen per jaar worden de examens afgenomen. Aan 3 broeders en 3 zusters kon het diploma worden uitgereikt, terwijl 17 mann. en 5 vr. aspiranten aan het examen voor leerling-verpleger (ster) voldeden. Bij het schriftelijk gedeelte van het examen werden door elk der candidaten voor het diploma 4 opstellen gemaakt naar keuze over opgegeven onderwerpen uit de Vaderlandsche geschiedenis en over de spijsverteringsklieren, of den bouw van het hart of de beteekenis der zenuwen, of over voedingstoestand en voedselgebruik bij krankzinnigen, of over waanvoorstellingen.
Voor zooveel de beschikbare tijd dit toeliet, werd trouw gebruik gemaakt van de gezellige bijeenkomsten. De jongelings-vereeniging telt 21 leden, de meisjes-ver. 10, de zang-ver. ,,Hallelujah” 17. Vooral de laatste, van nieuwe instrumenten voorzien, deed met ijver en kracht hare toonen hooren.
Van de gehuwde echtparen verlieten 3 om verschillende redenen de stichting.
Van de verplegers 21, van wie 16 sedert kort in dienst, bleken niet geschikt voor of bestand tegen hen dienst, 2 traden in ’t huwelijk, 20 verpleegsters verlieten de stichting, waarvan ook het meerendeel kort in dienst was en 2 in het huwelijk traden.
Voor het medico chirurgisch armentarium werden vele nieuwe instrumenten aangeschaft.
De algemeene gezondheidstoestand der verpleegden was gunstig. Het sterftecijfer bedroeg 4%.
Enkele gevallen van diphtheritis kwamen voor, waarvoor de barak in dienst werd gesteld. Eene leerling-verpleegster het eerst door de ziekte aangetast, overleed. Zij ging heen in de hope des eeuwigen levens. Ook eene patiente bezweek na korte ziekte.
Onder de gevallen van bijkomende ziekte bij patienten, wordt door den Gen. Dir. één geval meer uitvoerig behandeld, van eene patiente die op eene wandeling een glasscherf was machtig geworden en zich daarmede verwond had; om aan te toonen, hoe scherp soms de waakzaamheid moet worden geoefend en hoe uitnemend het is, wanneer het verplegingspersoneel op de hoogte is van het aanbrengen der eerste hulp bij ongelukken.
Omtrent de oorzaken van krankzinnigheid wordt vermeld, dat in de meeste gevallen erfelijkheid, daarna verdriet op den voorgrond treedt, terwijl het ernstige opmerking verdient dat bij 2 vrouwelijke patienten met groote mate van waarschijnlijkheid de toepassing der heillooze Neo-Malthusiaansche praktijken als oorzaak van krankzinnigheid moet worden aangenomen.
Het aantal herstelden bedroeg bij de mannen 25% van de opgenomenen, bij de vrouwen 23,3%.
Van de 42 patienten die als hersteld konden worden ontslagen, waren 36 korter dan een jaar in verpleging, terwijl 1 patiente na eene verpleging van 7 jaren op 72 jarigen leeftijd hetzelfde voorrecht mocht genieten.
Het aantal verpleegdagen was in 1898 voor mannen 60154. voor vrouwen 76652. Totaal 136806.
In den loop des jaars werden 10 vrouwelijke patiënten opgenomen die lijdende waren aan amentia. Dit ziektebeeld openbaart zich gewoonlijk vrij plotseling onder verschijnselen van bewustzijnstoornis, verwardheid, hallucinaties en maniacale opgewektheid.
Van deze patiënten konden 4 als geheel hersteld ontslagen worden, 3 konden met verlof huiswaarts keeren, terwijl van 2 goede hope en van 1 nog eenige hoop op herstel bestaat.
Gevallen van ontvluchting waren in dit jaar zeldzaam, maar hadden bij 2 patiënten helaas een treurig gevolg.
Een lijder onttrok zich een oogenblik aan de waakzaamheid van den verpleger en vond gelegenheid zich in een sloot te verdrinken. Een andere wist het dak van zijn paviljoen te bereiken en sprong daaraf, met dat gevolg, dat hij spoedig overleed.
In beide gevallen was er gebrek aan waakzaamheid. Een ernstig ingesteld onderzoek had ten gevolge dat de betrokken bewakers moesten ontslagen worden.
In gezinsverpleging waren 33 patiënten. De Gen. Dir. is daarvan een groot voorstander. In een enkel geval kon daarmede niet worden voortgegaan, en moest de patiënt weder in de stichting opgenomen worden. Voor een groot deel was dit te wijten aan onverstandige vrienden die hem kwamen bezoeken en door verkeerde raadgevingen hem weder in een staat van opwinding brachten, die zijne wederopneming in het gesticht noodzakelijk maakten.
