Header

1939-08-01 – Zelfbescherming tegen luchtgevaar

’s Gravenhage
Ermelo
’s Hertogenbosch
1 Augustus 1939

No. 55
Zelfbescherming
tegen luchtgevaar

De gespannen politieke toestand in Europa gaf ons op 28 September 1938 aanleiding aan de directies der gestichten en psychiatrische inrichtingen een telegram en een ciculaire, houdende aanwijzigen met betrekking tot de zelfbescherming tegen luchtaanvallen, te richten. Aan het slot van de circulaire verzochten wij mede te deelen wat voor de luchtbescherming was gedaan.
Uit de ontvangen antwoorden hebben wij de indruk verkregen, dat hetgeen op dit terrein geschiedt in het algemeen nog n iet voldoende is te achten. De overtuiging, dat het in verband met de wijze van oorlog voeren in het tegenwoordig tijdsbestek evenzeer noodig is paraat te zijn ten opzichte van luchtgevaar als vroeger en thans ten opzichte van brandgevaar schijnt ook bij degenen, die de leiding der inrichtingen voor geesteszieken in handen hebben, wel veld te winnen, maar – naar ons gevoelen – te langzaam.
Wij ontkennen niet, dat de bescherming der geesteszieken zeer bijzondere moeilijkheden biedt, doch dit vormt naar onze meening nog geen motief om het vraagstuk buiten beschouwing te laten of zich te beperken tot theoretische behandeling. Volgens de in October 1938 ontvangen mededeelingen is het in verscheidene inrichtingen gebleven bij het beramen van min of meer gedetailleerde plannen; vele mededeelingen waren gesteld in den onvoltooid toekomenden tijd. In eenige inrichtingen was zoo goed als niets gedaan. Daarentegen heeft men in eenige andere inrichtingen goede organisaties in het leven weten te roepen. In sommige inrichtingen achtte men de kosten een bezwaar tegen het tot stand ko men eener bevredigende regeling van de luchtbescherming. O.i. ten onrechte.
Men kan met de organisatie van de zelfbescherming tegen luchtgevaar reeds een heel eind komen zonder dat aanmerkelijke uitgaven behoeven te worden gedaan. Overigens dwingt het nog steeds dreigende gevaar voor oorlog ertoe te overwegen of en in hoeverre bijzondere werken en aanschaffingen voor de luchtbescherming noodzakelijk zijn en geacht kunnen worden binnen de perken van het mogelijke te liggen.
In verband met het vorenstaande meenen wij, dat het onze taak is voort te gaan op den weg. door ons ongeslagen toen wij U bij onze circulaire van 31 Maart 1937 No. 28 het geschrift, getiteld ‘Zelfbeschermingsmaatregelen’ in gestichten, psychiatrische inrichtingen en daarmede verbonden sanatoria tegen ‘luchtgevaar’ toezonden. Bij onze circulaire van 15 Mei j.l. No. 41 vestigden wij de aandacht van de directies der gestichten en psychiatrische inrichtingen op het boekwerkje ‘Richtlijnen voor de luchtbescherming van ziekeninrichtingen’, verkrijgbaar bij den Geneeskundige Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid te ‘s-Gravenhage.
Ditmaal zijn wij dank zij de toestemming van de Commissie van Bestuur van de Provenciale Ziekenhuizen van Noord-Holland in de gelegenheid U een afschrift aan te bieden van het rapport d.d. 6 October 1938 van de sub-commissie ter bestudeering van de luchtbescherming voor de drie Provenciale Ziekenhuizen. Wij zijn van meening, dat de beschouwingen en conclusies van deze subcommissie ook van belang zijn voor de luchtbescherming der andere gestichten en psychiatrische inrichtingen en dat het rapport daarom ten zeerste de aandacht verdient van al degenen, die geacht kunnen worden verantwoordelijk te zijn voor de bescherming onzer geesteszieken en van het te hunnen behoeve werkzame personeel indien ons land in een oorlog mocht worden betrokken.
In het rapport heeft men getracht de in aanmerking komende maatregelen te toetsen aan hun uitvoerbaarheid; de financieele zijde is daarbij n iet uit het oog verloren. Alleen het feit, dat men op zoodoende vele details onder oogen heeft moeten zien, heeft o.i. de zaak der luchtbescherming reeds een eind verder gebracht. Dat men op enkele punten de eigenlijke luchtbescherming heeft verlaten en is aangeland op het aangrenzende terrein n.l. dat van ‘het gesticht in oorlogstijd’ achten wij een voordeel.
