1960 – Jaarverslag fragmenten

Fragmenten uit de zeven en zeventigste jaarverslag der Vereeniging tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken 1960

Verslag van de Algemene Vergadering
van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken, gehouden op 21 oktober 1960, op de inrichting Vogelenzang te Bennebroek.

Stichtings-Bestuur:
Ds. IJ.K. Vellenga, Voorzitter
Mr. T. Bout, Secretaris-Penningmeester
J. Smallenbroek
Mr. D.H. Okma
H.R.J. van der Veen
Geneesheer-Directeur:
Dr. J.A. de Wilde
Geneeskundige Staf Dennenoord en Noorder Sanatorium:
J.J. Speelman
Mevr. C.A. Van Enk-Redert
Dr. H. van Andel
G.D. Schroor
Dr. H.W. Whitton
Dr. J. Venema
Assistente:
Mevr. M.E. Mensink-Kramers
Psychologen:
E.W. Dijk
Mej. T.J. Edelman
Geestelijk-Verzorger:
Ds. TH.J. Kerssies

Bestuur

Opening en mededelingen

Opening
De voorzitter, Prof. Dr. H.N. Ridderbos, opent om half vier de vergadering en laat zingen de verzen 2 en 7 van Psalm 72. Hij leest daarna uit Lucas 5 de verzen 17 tot 26 en gaat voor in gebed. In zijn openingswoord, waarin hij de aanwezigen welkom heet, richt hij zich, aan de hand van het voorgelezene, in het bijzonder tot het aanwezige personeel.

Mededelingen
Voor het verslag over het jaar 1959, krachtens artikel 6 van de Statuten aan de Algemene Vergadering door het Algemeen Bestuur uit te brengen, wordt door de voorzitter verwezen naar de rapporten welke door de Stichtingsbesturen zijn uitgebracht krachtens artikel 6 van het Reglement voor het Algemeen Bestuur.
Van de gelegenheid om over deze rapporten nader vragen te stellen wordt door de aanwezigen geen gebruik gemaakt.

Goedkeuring van de Jaarrekening over 1959
De balans en de Resultatenrekening over het jaar 1959 zijn gepubliceerd in het jaarverslag der Vereniging over dat jaar. Genoemde stukken ontvangen de goedkeuring der vergadering. De penningmeester wordt gedechargeerd en wordt dank uitgebracht voor al het werk door hem en zijn medewerkers verricht.

Verkiezing van bestuursleden

Verkiezing van bestuursleden
Aan de beurt van aftreden zijn de heren K. Abma (Valeriuskliniek), Prof. Dr. J.T. Bakker (Veldwijk), W.F. Goldschmeding (Vogelenzang), Mr. T. de Jong Tzn. (Centraal Bestuur) F.H. Ringers (Vogelenzang), H.R.J. van de Veen (Dennenoord) en Ds. IJ.K. Vellenga (Dennenoord). Tevens zijn aan de beurt van aftreden de heren L.F. Duymaer van Twist (Bloemendaal), Jhr. D.W. Sickinghe (Veldwijk) en Dr. C.J. Honig (Valeriuskliniek). De beide eerstgenoemde heren wensen met het oog op hun leeftijd niet voor herverkiezing in aanmerking te komen, de laatsgenoemde met het oog op zijn gezondheidstoestand.
Na gehouden schriftelijke stemming blijken de heren die voor herverkiezing in aanmerking wensten te komen bij meerderheid van stemmen e zijn herkozen.

Verkiezing van de commissie tot het nazien der rekening over het jaar 1960 volgens artikel 10 der Statuten
Overeenkomstig het voorstgel worden de heren A. van Engen te Delft, H.J. van Houte te ‘s-Gravenhage en Mr. D.W.O.A. Schut te Amsterdam als leden van deze commissie gekozen.
Hierna verleent de voorzitter het woord aan Dr. H. Bouman, geneesheer-directeur van de inrichting Vogelenzang voor het houden van zijn referaat over het onderwerp: ,,Opleiding der verplegenden”.