In den loop des jaars werden 5 patiënten uit Veldwijk naar andere Gestichten overgeplaatst, terwijl 29 patiënten uit andere Stichtingen naar Veldwijk kwamen. Meerendeels geschiedden die overplaatsingen op verzoek der familie. In enkele gevallen waren die van beslist gunstigen invloed op de patiënten.
Op het gebied van voeding, kleeding, ligging en reiniging werden geene veranderingen aangebracht.
In de werkplaatsen voor schilders-, timmermans- en schoenmakerwerk, met huis- en buitenwerk, matten vlechten, het maken van vuurmakers en dergelijke werkzaamheden werden 143 mannen beziggehouden, terwijl dit met 89 mannelijke patiënten niet kon geschieden.
Evenzoo werden 228 vrouwelijke patiënten met allerlei vrouwelijk werk beziggehouden; 90 vrouwelijke patiënten namen daaraan geen deel.
Door de zangvereenigingen en het fanfarekorps werden nu en dan uitvoeringen gegeven, welke door de tegenwoordige patiënten met veel genoegen en in zeer goede orde werden bijgewoond.
De 2e September was een gewichtige feestdag. Reeds dagen te voren werd Veldwijk versierd en waren allerlei voorbereidingen getroffen. Met dankbare herinnering konden allen die daaraan hadden medegewerkt op hun werk zien. Met koraalmuziek van den toren aangevangen, hield de Geestelijke Verzorger een toepasselijke rede en werd het feest door gebed en lied geheiligd. De zangvereenigingen en het fanfarekorps lieten zich herhaaldelijk hooren, aan versnaperingen en feestelijkheden maaltijd ontbrak het niet en nadat de dag besloten was met illuminatie en vuurwerk, keerde een ieder zeer voldaan huiswaarts en wist elk bewoner van Veldwijk die in staat was, dit te waardeeren, dat Nederland weder een Koningin uit het geliefde Stamhuis bezat.
Tot ontspanning van de patiënten zijn in elk paviljoen eenige gezelschapsspelen, terwijl zich in eenige paviljoens piano’s of andere muziekinstrumenten bevinden.
Door de damesvereeniging Charitas werd een krans georganiseerd met eenige dames-patiënten die wekelijks een avondbijeenkomst houdt, waar de dames zich bezighouden met handwerken, muziek en lectuur. Door die Vereeniging werden eenige rijtoeren met 3e klasse patiënten gemaakt.
Door alle patiënten worden, zooveel de gelegenheid dit toelaat, wandelingen in den omtrek gemaakt.
Afzondering van patiënten werd zoo min mogelijk toegepast, maar was nu en dan, vooral ‘s nachts noodig.
Van dwangmiddelen wordt geen gebruik gemaakt.
De Gen. Dir. eindigt zijne mededeelingen met zijn dank uit te spreken aan allen die van hun gaven en krachten iets, veel, soms zeer veel schonken in den dienst der stichting, in welk ook in dit jaar weder veel lief en leed ervaren werd.
De godsdienstoefeningen worden op Zon- en Feestdagen tweemaal gehouden. Zij werden bijgewoond door 125 mannen geregeld, 14 ongeregeld, 40 zelden en 53 nooit. Evenzoo door 102 vrouwen geregeld, 50 ongeregeld, 59 zelden en 107 nooit.
Dee Geestelijke Verzorger vermeldt in zijn verslag dat hij het gansche jaar door Gods goedheid in staat is geweest zijn arbeid ongestoord te kunnen verrichten, zoowel onder kranken als gezonden. Zeer zelden had in de bijeenkomsten met patiënten, korte stoornis plaats, terwijl zeer velen met aandacht luisterden naar het gesproken woord. Niet weinigen zijn er die op Veldwijk voor het eerst in aanraking komen met het Evangelie. Behalve de godsdienstoefeningen en de lessen voor de opleiding, werd met het personeel maandelijks een bidstond, wekelijks een bijbelbespreking gehouden, terwijl dagelijksche bezoeken aan paviljoenen en woningen gelegenheid gaven tot toespraak en gebed. Uit den aard der zaak duren de godsdienstoefeningen slechts kort.
Van de Gesstelijke Verzorging behoort een kracht uit te gaan, en door Gods genade mag door den G.V. voor zoover dit kan worden nagegaan, worden getuigd dat die arbeid gezegend wordt. De eeuwigheid zal het openbaren.
De Bijbellezing en het psalmgezang bij de huisgodsdienstoefening onder leiding van den huisvader, hadden geregeld plaats naar een door den G.V. opgemaakten rooster, die goed voldoet.
Ook de bibliotheek staat onder het toezicht van den G.V. Zij bevat thans 550 nummers. Zoowel door patiënten als door het personeel wordt daarvan vrij geregeld gebruik gemaakt.