Wij veroorloven ons nu, gedeeltelijk in aansluiting aan den inhoud van dit rapport, gedeeltelijk ook ter aanvulling van ons geschrift van 31 Maart 1937 en na overleg met den Inspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen het volgende onder Uw aandacht te brengen.
Algemeen. Bij de beantwoording van de in het Noordhollandsche rapport kardinaal genoemde vraag hoever met de maatregelen voor de luchtbescherming dient te worden gegaan mag naar onze meening gelden, dat daarmede o.i. evenver moet worden gegaan als met de bescherming van de overige bevolking met dien verstande evenwel, dat in het oog dient te worden gehouden, dat de geestezieken n iet in staat zijn te handelen in den geest van de Wet tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen n.l. zichzelf zooveel mogelijk te beschermen. Op dit punt zijn derhalve de gestichtsbesturen aansprakelijk. Bij de maatregelen moet rekening worden gehouden met het feit, dat onder de verpleegden vele bedlegerigen zijn zoomede vele personen, die bij de uitvoering der maatregelen geen medewerking kunnen of willen verleenen. Dit kan leiden tot bijzondere maatregelen, zonder dat nog gezegd kan worden, dat de gestichten daardoor in een bevoorrechte positie komen te verkeeren.
Voorts behoort rekening te worden gehouden met de omstandigheid, dat de gestichten – hoezeer de eigenschappen hunner inwoners geacht kunnen worden af te wijken van die der overige bevolking – geen uitzonderingen mogen vormen ten opzichte van maatreglen welke in tijd van mobilisatie en oorlog voor de geheele bevolking zullen gelden. Wij denken hierbij in de eerste plaats aan de verplichting tot lichtdooving welke reeds in werking kan treden zoodra het telegram van oproeping tot vòòrmobilisatie is verzonden¹, en in werking kan blijven gedurende het geheele tijdperk eener mobilisatie of van een oorlog van zonsondergang tot zonsopgang. Ondanks de ernstige bezwaren, welke lichtdooving voor de inrichtingen voor geesteszieken oplevert, zullen de gestichten de voorschriften daaromtrent toch even stipt moeten opvolgen als de overige particulieren en instellingen. Hetzelfde geldt voor de maatregelen betreffende alarmeering, tegen brand- en instortingsgevaar, ten opzichte van de distributie van levensmiddelen en huishoudelijke artikelen e.d. Wij komen hierop in het onderstaande terug.
Vervolgens dient bij alle regelingen, welke ontworpen worden, in het oog te worden gehouden, dat over een deel van het personeel wegens oproeping onder de wapenen niet beschikt zal kunnen worden.
Boven en behalve dit alles zullen de gestichten zich in geval van oorlog n iet kunnen onttrekken aan den plicht – zoo zij dan gelegen zijn in het evacuatiegebied – tot het opnemen en verplegen van zieke en gewonde militairen.
In dat geval zal de beschikbare ruimte zoo goed mogelijk moeten worden verdeeld tusschen deze militairen en de burgerverpleegden, terwijl ingrijpende maatregelen noodig zullen zijn om allen een redelijke verzorging deelachtig te doen worden. In het overleg met het Hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode Kruis betreffende een plan voor het geval dat het evacuatiegebied in Noord- en Zuidholland gelegen is, is de eerste ondergeteekende betrokken. Hieromtrent zullen de betreffende besturen te zijner tijd nadere mededeelingen ontvangen.
Moge bovenstaande opsomming ertoe bijdragen, dat thans alle besturen de noodzakelijkheid inzien van het nemen  van de maatregelen, welke een zoo volledig mogelijke paraatheid in geval van m obilisatie of oorlog eischt.
_________________
¹ Het tijdstip wordt door den Minister van Binnenlandsche Zaken nader aangegeven in een telegrafische lastgeving aan de burgemeesters.