Referaat Opleiding der verplegenden

Door Dr. H. Bouman, geneesheer-directeur van de inrichting Vogelenzang

Hooggeachte Voorzitter, Hooggeacht Bestuur, Dames en Heren.
Door uw bestuur is mij gevraagd de voorstellen van de voorlopige verplegingsraad, vrijgegeven in december 1959, betreffende een vernieuwde opleiding van verplegenden heden (in deze jaarvergadering) te behandelen.
De wet tot bescherming van het diploma voor ziekenverpleging dateert van 1921.
Onder deze wettelijke bescherming vallen, naast verschillende aantekeningen op de diploma’s: de opleiding in de gewone ziekenverpleging (diploma A) en voor de psychiatrische opleiding (diploma B).
Behoudens enige wijzigingen in 1925 en 1929 is de genoemde wet onveranderd gebleven. Voor 1921 en nog een paar jaar daarna waren in verschillende ziekenhuizen en inrichtingen opleidingen voor verplegenden, waarbij eerst na een 2-tal jaren, later na 3 jaar, een eigen diploma verpleger of verpleegster gegeven werd.
De oudste systematische en doelbewuste opleiding dateert van 1880 en is ingesteld door de Noord-Hollandse Vereniging Het Witte Kruis.
De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Neurologie begon een dergelijke opleiding met speciale lessen in psychiatrie in 1890.
Men had geleidelijk begrepen dat de grote vorderingen in de geneeskunde en daarna ook in de psychiatrie aan het personeel eisen stelde tot meerdere bekwaamheid in het verplegingswerk.
Reeds Florence Nightingale besteedde haar leven na de belevenissen in de verschrikkelijke Krimoorlog met steeds te denken aan en te schrijven over de verbetering der opleiding van verpleegsters. Zij wees er telkens op dat ziekenverpleging een kunst is en die als alle kunst door nauwgezette studie ontwikkeld moet worden.
In ons land moeten voor de totstandkoming der opleidingen met ere genoemd worden Jkvr. Jeltje de Bosch Kemper, Dr. van Deventer, Dr. W.P. Ruysch en Prof. W.M. Gunning, om slechts een paar namen van de actiefste personen te noemen als initiatiefnemers van een stelselmatige opleiding.
Jeltje de Bosch Kemper en Prof. Gunning legden vooral de grondslag voor de gedachte, dat ziekenverpleging wel in de eerste plaats liefdewerk moet zijn, maar tevens een eervol maatschappelijk beroep met behoorlijke bezoldiging.
Ook onze Vereniging begreep dat aan een meer systematische opleiding gewerkt moest worden. Het is vooral aan Dr, Schuurmans Stekhoven te danken dat op 1 januari 1896 een opleiding met nauwkeurig aangegeven lesrooster en examenregeling begon, waarna spoedig diploma’s verpleger en verpleegster konden worden uitgereikt.
Vanwege de Neutrale Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Neurologie werd voor de meerdere samenwerkende gestichten reeds eerder een examencommissie benoemd, die vanwege die vereniging het diploma Ziekenverpleging ging uitreiken en wel de eersten in 1892.
Alle opleidingen bemoeiden zich met een ontwikkelingscursus in de z.g. Hollandse vakken, Nederlandse taal, Aardrijkskunde, Vaderlandse Geschiedenis, Rekenen en Natuurkunde. In de reglementen voor de opleiding werd dit vastgesteld. Voor de totstandkoming van de wet van 1921 was er reeds lang een streven aanwezig om een eind te maken aan de toestand dat ieder die maar wilde zich als verpleger of verpleegster kon vestigen.
De vakvereniging Nosocomos, de Nederl. Vereniging tot bevordering der belangen van verpleegsters en verplegers, bestaande vanaf 1901, en verder het hoofdbestuur van de Ned. Bond van Ziekenverpleging opgericht in 1893, zonden in 1907 adressen aan de Minister van Binnenlandse Zaken met een verzameling van reglementen en bepalingen omtrent de gewenste opleiding, de examens der verplegenden en het verlenen van insignes aan gediplomeerden.
Nosocomos wees er op dat elke willekeurige commissie en zelfs elke geneesheer zich het recht kon aanmatigen een examen ziekenverpleging af te nemen en daarvoor diploma’s ui te reiken aan personen die onvoldoende waren opgeleid en zelfs konden ze zonder voorafgaand examen een getuigschrift uitreiken.
Al deze adressen, ook nog van een vrouwenraad, werden door de Minister aan de Gezondheidsraad gezonden, die in 1911 daarover een rapport uitbracht. Uit de geschiedenis blijkt, dat niet alleen de gestichtsmolens langzaam malen, maar ook dat de totstandkoming van een wet heel wat voeten in de aarde kan hebben. Waarschijnlijk kwam dat ook mede hierdoor, dat deze voorstellen niet overal gunstig werden beoordeeld. Ook in onze Vereniging gingen er stemmen op, o.a. van twee geneesheren-directeur, tegen deze verregaande staats-inmenging.

Toch werd in 1919 op een bestuursvergadering van de in 1915 opgerichte Gereformeerde Bond van Verenigingen en Stichtingen van Barmhartigheid in Nederland de wenselijkheid geuit, dat de diplomering van het personeel in de verplegingsinrichtingen van Staatswege geregeld moest worden met een afzonderlijk diploma voor Ziekenverpleging (A) en Krankzinnigenverpleging (B). Om de eigen godsdienstige opleiding niet in de kenl te laten komen, bleef het eigen diploma gehandhaafd hetwelk de candidaat zou stempelen tot gereformeerd, niet kerkelijk bedoeld, verpleger of verpleegster.