Evenzoo wordt van de leesinrichting met velerlei tijdschriften en van de couranten inrichting met vele dag- en weekbladen een dankbaar gebruik gemaakt.
Bij de uitvoeringen die door zang- en muziekvereenigingen voor patiënten gegeven werden, ook bij jaarfeesten van jongelings- en meisjes-vereeniging, werd steeds medewerking door den G.V. verleend.
Ook nu en dan moest tucht worden uitgeoefend. Ernstige gevallen deden zich gelukkig niet voor.
De geest onder het personeel mocht over ’t geheel genomen, goed worden genoemd. Ook de onderlinge verhouding dergenen die in hoogere of lagere ambten de stichting dienen, liet weinig te wenschen over.
Bloemendaal.
In 1898 kwamen geen nieuwe plaatsen beschikbaar, zoo dat het aantal dan ook bij het einde des jaars even groot was als in het begin, nl. 360. 92 malen kwam een plaats open die telkens door een nieuwe patiënt werd ingenomen.
De meeste der opgenomenen hadden een leeftijd van 20 – 40 jaar, 2 gingen zelfs den leeftijd van 80 jaren nog te boven.
Bijna alle patiënten hadden lager onderwijs ontvangen. Bij het grootste aantal treedt als oorzaak, erfelijkheid op den voorgrond, daarna verdriet, 90% van de patiënten werd voor de eerste maal opgenomen, terwijl zich 3 gevallen voordeden van hen die reeds 3 maal verpleegd waren geweest.
Bij de meesten (43%) bestond krankzinnigheid reeds langer dan een jaar voor de opname. De hoop op herstel wordt blijkens de ervaring minder, naarmate de krankzinnigheid voor de opname langer heeft geduurd.
Door den Gen. Direct. wordt er de aandacht opgevestigd dat een groot aantal gevallen voorkomt van verschillende vormen van krankzinnigheid die zich in de regel onderscheiden door een ongunstig verloop. Zoo wordt in het bijzonder gewezen op de insania epileptica, op de vecordia, op de insania paralytica en de dementia. Ten einde een juist oordeel te kunnen vellen, ook tegenover andere Gestichten, moet men zeer zeker op deze factoren letten. Het gaat daarom niet aan, zooals wel een gebeurt, dat men twee Gestichten met elkander vergelijkt door alleen het aantal herstelden na te gaan.
De Gen.-Direct. acht het voorts merkwaardig, dat even als in vorige jaren, van het getal opgenomen patiënten (56 m. en 36 vr.) het grootste aantal (resp. 31 en 19) tot den ongehuwden staat behoorden. Natuurlijk zijn voor dit feit verschillende oorzaken aan te halen; verschillende personen hebben reeds van te voren een min of meer abnormalen aanleg en komen daardoor niet tot een huwelijk. Toch zouden aan de andere zijde velen voor allerlei exessen bewaard gebleven zijn, wanneer het hun gelukt was met eene deugdzame en verstandige huisvrouw, of met een wijs en bedachtzaam man een gelukkig huwelijk aan te gaan.
30 Overplaatsingen uit andere Gestichten hadden dit jaar plaats, hetzij op verzoek der familie, dan wel op grond van bestaande contracten met gemeenten.
Het aantal verpleegdagen bedroeg 130081 tegen 125975 in 1897. Niet minder dan 268 aanvragen om plaatsing voor patiënten moetsen worden afgewezen. Er bestaat alzoo weder alle reden tot uitbreiding, waarmede dan ook reeds een aanvang is gemaakt.
Het aantal herstel ontslagen patiënten was dit jaar hoog, namelijk 23 mannen en 15 vrouwen, terwijl werden opgenomen 56 mannen en 36 vrouwen; alzoo 11%. De meesten tusschen 20 en 30 jaar oud, terwijl 2 zelfs den leeftijd van 70 jaren te boven gingen. Het grootste aantal was minder dan 1 jaar in verpleging.
17 m. en 8 vr. patiënten werden als niet hersteld ontslagen. Van dezen werden 4 naar Veldwijk, 1 naar ’s Heerenloo, 2 naar Medemblik en 1 naar Endegeest overgeplaatst, terwijl de overigen naar hunne familie terugkeerden.
17 m. en 12 vr. patiënten werden door den dood weggenomen, ofwel 6,4% van het aantal verpleegden. De meesten op den leeftijd van 40-50 jaren. Dit hangt samen met de vreeselijke ziekte, dementia paralytia, waaraan velen gedurende hun leven leden.
De algemeene gezondheidstoestand was gunstig. Toch moesten nog 10357 recepten worden gereed gemaakt.
Ontvluchtingen kwamen 16 malen voor; door Gods goedhied zonder eenig ernstig gevolg. Ten einde die zooveel mogelijk te keeren is besloten een kleine boete te heffen, in die gevallen waarin ontvluchting blijkbaar door beter toezicht had kunnen worden voorkomen.