Leiding. Met betrekking tot de leiding en haar taak meenen wij niet beter te kunnen doen dan te verwijzen naar § 3 van het Noordhollandsche rapport. Het stelsel, waarbij een der geneesheeren als leider en de geneesheer-directeur als plaatsvervangend leider is aangewezen achten wij navolgenswaard.
Personeel. Het komt ons voor, dat van het personeel kan worden verlangd, dat het aan alle cursussen, lessen en oefeningen deelneemt, zonder dat daarvoor eenige vergoeding in tijd of in geld wordt gegeven.
Voorzooveel noodig worde aan het personeel verboden, zich aan te sluiten bij een plaatselijke luchtbeschermingsorganisatie.
Met de Noorhollandsche subcommissie zijn wij van meening, dat thans reeds dient te worden overgegaan tot het formeeren der ploegen, genoemd in § 4 van haar rapport. Men verzuime bij de indeeling van het personeel niet degenen, die bij den arbeid gasmaskers en beschermende kleeding moeten dragen, geneeskundig te laten onderzoeken op hun geschiktheid daarvoor.
Voor de ploegen behooren instructies te worden ontworpen, welke kunnen worden behandeld in een cursus over luchtbescherming, zooveel mogelijk te geven door den aangewezen leider aan het personeel, dat de ploegen vormt. Daarenboven behoort de luchtbescherming te worden opgenomen in de gewone cursussen ter opleiding van de verplegenden en in lessen voor de gediplomeerde verplegenden, waarin o.m. een algemeene instructie voor het personeel voor het geval van oorlog of oorlogsgevaar zou kunnen worden behandeld.
Het theoretisch onderricht moet worden aangevuld met practische oefeningen voor de ploegen maar ook voor het personeel in het algemeen. Naast hetgeen hieromtrent in het rapport wordt vermeld mogen wij nog aanbevelen oefeningen in het ontruimen van patienen-verblijven in verband met brandgevaar en het zich eventueel begeven naar schuilverblijven.
Materiaal.