De opleiding in de Leer de Waarheid bleef en het eindexamen kon worden afgenomen vóór of na het Staatsexamen in tegenwoordigheid van een daarvoor aangewezen commissie. Deze opleiding is, naar ik meen, zeer belangrijk voor de vorming en voor het werk van de verplegende. Toen de wet 1921 was afgekomen, konden de opleidingen aansturen op Staatsexamens met Rijksgedelegeerden, nadat onder bepaalde voorwaarden vele ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen als opleiding-instituten waren erkend.

Bij Koninklijk Besluit van 15 december 1923 werden de vóór 1921 door met name genoemde commissies, verenigingen of bonden uitgegeven diploma’s verpleger of verpleegster gelijkgesteld aan de diploma’s met wettelijke bescherming van 1921.

Het duurde nog een paar jaar voordat de wet tot uitvoering kwam, maar in het jaarverslag van de stichting Veldwijk over 1925 kan men lezen: ,, dit was de eerste maal dat een dergelijk examen in tegenwoordigheid van Rijksgedelegeerden hier werd gehouden”, en even verder ,,het Rijksdiploma en de insignes worden gratis verstrekt”. Hoewel na 1921 de wettelijke bepalingen niet zijn veranderd, hebben de docenten zich bij hun lessen steeds rekenschap gegeven van de stand der wetenschap, mede mogelijk aan de hand van telkens vernieuwde leerboeken. Ook het aantal ziekenhuizen en inrichtingen voor de opleiding is sterk gestegen. Een bijzonder verschil tussen B-opleiding en de A-opleiding is niet het aantal jaren van opleiding, maar wel het verplichte hehalings-onderwijs. Artikel 20 bepaalt voor de B-opleiding een te houden examen na het 1ste leerjaar in de z.g. Hollandse vakken, lezen, nederl. taal enz. Een verder verschil is: de verplegende met A-diploma kan met 1½ jaar het B-diploma bezitten, omgekeerd duurt de opleiding 2 jaar. Verder heeft de A-opleiding het grote voordeel dat 2 maal per jaar examen kan worden gedaan.

De leerstof wordt zowel voor de A als de B-opleiding voor alle jaarklassen aangegeven alsmede het examen geregeld.

Het is geen wonder dat de laatste jaren behoefte gevoeld is aan opleidingen die meer aangepast zijn aan de huidige stand der wetenschap en de eisen van de tijd. Na allerlei artikelen en rapporten met wensen omtrent de opleidingen in de ziekenverpleging werd in 1955 op instigatie van de commissie voor verplegings-aangelegenheden, de latere voorlopige verplegingsraad, een conferentie te Heelsum gehouden onder voorzitterschap van de waarnemend-hoofd-inspecteur van de Volksgezondheid, Dr. P.C. Stal.

Deze commissie stond practisch geheel in het teken der A-opleiding.

Onder de vele leden der commissie waren slechts 3 leden bekend met de psychiatrische opleidingen. Eén hiervan was arts-psychiater. De B-opleiding werd er dan ook niet behandeld. Een interim rapport werd daarna in 1955 uitgegeven dat vele pennen in beweging bracht.

De voornaamste conclusies waren:

  1. Er dienen hulpkrachten te komen met wettelijk erkend diploma, die alleen mogen werken onder leiding van een verpleegster.
  2. Om verdere devaluatie van het beroep te voorkomen, zullen voor de toekomstige verplegenden vrij hoge toelatingseisen gesteld worden.
  3. Er dient een basis-opleiding te komen van 2½  jaar. Hierna specialisatie als ziekenhuis-verpleegster, verpleegster voor zenuw- en zielsziekten en wijkverpleegster.
  4. Het diploma verpleegster zal eerst uitgereikt worden minimaal na 4 jaar, maximaal na 4½  jaar.

Bij de uitwerking dezer conclusies besloot men eerst de A-opleiding te herzien en pas daarna na te gaan of en zo ja in welke mate de B-opleiding, let wel, aan de gewijzigde A-opleiding kan en moet worden aangepast.

Van de Vereniging van de Psychiatrische Inrichtingen in Nederland, onder leiding van Dr. Joh. van der Spek, kwam een actie die tenslotte als commissie van tien een nota zond aan Prof. Muntendam, directeur-generaal van de Volksgezondheid, waarin geprotesteerd werd o.a. over de samenstelling van de nu zo genoemde Voorlopige Verplegingsraad en over de richtlijnen in het rapport aangegeven, die diep ingrijpen in de opleiding voor het B-diploma. Bepaald onjuist werd genoemd de opmerking dat de B-opleiding eventueel aangepast zou moeten worden aan de A-opleiding.