God zij dank, is geen enkel geval van zelfmoord te betreuren. Zij die daartoe neiging betoonen, worden veelal te bed verpleegd. In 6 van de 10 paviljoenen wordt geregeld ’s nachts gewaakt.
Lijkopeningen konden eenige malen geschieden, mede tot leering van de meer gevorderde verplegers (sters).
Eenmaal werd bij de sectie een tumor aangetroffen in de temporaal-hersenen. Als eene verbetering mag beschouwd worden dat het lijkenhuisje thans is aangesloten aan de waterleiding.
In de voeding werd geen verandering gebracht. Naar afwisseling wordt zooveel mogelijk gestreefd. De bereiding laat niets te wenschen over, sedert in de keuken een echtpaar den scepter voert, waarvan de man het brevet van kok heeft.
Geen klachten worden meer vernomen. Enkele malen werden wij door vriendenhanden in staat gesteld, extra toespijs te verschaffen.
Kleeding, ligging en reiniging onderging geen verandering. De kleer-, schoen- en matrassenmaker, tevens behanger, hadden volop werk.
Even als op Veldwijk werd ook op Bloemendaal op het groote belang aan geregelde werkverschaffing gelet. Door 163 m. en 114 vr. patiënten werd geregeld werk verricht. Een kleine prikkel bestaande in eenige verhooging van het wekelijksche rantsoen tabak en sigaren, deed hierbij goede dienst.
Als middel tot ontspanning komt in de eerste plaats de bibliotheek in aanmerking, die thans 392 nummers bevat en onder het beheer staat van den Geestelijken Verzorger.
Voorts is voor onze stichting van groot nut de Vriendenkring <<Bloemendaal.., te Bloemendaal daar haar bestuur, waarvan de heer J. Smelik de wakkere voorzitter is, menige bloem strooit op het donkere levenspad van onze arme lijders.
Door genoemde Vereeniging ontvingen wij ter circulatie onder patiënten en dienende broeders en zusters, niet minder dan 11 dagbladen, 81 weekbladen en 26 maandbladen. Voorts 16 schilderijen, 20 wandteksten en 30 scheurkalenders, en menigmaal pakketten Engelsche, Fransche en Duitsche illustraties.
Dat deze uitnemende zorg door allen op hoogen prijs wordt gesteld, behoeft geene verzekering. Het Bestuur is dan ook aan de Vriendenkring te hoogste erkentelijk en tevens aan allen die het bestuur van dien kring daartoe in staat stelden.
Ook de op de stichting bestaande jongelings-, jongedochters- en zangvereenigingen en het fanfarekorps droegen het hunne bij om ook den patiënten aangenaam te zijn. 11 Uitvoeringen van verschillenden aard werden gegeven, die een talrijk en dankbaar gehoor vonden.
Onder deze mag met een enkel woord gewag worden gemaakt van den kroningsfeesdag op 19 September, waar o.a. aan allen die daarbij tegenwoordig konden zijn, het voorrecht te beurt viel onze geliefde Koninginnen te begroeten, onder het toezingen van Psalm 134:3 en het aanbieden van bouquetten.
De feestdag was begonnen met een godsdienstig samenzijn, waarbij door den Geestelijken Verzorger de feestrede werd gehouden. Een extra maaltijd viel alle patiënten ten deel, door de zangvereenigingen werd eene uitvoering gegeven, terwijl de dag besloten werd met eene feestelijke illuminatie van het Administratiegebouw en de hoofdlaan, in welke een eerepoort aan den ingang was opgericht.
Namens de Regeering ontving het Bestuur het bekende fraaie portret van H.M.
Geregeld werden wandelingen, enkele malen rijtoeren gemaakt. Door vermeerdering van geregelden waakdienst werd afzondering van patiënten belangrijk minder.
Nu en dan werd de stichting bezocht door autoriteiten die zelve in het werk der krankzinnigen-verpleging werkzaam zijn of zullen worden. O.a. op 14 September door Dr. Nerander, Prof. bij de Geneesk. faculiteit aan de Universiteit te Upsala.
Het vinden van geschikt personeel heeft in het jaar 1898 nog al eens tot moeielijkheden aanleiding gegeven. Vooral was dit het geval met gehuwde paren, bestemd om aan het hoofd van een paviljoen voor mannen te staan. Aan het hoofd van één paviljoen staat thans een gediplomeerd verpleger die zeer goed voldoet.
