1899 – 2 x Kwartaal verslagen Ds. H.D. Drenth

Ds. H.D. Drenth, de eerste predikant van Dennenoord schreef elk kwartaal een rapport over zijn werkzaamheden voor de Stichtingsraad.

  • 1 april t/m 30 juni 1899
  • 1 juli t/m 30 september 1899

(Bron: Jan Barend de Vries)

1 april t/m 30 juni 1899

De samenkomsten met de kranken op den Dag des Heeren konden in dit tijdvak geregeld plaats hebben. Meer dan anders kwam evenwel in deze tijd stoornis v00r. De enkele, doe door hun spreken enz. daartoe aanleiding gaven werden verwijderd en een enkele voorloopig thuis gehouden van de bijeenkomst, waardoor er in ’t laatst dezer maanden weer meerdere rust heerschte. Sedert half april werden door mij samenkomsten series en onderwerpen behandeld en wel des morgens over de heerlijkheid van den Christus en des namiddag over episoden uit het leven van Paulus. Blijkbaar werd door sommigen met belangstelling gevolgd. De Bidstond werd in de 3 maanden wegens vakantie in April slechts 2 gehouden. Bij den eersten Bidstond sprak ik over 1 Cor. 15 : 38 en wekten daaruit op tot vertrouwen op de beloften Gods en trouw aan onzen Koning ook in het werk Hij in de stichting op de hand heeft gezet. Rom. 12: 11 bood mij gelegenheid om bij den tweede Bidstond te vermanen tot volijverig bezig zijn in den dienst des Heeren. Over ’t algemeen wordt de aankondiging van Bidstond door het personeel, met name door het vrouwelijke, met blijdschap begroet en trouw bijgewoond. Met een Huismoeder die slechts eens op de Bidstond was geweest en dat reeds voor mijne komst sprak ik. Zij kon geen reden daarvoor opgeven en ’t gevolg werd dat zij bij den laatst gehouden Bidstond tegenwoordig was. De persoonlijke arbeid onder de kranken bepaalde zich in deze tijd tot de geregelde bezoeken en slechts een enkele keer kon paviljoenen voor storenden het bezoek niet plaats hebben, wijl de patiënten te druk en voor persoonlijk onderhoud min geschikt waren. In zulke gevallen sprak ik met enkelen van het personeel. Met patiënten die herstellende en voor langer gesprek geschikt zijn of ook met nieuw aangekomen en daarvoor geschikte patiënten werd ook nu weer in een afzonderlijk vertrek langer gesproken en soms zeer aangenaam. Ook kwam het daarbij nu en dan uit dat de arbeid niet altijd zoo ongezegend is als bij een oppervlakkige beschouwing wel eens kan schijnen. De arbeid onder de dienende broederen en zusteren is mij altijd een zeer aangename. Vandaar ook, dat ik mij in dit opzicht aan mijne instructie niet houd, dat ik slechts tweemaal per jaar met hem spreek over den zielstoestand en de vereischten voor den arbeid. Ik deed dit deze 3 maanden zelfs tot malen en niet zonder zegen. Er was hier en daar een geest van ontevredenheid uitgevaren, die zelfs bij sommigen een bedenkelijk karakter ging aannemen, doch onder den zegen des Heeren mocht het door vertrouwelijke samenspreking en het plaatse vsn een en andere in het lichts van Gods Woord gelukken dezen geest in betere bedding te leiden met het oog op deze dergelijke verschijnselen, zooals er zich in onze Stichting altijd wel zullen voor doen, komt het mij gewenscht voor het samenspreken niet te beperken tot 2 maal per jaar. Trouwens, als het een paar maanden geleden is, dat ik zulks deed, herinneren de zusters er mij zelf mij wel aan dat ik ze niet vergeten moet en zij hebben voor den afmattende arbeid wel bemoediging nodig ook. De bijbelbespreking werd geregeld gehouden. Het bleek echter dat de steen der wijzen in dezen weg nog niet is gevonden. Melde ik in het vorig verslag, dat bij die gelegenheid door mij een bijbel lezing werd gehouden en daarna gelegenheid gaf tot vragen en opmerkingen ik ben tot de oude paden teruggekeerd en laat nu in een enkele woord ter inleiding in volgorde een gedeelte lezen en verklaren. Van de bibliotheek wordt tamelijk druk gebruik gemaakt. Zooveel mogelijk tracht ik ook patiënten te afleiding aan ’t lezen te krijgen. Dit lezing gelegde bladen en tractaatje werden door velen met graagte gelezen. Met toebidding van des Heeren zegen ben ik gaarne bereid