  • Alarmeering. O.i. is het geboden thans reeds te zorgen voor het materiaal, dat noodig is voor het opvangen van het sein: ‘luchtalarm’ en voor het afgeven daarvan, b.v. door middel van een handsirene met een hoorwijdte van ongeveer 2 km. (Prijs ongeveer f 200,-). Wordt niet beschikt over klokken, die geluid kunnen worden ter aankondiging van het sein ‘ luchtalarm geeindigd’, dan kan men dit sein eveneens met de sirene geven b.v. door korte opeenvolgende stooten. Hierbij moet worden zorggedragen dat geen verwarring ontstaat met de seinen, te geven op last van het Hoofd van den gemeentelijken luchtbeschermingsdienst. Deze toch doet die seinen voor de geheele gemeente geven; de er bij betrokken inrichtingen nemen ze over, doch geven ze niet op eigen gelegenheid.
  • Rode Kruisvlag. Alleen wanneer militairen in een inrichting worden verpleegd, staat zij onder bescherming van het Verdrag van Geneve van 27 Juli 1929 en mag zij de Roode Kruisvlag hijschen. Met het oog op waarneming uit de lucht dient dan de inrichting te worden kenbaar gemaakt door een rood kruis van groote afmetingen (b.v. 50 m.) aangebracht op een horizontaal vlak van liefst witte kleur en rondom vorm (b.v. van 60 m. middellijn). Dit mag des nachts niet worden verlicht. Met het oog op luchtfotografische waarneming verdient het aanbeveling naast dit roode kruis een dergelijk blauw kruis aan te brengen. Bestaat er kans, dat militairen zullen worden opgenomen (zie onder ‘algemeen’) dan verdient het aanbeveling thans reeds de plaats voor deze aanduidingsmiddelen te bepalen en zich te beraden over het materiaal, waarvan zij vervaardigd zullen worden.
  • Gasmaskers. Met betrekking tot een schatting van het benoodigde aantal gasmaskers verwijzen wij naar § 5 van het Noordhollandsche rapport. Regelmatige oefening van het personeel, dat daarvoor in aanmerking komt in het gebruik van gasmaskers achten wij geboden. De Regeering heeft waarborgen noodig geacht, dat alleen deugdelijke gasmaskers in den handel komen. De gestelde eischen zijn neergelegd in het Koninklijk besluit van 20 Augustgus 1937 (Stbl. N°. 856), het z.g. ‘Gasmaskerbesluit’, waarvan de handhaving is opgedragen aan de Keuringsdiensten van waren. Import, fabricatie en handel mogen alleen geschieden door personen of firma’s die zich hebben laten inschrijven in registers, welke aan de Keuringsdiensten worden aangehouden. Van deze inschrijving ontvangen zij een schriftelijke bevestiging. De Keuringsdienst laat den handel door anderen dan ingeschrevenen niet toe en controleert bij ingeschrevenen, dat slechts gasmaskers van toegelaten types worden verkocht. Fabrikanten en importeurs van toegelaten types zijn: Artillerie-inrichtingen, Hembrug, Otter en Groenendijk, Heemstede, N.V. Mij Oxygenium Schiedam, N.V. Electro Amsterdam N., Technisch bureau J. Duiker ‘s-Gravenhage, N.V. Veritex Nieuw Milligen. De Keuringsdiensten controleeren niet alle afzonderlijke exemplaren uit handelsvoorraden, maar zij verschaffen zich door steekproeven een indruk van de hoedanigheid der voorraden. Zij kunnen op grond van die keuring maatregelen nemen. De verantwoordelijkheid, dat afzonderlijke exemplaren n iet alleen van goedgekeurd type zijn, maar ook op zichzelf van voldoende afwerking en zonder gebreken, berust bij