Voor de vrouwenpaviljoenen waren de bezwaren minder vermoedelijk in verband met den éénhoofdigen regeeringsvorm. De wisseling onder het verpleegpersoneel was nog vrij groot. Van de 66 die bij den aanvang  des jaars aanwezig waren, verlieten 38 in den loop des jaars om verschillende redenen de stichting, terwijl 39 voor het eerst in dienst traden. Met leedwezen moet worden geconstateerd dat de eenige gediplomeerde verpleegster, die bij intrede des jaars in dienst der stichting was, om haar aanstaand huwelijk, ons verliet. 4 gediplomeerde verplegers waren bij het einde van 1898 op Bloemendaal werkzaam.
Het gedrag van het verpleegpersoneel was over het algemeen goed. Enkele malen moest met krachtige hand tucht worden geoefend. De Gen.-Direct. spreekt een woord van dankbare waardeering uit voor al degenen die hem in het jaar 1898 weder in den arbeid ter zijde gestaan. De moeilijkheden waren vaak vele, de opoffering niet gering, maar toch is er veel werk met lust en opgewektheid verricht. En met blijmoedigheid mag worden geconstateerd dat over het algemeen een bijzondere lust bestond, om den arbeid naar behooren te verrichten overeenkomstig den wensch van de geneesheeren.
De jongelingsver. <<Eben-Haezer>>, de meisjesver. <<Martha>> en de zangvereeniging <<de Lofstem>>, onder leiding van den heer J. Smelik, hielden getrouw hare wekelijksche bijeenkomsten.
De cursus tot opleiding van personeel was op dezelfde wijze ingericht als op Veldwijk.
Het gegeven onderwijs had tot vrucht dat 11 aspirantverplegers (sters) met goed gevolg het leerlingsverplegers (sters) examen aflegden. Slechts aan 2 leerling verplegers kon het diploma worden uitgereikt.
In het geheel waren bij het einde des jaars in het werk der barmhartigheid op Bloemendaal dienende 107 broeders en zusters.
Uit het verslag van den Geestelijken Verzorger van Bloemendaal stippen wij nog een en ander aan.
Even als op Veldwijk was bij den arbeid onder verpleegden en verplegers, het Woord des Heeren de lamp voor zijnen voet en het licht op zijn pad. Wat zou van onze stichtingen worden, wanneer dar niet werd gelezen, noch gebeden, noch gezongen, noch gepredikt?
De prediking des Woords werd geregeld door ongeveer 150 patiënten bijgewoond. Stoornis van eenige beteekenis kwam niet voor. Met stille aandacht werd geluisterd en het bleek meermalen dat er velen waren die toonden verstaan te hebben wat gesproken was.
Zooveel mogelijk werden alle paviljoenen eenmaal per week bezocht, en zoo noodig meer. Het spreken met de patiënten is op enkele uitzonderingen na, een moeilijk werk dat inspanning en voorzichtigheid vereischt. Evenzoo is dit het geval met het gebed. Toch is het opmerkelijk dat bijna zonder uitzondering alle patiënten, ook van zeer verschillende godsdienstige richting den arbeid van den Geestelijken Verzorger op prijs stelen en hem met de meeste achting bejegenen.
Ook tractaatverspreiding is een gewenscht middel tot evangelisatie, dat dikwijls tot gesprek aanleiding geeft. Een 5000 tal konden door de vriendelijke bemiddeling van <<Filippus>> en eenige Haagsche vrienden worden verspreid.
Ook van de bibliotheek werd door vele kranken gaarne gebruik  gemaakt.
Wat betreft den arbeid onder de dienende broeders en zusters, kan in de eerste plaats vermeld worden, dat de samenkomsten met de hoofden van paviljoenen en gediplomeerden door sommigen met belangstelling werden bezocht. De harten spreken zich daarbij vrij uit over allerlei zaken betreffende Gods Woord en de leer der zaligheid.
Ook de bidstonden werden tamelijk getrouw bezocht. Het middaguur, dat daarvoor moest gekozen worden is daartoe niet zoo geschikt als de avond.
Het huisbezoek werd geregeld gedaan. Over het algemeen worden deze bezoeken op prijs gesteld en gaven die meermalen aanleiding om een woord van vermaning en bemoediging te spreken.
Vooral wanneer zij die dagelijks kranken verplegen hebben zelve met ziekte bezocht werden, kregen die bezoeken een bizondere beteekenis, en waren zij menigmaal niet ongezegend.
Het gebruik maken van de bibliotheek werd aangemoedigd, bij velen met zeer goed gevolg.
De huiselijke godsdienstoefeningen werden over ’t geheel met stichting, in eenvoudigheid geleid. Sommigen bidden bij den aanvang van den maaltijd het <<Onze Vader>>, tewijl zij met een kort gebed tot dankzegging eindigen.
De rooster door Ds. Van Der Hoogt vervaardigd wordt thans ook op Bloemendaal gevolgd.