1 juli t/m 30 september 1899

De samenkomst op den dag des Heeren konden in deze tijd geregeld worden gehouden. Bij gelegenheid van mijne vakantie in juli traden op de weleerwaarde heeren Ds. Petersen van Oude Pekela en Ds. Fokkinga van Schildwolde. Eene keer, in een namiddagdienst, werden wij geheel gestoord en moest de dienst halverwege worden afgebroken. Het was op 9 juli, toen het onweer ons overviel. Het was noodweer, doch met van tijd tot tijd een psalmvers te laten zingen, bleven allen kalm, totdat zij tenslotte toen de regen iets minder werd, heengingen. Stoornis werd in dezen tijd nogal teweeggebracht door eene vrouw die onder de leuze: ‘doden blijven zitten, maar de levenden staan op’ gaat staan om te getuigen en alzoo te doen uitkomen dat zij tot de levenden behoort. Gewoonlijk blijft ze nu thuis, doch nu en dan wordt het beproefd of zij stil kan blijven. Zij wil zoo gaarne opgaan. Het gezang in de kerk gaat soms zeer gebrekkig en is altijd aan bekende psalmwijzen gebonden. Een orgel ter begeleiding was geen overtollige weelde. De bidstond kon in deze 3 maanden wegens vakantie juli, slechts tweemaal worden gehouden. Op 30 augustus sprak ik daarbij over 2 Cor. 12:10 B en vermaande om ook bij onze arbeid zwak in eigen oog te zijn en te roemen in zwakteheden. Op 27 september gaf Phil. 2:3 mij gelegenheid om te vermanen tot ootmoed en elkander met eere voor te gaan. Hoewel vele dezen Bidstond een aangename ure vinden, zijn er altijd enkelen die van den bidstond weg blijven. Daarom rijst de vraag wel eens bij mij op of hij al dan niet tot den vast gestelden dienst behoort, zoodat ik beslist heb aangedrongen heb op bezoeken van deze bidstond. De persoonlijke arbeid onder de kranken bestond in de dezen tijd in de zooveel mogelijk geregelde bezoeken, waarbij met werd gesproken en gebeden. In deze tijd werd een drietal rijtoeren gemaakt met patiënten onder mijne leiding, waarvan Bethesda een uitvoering verslag heeft gegeven. Er wordt bij zulke gelegenheden zeer veel genoten door onze kranken. Op 31 augustus had ik de begrafenis van een onzer patiënten te leiden. Daarbij werd gelezen 2 Sam 19:31-40 en gesproken naar aanleiding van Barzillai’s vraag: ‘Hoevele zullen de dagen der jaren mijns leven zijn?’. Behalve het gewone onderhoud met de dienende Broederen en zusteren was het in deze tijd noodig een enkele broederen en zusteren te vermanen over een bepaald vergrijp. De broeders Wolters en Jansens waren naar de festiviteiten bij gelegenheid der tentoonstelling te Zuidlaren geweest en ’s avonds ongeveer 12 uur pas thuis gekomen. Bij de samenspreking daarover bracht ik hun het verkeerde onder het oog en mocht vooral bij de laatste berouw bespeuren over die zonde. Het vrouwelijk personeel gevoelt zich hier goed op zijne plaats en is veelal met toewijding werkzaam. Het mannelijke personeel haakt echter voortdurend naar verandering en daarom is bij hen niet altijd die toewijding te bespeuren. Toch wordt er zooveel mogelijk aan gewerkt om ook daarin verbetering te verkrijgen. De bijbelbespreking werd met een enkele uitzondering door dringende omstandigheden, geregeld en op de gewone wijze gehouden en voldoet thans zeer goed.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.