Gepleit werd de voorlopige verplegingsraad aan te vullen met vertegenwoordigers uit de psychiatrie. Dit geschiedde daarop in april 1959 door het instellen van een werkgroep van de voorlopige verplegingsraad, waarin op persoonlijke uitnodiging verschillende richtingen en studiegroepen werden vertegenwoordigd. Van onze vereniging heeft Dr. Van der Drift hierin zitting. De resultaten van deze pas gestarte werkgroep ten dienste van de B-opleiding zijn nog niet openbaar.

Intussen ging na 1955 de voorlopige verplegingsraad door zich te bezinnen op de noodzaak van een spoedige invoering van een vernieuwde opleiding van verplegenden. Als resultaat verscheen in december 1959, met toestemming van de Minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken de publicatie van 3 rapporten, en wel:

  1. Het rapport Ziekenverzorgster
  2. Het rapport basis-diploma verpleegster
  3. Het rapport basis-diploma verpleger

Ook nu werd nog niet ingegaan op de opleiding voor verplegenden van psychiatrische inrichtingen (diploma B). Als reden wordt opgegeven: terwille van de urgentie heeft men de voorkeur gegeven aan het publiceren van genoemde rapporten. Men stelt zich voor later een afzonderlijk rapport uit te geven over de B-opleiding, mede omdat een ontwerp B-rapport, dat als uitgangspunt voor de besprekingen in de voorlopige verplegingsraad zal dienen, eerst kort geleden aan de Raad is toegezonden. Dit rapport is samengetseld door de examencommissie van de Nederl. Ver. voor Psychiatrie en Neurologie, de Ver. tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken en van de Vereniging van R.K. Gestichtsartsen. Onze examencommissie is vertegenwoordigd door de collegae Boswijk en Van der Drift en door ondergetekende. Wel werd belofd dat de mogelijkheid tot wederzijdse aansluiting daarbij nader onder ogen zal worden gezien.

De inhoud van het rapport opleiding ziekenverzorgsters kan het best in enige punten worden samengevat.

  • a. Er bestaat in het bijzonder voor de verzorging van chronische zieken al of niet bejaard, een grote behoefte aan goed opgeleide ziekenverzorgsters.
  • b. Er mag verwacht worden dat deze ziekenverzorgsters ook een taak vinden in de speciale klinieken en kleinere ziekenhuizen.
  • c. De mogelijkheid van hulpbehoevenden te helpen thuis in kruisverband.
  • d. Er bestaat behoefte aan ziekenverzorgsters in inrichtingen voor zwakzinnigen en psychiatrische inrichtingen.
  • e. Toelating tot de opleiding van 17-jarigen.
  • f. Een prae-klinische periode van 3 maanden wordt onmisbaar geacht. Naar analogie van de kraamverzorgsters zou  deze prae-klinische periode in een klein aantal centrale opleidingsinstituten kunnen plaatsvinden. `ik wil hier direct bij aantekenen dat in een forum-discussie van 20 februari 1960, waar 179 ziekenhuizen vertegenwoordigd waren, zr. Bilgen meedeelde dat deze opleiding hetzij in de opleidingsinrichting zelf gegeven kan worden, hetzij centraal georganiseerd.
  • g. De verdere overwegend practische en klinische opleiding ware op 1½ jaar te stellen. Deze kan in een vrij groot aantal verpleeginrichtingen plaats vinden, n.l. in die, welke hiervoor officieel erkend zullen worden.