De vrij groote wisseling onder de dienende broeders en zusters vooral onder de eerste, werkt niet gunstig op het vereenigingsleven. Toch bleef de vereeniging onder de jongelingen in stand en arbeidde die onder de jonge dochters ijverig, zoodat aan menige kranke een blijde verrassing kon worden bereid.
Over het algemeen heerschte eene goede geest. Maar allicht kan in den goeden gang van het radarwerk van zulk eene groote stichting, eenige stoornnis ontstaan, die ernstige gevolgen na zich kan slepen. Voor dit laatste bleven wij door Gods genade gespaard. Bij alle gebrek, in dit opzicht waardoor wij tot gebed worden uitgedreven, is er toch ruime stof, den Heere te danken.
Dennenoord
De verfraaiing en verbetering van het terrein werd ook dit jaar met kracht voortgezet, zoowel rondom de pastorie, als langs de wegen en aan den grond die voor cultuur in aanmerking komt.
Aan de gebouwen kwam geen verandering van beteekenis.
De bestuurskamer werd van meubilair voorzien, dat tot hiertoe nog achterwege had moeten blijven.
De vrij blootgestelde ligging van sommige gebouwen was oorzaak dat krachtige maatregelen moesten genomen worden tegen regen en wind.
De bouw van 2 nieuwe paviljoenen was bij het einde des jaars nog niet ten einde gebracht.
Een hit werd aangeschaft, die menigen last te vervoeren heeft.
Het aanleggen van een nieuw telefoonnet kwam tot stand, hetgeen bij de verspreide ligging der paviljoenen in een dringende behoefte voorziet.
Op 31 Dec. 1898 waren in verpleging in 6 paviljoenen 96 m. en 94 vr. patiënten. Te zamen 190. Het aantal verpleegdagen was 67748.
Voor de verpleging waren daarvoor in dienst 17 broeders en 21 zusters, alzoo ongeveer 1 op 5 verpleegden.
In 1898 werden opgenomen 36 m. en 30 vr. patiënten.
Het aantal patiënten dat als hersteld kon worden ontslagen bedroeg 7 mannen en 15 vrouwen, alzoo ongeveer 33 pCt.
Als niet hersteld werden ontslagen 10 m. en 9 vr. patiënten. De meeste hunner konden verder bij hunne familie worden verpleegd.
Als niet krankzinnig werd ontslagen 1 man.
Wat aangaat de vermoedelijke oorzaken van krankzinnigheid, het bezighouden der patiënten met verschillende werkzaamheden het houden van godsdienstoefeningen en op Zon- en feestdagen de voeding, kleeding, ligging en reiniging hiervoor kan verwezen worden naar hetgeen dienaangaande onder Veldwijk en Bloemendaal vermeld is.
Enkele ontvluchtingen hadden plaats, gelukkig alle zonder ernstige gevolgen.
Vele vrienden uit den omtrek betoonden ons hunne belangstelling in de stichting. Dit mocht onder anderen de jeugdige bibliotheek ondervinden, die thans 130 nummer telt, terwijl verschillende zang- en muziekgezelschappen uit Groningen, Assen, Haren en Grijpskerk den patiënten en het dienend personeel, zesmalen eene uitvoering ten beste gaven, die door alle tegenwoordigen zeer op prijs werden gesteld.
De Geestelijke Verzorger sedert Juni 1898 in de stichting werkzaam, mocht zijn taak met lust en onder den kennelijken zegen des Heeren vervullen. Zijne toespraken en voorbeden werden zeer gewaardeerd. Onder de godsdienstoefeningen heerscht bijna volkomen stilte. Enkele geven blijken van goed te luisteren. Voor de huisgodsdienstoefeningen in paviljoenen is een rooster opgemaakt diet goed voldoet.
Van tijd tot tijd werd ook het personeel over de beginselen bij den arbeid der barmhartigheid gesproken, en daarbij opgewekt tot volhardend en zelfverloochenend werken voor den Heere. Velen zijn dan ook met toewijding werkzaam.
De Kroningsfeestdag ging ook op Dennenoord niet onopgemerkt voorbij. Even als op Veldwijk en Bloemendaal werd ook hier, op kleine schaal, feest gevierd. De dag werd met een godsdienstig samenzijn onder de leiding van den Geestelijken Verzorger begonnen en verder tot aller genoegen doorgebracht.
Ik eindig mijn verslag met den dank uit te spreken, allereerst aan Hem die onze Stichtingen met al hun gebrek en ellende weder dit jaar droeg en in stand hield en voor velen tot een rijken zegen stelde, voorts aan al de broeders en zusters, hetzij in hoogere of lagere betrekking, die zich hebben gewijd aan het werk der barmhartigheid, dat onze Stichtingen bedoelen, met de bede dat de Heere God hen verder moge bekrachtigen en Zijn vriendelijk aangezicht over onze Vereeniging verheffen.