den verkooper. Men koope zijn gasmaskers – evenals andere waren dus slechts bij een handelaar in wien men vol vertrouwen heeft. Elke handelaar in gasmaskers moet in staat zijn de schriftelijke bevestiging te toonen, dat hij is ingeschreven in het bovengenoemde register. Volgens bericht van den Inspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen is diens standpunt, dat de Volksgas-maskers (A.I.III) voor alle ploegen geschikt en voldoende zijn. Zij kosten  f 5,50 per stuk en zijn te verkrijgen door tusschenkomst van genoemden inspecteur.
  • Mosterdgaskleeding. Naar aanleiding van het hieromtrent gestelde in par. IV van het Noordhollandsche rapport merkte evengenoemde Insecpteur op, dat het te voorzien is, dat eerlang goedgekeurde beschermende kleeding verkrijgbaar zal worden gesteld, in verband waarmede voorloopig geen surrogaatkleeding ware aan te schaffen.
  • Ontsmettingsmateriaal. Wij achten het thans reeds voor de ontsmetting in voorraad hebben van groene zeep en chloorkalk noodzakelijk. Laatstgenoemde stof is onderhevig aan bederf. Zij moet elke 3 à 4 maanden vernieuwd worden. In het Prov. Ziekenhuis nabij Santpoort wordt b.v. 200 k.g. in voorraad gehouden, de kosten van die 200 k.g. bedragen ongeveer f 20,-.
  • Transportmateriaal. Men zorge thans voor het in voorraad hebben van noodige draagbaren met toebehooren. Draagbaren kunnen eventueel in de werkplaatsen der inrichting worden vervaardigd. Eenvoudige ziekenramen zijn overigens in den handel verkrijgbaar voor ongeveer f 10,- per stuk en minder.
  • Materiaal voor brandweer en ontruimingsploegen. Voor dit materiaal, welke aanschaffing c.q. aanvulling wij evenzeer thans noodzakelijk achten mogen wij eveneens naar § 5 van het Noordhollandsche rapport verwijzen. Wij vestigen er de aandacht op, dat meer en meer gebruik dan ook wordt aanbevolen voor het blusschen van door brandbommen veroorzaakte (secundaire) branden.
  • Schuilgelegenheid. Op blz. 9 van ons geschrift van 31 Maart 1937 schreven wij reeds, dat de oplossing van het vraagstuk der schuilgelegenheid met groote moeilijkheden is verbonden. De lezing van het Noordhollandsche rapport heeft ons in die meening versterkt. Het verwerpt op o.i. aanvaardbare gronden de evacuatie van patiënten en personeel in loopgraven en de eventueele verspreiding in open doch afgesloten terreinen. Indien men zich met de hiergevolgde redeneering vereenigt, blijft slechts over het gebruik van schuilkelders en het gasdicht en scherfvrij maken van vertrekken op den begane grond. Wij zouden dan ook willen aanbevelen in het bijzonder aandacht te schenken aan laatstbedoelde mogelijkheden. Bij gebruik van een schuilplaats-gasfilter toestel kan men het getal personen in een schuilplaats tot meer dan het dubbele opvoeren. Schuilplaatsgasfilters met hand- en electrische voortbeweging en een luchtverplaatsing van 600 liter per minuut zijn thans verkrijgbaar voor ongeveer f 300,- zonder den aanleg. Volgens opgaaf van den Inspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen zijn goedgekeurd de volgende toestellen:
      • 1) ‘Auer’ vertegenwoordigd door Technisch bureau Duiker te ‘s-Gravenhage.
      • 2) ‘Dräger’ vertegenwoordigd door Oxygenium te Schiedam.
    • 3) Toestel van de Artillerie-inrichtingen, Hembrug.