Er zijn tenslotte nog meer punten: registratie en bescherming van de titel, het van rijkswege verstrekken van een insigne en een heel merkwaardige opvatting, dat ze ingeschreven moeten zijn in een provinciaal centrum voor ze werkzaam mogen zijn. Over deze regelingen is het laatste woord nog niet gesproken. Veel beter is de eis: registratie bij de hoofdinspectie voor de Volksgezondheid.
Naar mijn mening, en deze wordt vrijwel algemeen gedeeld, kan de vorming van deze ziekenverzorgsters toegejuicht worden terwille van genoemde verpleeginrichtingen voor chronische zieken of bejaarden. Meer uniformiteit, meer geschooldheid zijn voor deze helpers zeker nodig.
Men zou de eis kunnen stellen dat op een bepaald aantal ziekenverzorgsters een gediplomeerd verpleegster aanwezig moet zijn. Een commissie te Amsterdam, onder voorzitterschap van Prof. Querido, stelde de eis 1 verpleegster op 3 verzorgsters.
Afgezien van een bij-scholing om de 4 jaar, die volgens zr. Bilgen eenvoudig moet worden gezien en voornamelijk belang heeft voor de verspreid werkende ziekenverzorgsters, ontbreekt het ook niet aan perspectief voor hen. Degenen, die over voldoend doorzettingsvermogen beschikken om zich bij te scholen, kunnen overgaan naar de basis-opleiding voor verpleegster mits zij dus kunnen voldoen aan daarvoor geldende toelatingseisen.
Als leerstof in de prae-klinische periode van 3 maanden wordt voorgesteld 255 uren aan theorie te besteden, o.a. verpleegkunde, ethiek, hygiene, functionele anatomie, omgang met patienten, sociale achtergronden en bovendien nog 96 uur algemene ontwikkeling.
Na de prae-klinische periode wordt een tentamen afgenomen en verder komt de praktische opleiding met weer een aantal lesuren in de verpleegkunde, ziekteleer en ook een zestal lesuren in de psychische stoornissen.
Aan het einde der opleiding komt het examen in aanwezigheid van rijksgeleerden, waarbij een praktijk en rapportenboekje en de resultaten van het tentamen overlegd moeten worden. Ook wordt gemeld, dat een der Rijksgedelegeerden een verpleegster moet zijn.
Een goede beslissing van de Minister zou m.i. zijn indien de opleiding in gedeelten geschiedt, b.v. eerst in de verpleeginrichtingen en rusthuizen, daarna in de kleinere ziekenhuizen, later in de inrichtingen voor zwakzinnigen, psychiatrische inrichtingen en de sanatoria en tenslotte in de ziekenhuizen en de wijkverpleging. Ook zou men kunnen stellen de inrichtingen vrij te laten als deze met de opleiding tot ziekenverzorgster zouden willen beginnen, mits men aan alle voorwaarden kan voldoen.
Allerlei zaken zullen nog wel bekeken moeten worden, b.v. als men vasthoudt aan centrale opleidings-internaten met onderwijs door docenten, onderwijzers enz. Wie moet dan de kosten betalen? Men verwacht in de voorlopige Verpleginsraad dat het Rijk, n.l. het Departement van Volksgezondheid of het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hierin zal voorzien.
Op het ogenblik wordt in de ziekenhuizen over deze materie nog zeer verschillend gedacht. Men is bang voor twee opleidingen, zodat er naast elkander op de verpleegeenheden 4 soorten moeten werken, n.l. leerling-verzorgsters, leerling-verpleegsters, ziekenhuisverzorgsters en verpleegsters. Sommige grote ziekenhuizen zijn inmiddels hiermede reeds begonnen.
Dr. Loyenga ziet van deze opleiding de grootste ellende komen, omdat naar mijn mening het aantal verpleegsters nog zal afnemen, vooral ook in verband met het 2e rapport basis opleiding verpleegster.
De zich met sprongen ontwikkelde medische wetenschap, de voortdurende toeneming van het aantal bedden voor ziekenverpleging, de gewijzigde sociale eisen en vooral ook het gebrek aan kader waren oorzaak voor steeds luidere klachten over de opleiding.
Aan het tweede rapport wordt meer aandacht besteed dan aan het derde rapport voor de basis-opleiding verplegers. De verplegers spelen in de ziekenhuizen nog geen grote rol en waarschijnlijk in werkelijkheid een te kleine rol. In 1958 slaagden b.v. 116 mannelijke leerlingen bij het examen voor het A-diploma tegen 2580 vrouwelijke.
Over het geheel wilde de werkgroep van de voorl. Verplegingsraad dezelfde opleiding voor verpleegsters en verplegers met dien verstande dat het halfjaar voor kraamen de tijd voor kinderverpleging door stages worden vervangen. Deze stages zouden b.v. kunnen gelopen worden bij de ziekenvervoerdiensten van een G.G.D. of van particulieren en b.v. een om kennis en ervaring op te doen bij het bedienen van het tegenwoordig groot aantal technisch-medische apparaturen op het gebied der verpleging, zoals deze in de ziekenhuizen in gebruik zijn.

Om nu terug te komen op de opleiding voor het basisdiploma verpleegster is het goed er op te letten hoe in de ogen van de Verplegingsraad de taak van de verpleegster gezien moet worden.
De Raad onderschrijft als essentiële verantwoordelijkheid van de verpleegster de volgende 5 punten, welke ik verkort zal weergeven.