De Secretaris,
VAN MARLE

Vijftiende jaarrekening

De vijftiende jaarrekening, die hier aan de leden onzer Vereeniging wordt aangeboden, heeft in onderscheiding van de vorige dit voor, dat zij, al is het dan niet groot, met een batig saldo sluit. De exploitatiën onzer drie Gestichten zijn over het afgeloopen jaar voordeelig geweest, en door de ontvangen contributiën, collecten en giften, alhoewel minder dat het vorige jaar, kan de Penningmeester thans wijzen op een batig saldo, dat gevoegd bij het reeds gevormde Reservefonds, nu of later voor vele doeleinden kan worden gebezigd. Reeds heeft het Bestuur over f 2000,- beschikt en daar een bestemming aan gegeven, welke zeker de goedkeuring van een ieder zal wegdragen. Het Bestuur heeft sedert lang gevoeld, dat het dringend noodzakelijk is, dat vaders en moeders, verplegers en verpleegsters, en de vele anderen, die ons in dit werk der barmhartigheid ter zijde staan, zekerheid moeten hebben, dat zij, wanneer zij ongeschikt worden in of door den dienst, een toelage ontvangen in den vorm van een pensioen. Om dit te kunnen doen moet er een pensioenkas bestaan. En alhoewel het reglement voor de pensionneering nog niet geheel gereed is, heeft het Bestuur besloten reeds een kas voor dat doel in ’t leven te roepen. In die kas worden voortaan al de giften gestort, welke de bussen op de Gestichten inhouden, en welke ons voor dat doel worden toegezonden en bovendien een bedrag van het batig saldo van de afgesloten rekening. Deze kas zal afzonderlijk door den Alg. Penningmeester worden beheerd en jaarlijks zal hiervan mede rekening en verantwoording worden gedaan aan de leden der Vereeniging. Hoe groot die pensioenkas zal moeten zijn is niet bij benadering aan te geven indien men nagaat dat op dit oogenblik reeds meer dan 400 broeders en zusters aan onze drie Gestichten verbonden zijn, die in aanmerking kunnen komen voor een pensioen.
Maar daarom is het dan ook zoo dringend noodig, dat er een begin worde gemaakt, hetgeen door een ieder zal worden toegejuicht.
Veldwijk heeft weder in 1898 f 12.000,- kunnen aflossen, welk bedrag is afgeschreven op de gebouwen en het saldo groot f 2.591,01 op de meubelen.
Bloemendaal heeft nog niets afgelost maar van het saldo is f 10.000,- op de gebouwen en f 1.424,91 op de meubelen afgeschreven.
Dennenoord heeft evenmin iets afgelost maar het saldo groot f 1.467,615 is afgeschreven op de meubelen.
Het saldo der Vereeniging groot f 6.223,02 na aftrek van f 2.000,- voor de Pensioenkas is bij het reserve-kapitaal gevoegd.
Aan obligatiën is in het afgeloopen jaar voor een bedrag van f 197.000,- geplaatst en wel:

en op dien datum was van de geldleeningen nog ongeveer in kas f 72.000,-.
Voor Veldwijk zijn in den loop van 1898 betaald de laatste termijnen van de aannemingssom der 3 nieuwe paviljoenen, die met inbegrip van de centrale verwarming en de salarissen van architect en opzichter f 27.398,165 hebben bedragen.
Voorts werden betaald de eerste termijnen van het nieuwe waschhuis, machinegebouw, dubbele woning, elecrische verlichting, enz. à f 19.184,42. Terwijl nog werd uitgegeven voor aankoop van de vilaa Corper Seba en eenige andere onkosten f 21.462,845. Voor kosten van meubileering der nieuwe gebouwen werd uitgegeven f 13.119,82.
Voor Bloemendaal werden betaald eenige termijnen van de aannemingssom van twee paviljoenen, dokterswoning en beambtewoning met inbegrip van salarissen voor architect en opzichters, grondwerk, enz. ten bedrage van f 34.870,285. Voor diverse andere onkosten als rioleering enz. werd uitgegeven f 1.361,195 en voor eenig meubilair f 261,75.
Voor Dennenoord werd betaald de laatste termijn van de aannemingssom van twee paviljoens, kerk, behuizing, timmermanswoning, smidswoning, smederij en rioleering, met inbegrip van centrale verwarming en het salaris van den architect, ten bedrage van f 10.678,39.
Vervolgens werden betaald twee termijnen van de aannemingssom der twee nieuwe paviljoenen, dubbele woning e.a., plus het salaris van den architect, grondwerk, enz. samen een bedrag uitmakende van f 25.051,01 en voor meubilair een som van f 2.379,025.
De contributiën over 1898 bedroegen f 12.946,665.
De kerkelijke collecten uit 46 gemeenten brachten op f 758,795, en de bijzondere collecten in 82 kerken of bijeenkomsten f 1.416,85, aan giften werd ontvangen f 541,47.

De winst- en verliesrekeningen der 3 gestichten en der Vereeniging volgen hierbij. Zoo noodig kunnen de verlangde inlichtingen gegeven worden op de aanstaande jaarvergadering.
Ten slotte een woord van dank aan al de mannenbroeders, die mij hebben bijgestaan in deze zoo uitgebreide administratie. Een woord van dank aan onzen ijverigen vertegenwoordiger, aan al de correspondenten, aan al de leden en begunstigers, èn voor hun arbeid verricht in het belang onzer Vereeniging èn voor hun bijdragen, die zij hernieuwden en bestendigden of voor het eerst ons deden toevloeien.
Broeders en zusters! Onze jaarrekening is in zeker opzicht ook de Uwe. De oogen onzes Gods rusten er op! ’t Staat daar in cijfers, wat Hij ons allen schenken wilde en wat wij daarvoor als een offer der dankbaarheid voor Hem meenden te mogen en te moeten afzonderen, wij beweldadigden, voor die diep ongelukkigen, die ons ter verpleging worden toevertrouwd.
Het zij U en met het Bestuur in ’t bijzonder uwen Penningmeester een voorrecht, Hem daarin te mogen dienen, en klimme onze bede gedurig tot Hem, opdat Hij, die ons daartoe gebruikt, ook de genade geve om zegenrijke vruchten van dien arbeid, door ons verricht, te mogen aanschouwen.