Zie overigens het boekwerkje ‘Richtlijnen voor het bouwen en inrichten van schuilplaatsen tegen luchtgevaar, dat door evengenoemden Inspecteur kosteloos aan belanghebbenden wordt verstrekt.

  • Plaatsingsschema. Met nadruk mogen wij hier herhalen de aanbeveling, gedaan in het geschrift van 31 Maart 1937 (§ IV blz. 7) tot het opstellen van een plaatsingsschema voor de patiënten, aangevende waar zij ingeval van oorlog zoowel overdag als bij nacht zullen verblijven. Zooals voor de hand ligt zullen de inrichtingen welke dan tevens militairen moeten verplegen daarmede in het plaatsingsschema rekening moeten houden.
  • Afschermen van de verlichting. In aansluiting aan hetgeen wij hieromtrent onder ‘Algemeen’ reeds hebben opgemerkt diene het volgende. Bezoeken aan gestichten tijdens verduisteringsoefeningen hebben ons in onze meening, dat het hier gaat om een voor de verpleging uitermate moeilijke zaak, versterkt. Tevens echter zijn wij overtuigd, dat een goede voorbereiding de bezwaren aanmerkelijk kan verminderen. Men geve er zich in de eerste plaats rekenschap van dat er veel kans op is, dat in oorlogstijd tengevolge van verschillende oorzaken de beschikbare ruimte per patiënt zal zijn verminderd en vervolgens, dat het aantal geoefende verplegers zal zijn afgenomen. Wordt nu niet in redelijke mate voorzien in een afscherming van de verlichting naar buiten bij een voldoende binnenverlichting, dan zal daarvan een der onvermijdelijke gevolgen zijn, dat men zeer ten nadeele van de verpleegden zijn toevlucht zal moeten nemen tot mechanische en chemische dwangmiddelen in grooten omvang. Het zal immers bij de aanhoudende verplichting tot lichtdooving niet mogelijk zijn het toezichthoudende personeel te versterken, ja te verveelvoudigen, zooals dit tijdens een verduisteringsoefening gedurende twee uren wel mogelijk is. De vraag is o.i. niet met hoe weinig licht de verpleging nog juist mogelijk is, doch men dienst zich af te vragen welke maximale binnenverlichting nog voldoende naar buiten kan worden afgeschermd. Naar onze meening ware de afscherming der verlichting zoo in te richten, dat op alle zalen, waar onder normale omstandigheden wachtdienst wordt verricht de gewone electrische verlichting, zij het eenigzins gedemt, kan worden gebruikt zonder dat deze naar buiten uitstraalt. Hetzelfde geldt voor de vertrekken welke in gebruik zullen zijn als dagverblijven met uitzondering van de periode van korte nachten in den zomer en voor de dienstvertrekken, welke tijdens de nachturen gebruikt moeten kunnen worden (Zooals behandelings, c.q. operatiekamers). In de overige vertrekken (ruimten welke des nachts niet gebruikt worden, slaapzalen voor rustigen, personeelslaapkamers e.d.) kan volstaan worden met afgeschermd blauw licht, hetzij met de daarvoor in den handel gebrachte metalen schermpjes, hetzij met zelf van blauwe stof b.v. blauw cheviot gemaakte lampenkappen welke van onderen van een tabakszaksluiting zijn voorzien. De Inspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen vestigt in dit verband de aandacht op Philips Protectorlampen Nº. 2 ad f 1,65 per stuk. In het algemeen houde men rekening met het gebruik van de electrische verlichting, maar zorge men voor noodverlichting (kaarslantaarns) voor het geval dat de electrische verlichting buiten werking komt. Men zorge thans dat het noodige afschermingsmateriaal voorradig is. De verschillende mogelijkheden worden in § VI van het Noordhollandsche rapport opgesomd. In het algemeen verdient een afneembare afscherming (gordijnen, karton of raamwerken met papier, triplexluiken) de voorkeur boven een vaste of semipermanente (zwartverven der ruiten, beplakken der ruiten met donker papier). Wij mogen hier in het bijzonder de aandacht vestigen op het in den handel gebrachte z.g. afdichtingspapier, ter breedte van 100, 130 en 230 cm waarvan men zelf rolgordijnen kan maken, welke iets breeder moeten zijn dan de vensterbreedte. Wij achten voorts het geregeld oefenen met de afscherming der verlichting ten zeerste aan te bevelen. Men wachte daarmede niet op de sporadisch voorkomende locale verduisteringsoefeningen maar neme uit zichzelf verduisteringsproeven. Zeer gewenscht is ook het oefenen van de ploegen tijdens een lichtafschermingsoefening.