  • a. Het deskundig verplegen van zieken en invaliden.
  • b. Het geven van onderricht of raad op het gebied van gezondheidszorg aan patienten thuis, in ziekenhuizen of sanatoria, schoepen of bedrijven.
  • c. Het nauwkeurig waarnemen van lichamelijke en geestelijke toestanden en voorwaarden welke van betekenis zijn voor het vraagstuk van de gezondheidszorg; verder moet zij een waardevolle verbinding vormen tussen patiënt en arts, de wetenschappelijke onderzoeker, de hygiënist, de maatschappelijk werkster, de onderwijzer of de voorman in het bedrijf.
  • d. Het selecteren, opleiden en leiding geven aan hulpkrachten die nodig zijn voor de vervulling van diensten bij de verpleging in een ziekenhuis of bij een instantie werkzaam op het gebied van de gezondheidszorg.
  • e. Het deelnemen in team-verband aan het analyseren van de behoeften i.v.m. de gezondheidszorg, het bepalen van diensten welke nodig zijn en het opstellen van plannen voor de opbouw van takken van dienst en voor de uitrusting welke nodig is om deze diensten doeltreffend ten uitvoer te brengen.

Deze 5 punten werden in de 9e algemene vergadering van de Wereld-Gezondheidsorganisatie in mei 1956 als taakomschrijving voor de verpleegster genoemd.
Geen wonder dat meerdere personen vooral tegen de eis onder e. in het geweer gekomen zijn. Vanzelfsprekend behoort bij een dergelijke taak een goede schoolontwikkeling en daarom heeft men in feite gesteld minstens het Mulo-examen voor toelating van leerlingen. Omdat wel ingezien werd, dat deze eis een groot fiasco zou worden, heeft de voorl. Verplegingsraad voorgesteld 2 maal ’s jaars een centraal toelatingsexamen te houden voor diegenen, die zich op een op een andere manier zonder het Mulo-examen hebben ontwikkeld. Ook wordt nog gedacht over nader te bepalen opleidingen, welke misschien opheffing van de Mulo-eis kunnen geven.
De opleiding zelf wordt gesteld op 3½ jaar, terwijl bij de nieuwe opleiding weer een prae-klinische periode van 3 maanden gevraagd wordt als inleiding tot de tewerkstelling en als onderbouw van en voorbereiding op de verdere opleiding tot verpleegster. De Raad acht hiervoor nodig een schoolopleiding of liever een theoretische opleiding in een zelfstandig instituut dat beschikt over een docenten-staf, lokaliteiten en eigen finantiele middelen. Dit instituut moet staan onder directie en bestuur van dat ziekenhuis, zodat het daaronder een eigen eenheid voor dat doel zal vormen. Samenwerking van kleinere ziekenhuizen zal mogelijk gemaakt  moeten worden.
Een ander vraagstuk wordt tijdens de verdere opleiding het lopen van stages. Het eerste plan om een stage te laten lopen in de psychiatrische inrichtingen heeft m en niet durven voorstellen, omdat een dergelijke stage vrijwel onmogelijk zal zijn. De Raad wil wel onderstrepen het belang van praktijk-ervaring in de psychiatrie. het zal dus waarschijnlijk blijven bij enige theoretische lessen. Een andere stage zou moeten zijn bij een instantie voor de maatschappelijke gezondheidszorg.
In de 3¼ jaar praktische opleiding valt het bijwonen van 15 bevallingen terwille van de in de opleiding opgenomen en verplichte kraamverpleging waarvoor een ½ jaar gerekend wordt. Ook moet kennis genomen worden van de kinderverpleging, hoewel hiermede geen aantekening speciale kinderverpleging wordt verkregen.
De voorlopige verplegingsraad is van oordeel dat onder het hoofd van de opleiding bevoegde verpleegster-docenten nodig zijn. Ook wordt ten aanzien van alle docenten gesteld, dat zij aan de peadagogische didactische facetten voldoende aandacht schenken.
Het is geen wonder dat er terwille van genoemde prae-klinische periode en terwille van de zeer noodzakelijk geachte verdere opleiding na het behalen van het basis-diploma voor docent, specialisatie of leidende functie weer een beroep gedaan wordt op Rijkssubsidie.
In de rapporten betreffende verplegenden basis-diploma A wordt herhaaldijk gewezen op mogelijkheden van verdere opleiding, die voortbouwt op het basis-diploma verpleegster.
Waar de voorstellen betreffende ziekenverzorgsters met enige wijzigingen over het geheel goed zijn opgenomen, ook al om de noodzaak eenheid te brengen in de verschillende soorten van helpers, blijven er toch wel verschillende vragen over om opgelost te worden, b.v. opleidingsinstituut, internaat, docenten, subsidie, enz. Ook kleven er voor ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen grote bezwaren aan tweeërlei opleiding en het opnemen van ziekenverzorgsters in het verplegend-personeel-verband. Hoe het in de toekomst zal gaan is speculatief en niemand kan vooruit zeggen of het aantal op te leiden personeel voor het basis-diploma A en ook voor B al dan niet nadeling zal worden beïnvloed, maar naar de mening van meerderen moet de opleiding ziekenverzorgster er komen, al was het alleen terwille van de nood in de inrichtingen voor verpleging van chronische zieken en bejaarden.
Tegen de opleiding basis-diploma verpleegster zijn enorme bezwaren gerezen. Inzonderheid i.v.m. de eis van het Mulo-diploma bij toelating maar ook tegen de opzet van het hoge peil. Hoewel vorming en ontwikkeling door ieder wordt voorgestaan, wil men toch niet de absolute eis Mulo-diploma of daarmede gelijkgestelde opleiding aanvaarden.
Men wil gemakkelijker sollicitanten aannemen en zo nodig de ontwikkeling zelf weer ter hand nemen. Men vindt terecht dat algemene geschiktheid van structuur en van karakter (Dr. Dekker spreekt van ‘verpleegsters-hart’) meermalen belangrijker is dan schoolonderwijs, hoewel intellectuele capaciteiten altijd gewaardeerd moeten worden.