De Penningmeester,
S. VAN HEEMSTRA

Amsterdam, Juli 1899.

~~~~~~~~~~~~~~

Winst- en verliesrekening en Balans 1898

dat hoe betrekkelijk klein nog, er toch eenige vooruitgang in onze financieelen toestand is op te merken.
Dit is een zeer verblijdende uitkomst, omdat wij daardoor in de gelegenheid werden gesteld, om nog meer dan vroeger, aan de dringende behoeften van onze lijdende medemenschen te voldoen. Tevens om zoo menig gescholt gemoed van ouders, broeders of zusters te troosten of hun leed te helpen verzachten, in het helpen van hunne beklagenswaardige bloedverwanten of hun in de gelegenheid te stellen om hunne patiënten een plaats te doen innemen in onze gestichten.
Onze klacht in vorige verslagen is dus niet als een stem in de woestijn geweest, en we betuigen dan ook onzen dank aan allen die daaraan gehoor gaven en met hunne offers ons hebben gesteund.
De geachte contribuanten, gevers of geefsters zullen bemerken, dat hunne bijdragen een dubbele strekking hebben, n.l. zoowel tot hulp voor de ongelukkige minvermogende krankzinnigen, als tot leniging der smart van de bedroefde familie-leden. Onze vereeniging met haar actief bestuur bereikt daardoor dan ook meer en meer haar ideaal in het werk der barmhartigheid.
Natuurlijk hoe langer een gezonde boom in goede aarde staat, hoe grooter omvang hij, bij gunstige wasdom van boven, verkrijgt, hoe veelvuldiger vruchten hij draagt op zijn tijd en zijn natuur kenteekent, maar hoe meer hij ook gewaardeerd wordt. En we meenen niet te veel te zeggen of te optimistisch te zijn, zoo we dit ook toepassen op de Vereeniging tot christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland.
In de betrekkelijk weinige jaren dat we het mosterdzaadje hielpen planten, dat het is ontkiemd, dat het zich op ongedachte wijze tot zulk een boom heeft uitgebreid, die wijd en zijd hare takken uitstrekt, is dit genoegzaam gezien, door vriend en vijand erkend en niettegenstaande eigene onwaardigheid bewezen, dat de Heere met ons was, dat Hij Zijn wasdom en zegen heeft verleend.
Laat het onze aandacht niet ontgaan, dat daarom ook velen, vooral niet het minst de mingegoeden, onder hare takken schaduw en verberging zoeken.
Laten we bedenken dat de Heiland in deze gelijkenis zich uitspreekt over de kracht der heilige beginselen, als vrucht van zijn komst en werk, waartoe zeer zeker ook behoort het werk der barmhartigheid en waardoor het meest de wille Gods betracht en Zijn eer bevorderd wordt.
Laten daarom alle christenen in ons vaderland, alle kerkeraden, diakoniën en corporatiën van hulpbetoon met ons samenwerken door hun gebed en steun of gaven, om hen, die met eigen middelen niet bij machte zijn de verpleegkosten in onze gestichten te bestrijden, daartoe in staat te stellen, om allen, voor wie dit begeerd wordt, tot den laatsten toe, te brengen onder eene verzorging waar de liefde van Christus, bij medici, vaders en moeders, verplegers en verpleegsters, hoofddoel en drijfveer is, waar niet naar menschelijke wijsheid, maar humeur en zondig karakter gehandeld wordt; maar geduld en langmoedigheid wordt beoefend, naar de regelen der H. Schrift, waar ook niet in eigene kracht wordt gearbeid, maar door gebed en leiding gezien en gewezen wordt op den grooten Medicijnmeester, die ook deze arme krankzinnigen en zwaar bezochten in Zijne plaats heeft achtergelaten, alle krankheid kan genezen en gezegd heeft: <<Wanneer gij wilt gij kunt hun weldoen>>.
Dat die heilige beginselen velen bezielen, om alzoo den schreienden nood dier ellendigen te helpen lenigen, de psychiatrie gegrond op den woorde Gods tot zijn recht en doel kome en God alleen de eere ontvange.

De Commissie ad hoc,

J. VAN MANTGEM, Voorzitter.
A.P. VAN DER VLUGT, Secretaris.
S. VAN HEEMSTRA, Penningmeester.

Splitsing/bevolking in het Gesticht

Bijlagen

Statuten der Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland

~~~~~~~~~~~~~~

 

Ontwerp-Reglement voor de Afdeeling

~~~~~~~~~~~~~~

 

Instructie voor de correspondenten

~~~~~~~~~~~~~~

Opneming en Verpleging van Lijders in de Gestichten der Vereeniging

~~~~~~~~~~~~~~

Reglement voor de Ondersteuningskas van de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland, gevestigd te Utrecht

~~~~~~~~~~~~~~

 

Reglement voor de Opleiding van Verpleegpersoneel in de drie gestichten der Vereeniging

~~~~~~~~~~~~~~

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.