  • Het aanhouden van voorraden. Ten opzichte van dit onderwerp is in het algemeen ons standpunt, dat de gestichtsbevolking op één lijn moet worden gesteld met de overige bevolking en dat het derhalve niet aangaat groote voorraden van brandstoffen, levensmiddelen en huishoudelijke artikelen op te slaan of voor zich te reserveeren, gesteld dat de mogelijkheid daartoe bestond. Evenmin kunnen wij aanbevelen om ingeval van mobilisatie of dreigend gevaar onmiddellijk aankoopen te doen. In tijd van mobilisatie of oorlog behooren bedoelde artikelen gelijdelijk onder de geheele bevolking te worden verdeeld naar gelang van de beschikbare voorraden. Dit neemt niet weg, dat het in overeenstemming met de daarvoor thans algemeen gemaakte propaganda wel aanbeveling verdient te zorgen dat de voorraden groot genoeg zijn om den eersten desorganiseerenden schok van een uitbrekenden oorlog te kunnen opvangen. Zoo zou b.v. gedacht kunnen worden aan het stelselmatig aanhouden van een levensmiddelenvoorraad voor ongeveer twee maanden. Voor het verdere tijdperk ware dan te rekenen op de van Overheidswege in te stellen distributie. Op het punt van genees- en verbandmiddelen kunnen de gestichten en psychiatrische inrichtingen geacht worden een bijzondere plaats in te nemen, vooral, wanneer rekening moet worden gehouden met de opneming van militairen. Met hetgeen hieromtrent wordt opgemerkt in § VII van het Noordhollandsche rapport kunnen wij ons vereenigen; wij adviseeren derhalve tot een vermeerdering van den voorraad, welke reeds in normale tijden aanwezig is, waarbij in het bijzonder ware te letter op de verbandmiddelen en op de medicamenten en chemicaliën welke in oorlogstijd noodig kunnen zijn. Een andere groep van waren, aan welker voorraad meer dan gewone belangstelling dient te worden gewijd is o.i. die van het materiaal voor grootere en kleinere reparaties en wat daarmede samenhangt. Men denke aan de mogelijkheid van vernieling van aan- en afvoerbuizen en van kabels.
  • Verdere maatregelen. In aansluiting aan hetgeen reeds in § 3:10 van ons geschrift van 31 Maart 1937 is gezegd, mogen wij hier nog opmerken, dat wij voor het tegenwoordige niet adviseeren kostbare extra-installaties te laten aanbrengen, doch dat het o.i. niettemin aanbeveling verdient;
    • a. Na te gaan hoe ingeval de normale watervoorziening tijdelijk hapert kan worden voorzien in drink- en bedrijfswater (b.v. door eenvoudige pompen op het terrein en door het gebruik van een eenvoudig toestel tot het reinigen van water) en in bluschwater. Het kan van nut zijn op dit punt te raadplegen het door den Inspecteur voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen samen gestelde boekwerkje ‘Richtlijnen voor waterleidingbedrijven in verband met de luchtbescherming’, het wordt door dien Inspecteur kosteloos aan belanghebbenden verstrekt.
    • b. Te overwegen hoe moet worden gehandeld, wanneer de toevoer van electrischen stroom gestoord is. Zoo houden inrichtingen, die zelf haar stroom produceeren o.i. goed doen thans aansluiting aan het plaatselijke stroomnet te bevorderen.
    • c. Een plan te ontwerpen voor de werkwijze indien de gastoevoer is afgesloten.
    • d. Te zorgen voor een accumulatorenbatterij ter tijdelijke voorziening in den voor de huistelefoon noodigen electrischen stroom.

Ten aanzien van het vermelde onder a, b en c ware te handelen in overleg met de hoofden der bertokkenen gemeente- of provinciale bedrijven door tusschenkomst van of althans onder voorkennis van het Hoofd van den gemeentelijken luchtbeschermingsdienst.

Het vorenstaande is verre van volledig. Het dient te worden beschouwd in verband met ons geschrift van 31 Maart 1937 en met het rapport van de Subcommissie ter bestudeering van de luchtbescherming voor de drie Provinciale Ziekenhuizen in Noordholland. Wij hebben evenwel gemeend de voornaamste en meest urgente punten te hebben aangestipt.

Wij verooloven ons een en ander in Uw belangstelling aan te bevelen en verzoeken U degene van ons, in wiens ambtsgebied Uw inrichting is gelegen uiterlijk vòòr 1 September e.k. Uw opmerkingen kenbaar te maken of kenbaar te doen maken. Daarbij ware te voegen een aanvullende mededeeling over de stand der zelfbescherming tegen luchtgevaar in Uw inrichting.

DE INSPECTEURS,
J.H. PAMEIJER
J. WESSELS
J.H.M. KOENEN

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.