Belangrijke kwesties bleken in het forum-gesprek van 20 februari j.l. nog geheel onvoorbereid te zijn i.v.m. de eisen voor de nieuwe opleiding, zoals b.v. de theoretische blokken (de studiedagen en studieweken), de practische sociale oriëntering, de tewerkstelling onder leiding van praktijk-docenten en de stagnering met gevolg dat boventallige arbeidskrachten nodig zijn. Hoe staat het met salaris tijdens de prae-klinische periode, met schoolgeld en dergelijke en met de subsidies.
Ook met de aansluiting bij het B-diploma of omgekeerd bij het A-diploma moet nog bepaald worden.
Tenslotte bleek in de genoemde forumdiscussie dat vrijwel niemand het met de voorlopige Verplegingsraad eens was, dat verzwaring van de opleidingseisen toeneming van het aantal leerling-verpleegsters zal betekenen. Ik deel de mening van collega Burkens en zr. Vermeulen – en collega Tromp geeft dit in de forumdiscussie toe – dat er terecht een zekere ontevredenheid heerst over de tegenwoordige A-opleiding. In de eerste plaats omdat de niet verplichte ontwikkelingscursus en de nijpende nood het peil der toegelaten leerlingen aanmerkelijk verlaagde en daardoor de verpleging schaadde. In de tweede plaats zijn de opleidingen in de ziekenhuizen niet uniform geregeld. Zr. Vermeulen wees er op, dat zelfs met de wet van 1921 heel goede opleidingen mogelijk waren en dat die er ook nu nog zijn in verschillende ziekenhuizen. Zr. Van der Meilen pleit dan ook voor een voldoend aantal docenten en wil eisen stellen aan degenen die moeten opleiden. Ze zegt: men heeft b.v. geen eisen gesteld aan docenten in de verpleegkunde en training van het leidinggevend kader. Verder schrijft zij: als men de beschikking heeft over paedagogisch geschoolde docenten in de verpleegkunde, kan men verwachten dat zelfs bij het ontbreken van voldoende ontwikkeling de leerling optimale kansen heeft, indien deze over voldoende intelligentie beschikt.
Door collega Burkens, ze. Vermeulen en in de forumdiscussie, werd duidelijk naar voren gebracht dat, wil men de bestaande A-opleiding verbeteren er niet alleen aan de leerstof maar ook aan de organisatie der opleiding zelf meer aandacht geschonken dient te worden.
Zr. Vermeulen wraakt het bovenal dat in de eerder genoemde vergadering niet gedacht is te spreken over de werkomstandigheden van het personeel en constateert dat deze verre van ideaal zijn en dat verbetering hiervan in samenhang met de opleiding van betekenis moet worden geacht in verband met het verpleegsters-tekort. Ze heeft het over heilige huisjes, lange tenen, te statische organisaties, het ontbreken van privé-leven van het interne personeel, oververmoeidheid door tekort aan personeel, onoordeelkundige werkverdeling, de wens van ononderbroken diensttijd gevolgd door ononderbroken vrije tijd, en dergelijke. In het juninummer van het Nederlands Ziekenhuiswezen wijst Dokter Burkens ten eerste de eis inzake Mulo-diploma af en wil ook duidelijk de gewone, verbeterde opleiding tot verpleegster behouden. Ten tweede de achterstand in de capabele belangrijke figuren in de verpleegsterswereld zo spoedig mogelijk aanvullen zonder te beslissen of dat in full-time-cursussen moet geschieden of part-time met voortgezet onderwijs voor het verkrijgen van de specialisatie in verschillende onderdelen der verpleging, van docenten of van leidinggevende functionarissen.
Persoonlijk zie ik dan ook n og geen directe uitvoering van hetgeen gewenst wordt in het rapport basis-diploma verpleegster of dat voor verpleger. Er zal wel geschaafd moeten worden aan de voorstellen. Vele vragen eisen nog een antwoord b.v.:
Is het laatste woord gesproken over de toelating?
Moet men met de opleiding tot verpleegster streven naar hetgeen door de Wereld-Gezondheidsraad in de 5 punten naar voren is gebracht?
Wat zijn de financiële consequenties van de praeklinische periode, van de voortgezette opleidingen en hoe en op welke wijze komen we aan capabele docenten, leidersfiguren, enz.?
Ook zal de mogelijkheid nog moeten worden uitgewerkt van aansluiting der leerstof voor ziekenverzorgster aan de A-opleiding en ook de reeds genoemde mogelijkheid van B naar A en van A-opleiding naar de B-opleiding. Zal er b.v. voor de wijkverpleging ook meer aangestuurd worden op het verkrijgen van zusters met A- en B-diploma?
Al met al zullen er nog wel enige jaren over heen gaan voor deze opleiding wettelijk is vastgelegd en er een basisverpleegsters- of verplegersdiploma A zal worden uitgereikt.
Het is tenslotte een verheugend verschijnsel, dat aan de opleiding voor verpleegster steeds meer aandacht wordt geschonken. Ook naar christelijke opvatting mogen de verplegenden vragen naar opvoering van technische bekwaamheid. Zij mogen streven naar vorming en ontwikkeling. Zij kunnen zelfs niet genoeg aandacht geven aan eigen subjectieve reacties en aan de verruiming van mensenkennis en die van het maatschappelijke leven.
Aan de andere kant mag gevraagd worden van de Regering, de ziekenhuis- of inrichtingsautoriteiten en – besturen en last not least van de vertegenwoordigers van en voor het Nederlandse Volk, om de positie der verplegenden nog meer in overeenstemming te brengen met de vele en hoge eisen die aan hen gesteld worden.
De voorzitter brengt Dr. Bouman hartelijk dank voor zijn gehouden verhandeling en verleent daarna gaarne het woord met name aan hen, die midden in de praktijk zitten van het behandelde onderwerp.
Aan de hierna plaatsvindende gedachtenwisseling wordt deelgenomen door de heren Goldschmeding, Dr. Doff, Dr. Van der Grift en de zusters Graafland en Selst.

Sluiting.

De voorzitter geeft een korte samenvatting van de gehouden bespreking en brengt nogmaals Dr. Bouman dank voor de wijze waarop hij dit referaat heeft gehouden en dankt ook allen die aan de bespreking hebben deelgenomen. Tevens spreekt hij woorden van erkentelijkheid tot het Stichtingsbestuur van Vogelenzang voor de wijze waarop de ontvangst op deze dag heeft plaatsgevonden.
Nadat Ds. Dokter in dankgebed is voorgegaan wordt de vergadering gesloten.

______________

Algemeen overzicht

ALGEMEEN OVERZICHT

__________________

Centraal en Algemeen Bestuur kwamen regelmatig in vergadering bijeen. Wat de samenstelling van deze colleges betreft memoreren wij het volgende.

Op 17 juni overleed de heer Mr. J.H. Bijbau. Sinds 1946 maakte hij deel uit van het Algemeen Bestuur. Zijn heengaan is voor de Vereniging en met name voor de inrichting Veldwijk een groot verlies.
De heren Jhr. D.W. Sickinghe en L.F. Duymaer van Twist, respectievelijk lid van het stichtingsbestuur van Veldwijk en Bloemendaal,  vonden het gewenst met het oog op hun leeftijd voor het bestuurslidmaatschap te bedanken. Dr. C.J. Honig, lid van het bestuur van de Valeriuskliniek bedankte als zodanig met het oog op zijn gezondheidstoestand. In de vergadering van het Algemeen Bestuur op 21 oktober werd deze heren dank gebracht voor het vele werk, dat zij in de Vereniging en de onderscheiden stichtingsbesturen hebben verricht.
De heren K. Abma (Valeriuskliniek), Prof. Dr. J.T. Bakker (Veldwijk), W.F. Goldschmeding (Vogelenzang), Mr. T. de Jong Tzn (Centraal Bestuur), H. van Marle (Vogelenzang), Prof. Dr. H.N. Ridderbos (Centraal Bestuur), F.H. Ringers (Vogelenzang), H.R.J. van der Veen (Dennenoord), en Ds. IJ.K. Vellenga (Dennenoord), die volgens rooster aftraden, werden herbenoemd.
Het mandaat als penningmeester van het Algemeen Bestuur van Mr. T. de Jong Tzn was per ultimo 1959 verstreken en werd opnieuw voor de gebruikelijke periode van drie jaar verlengd.
Op 1 augustus is opgericht de ‘Stichting tot bevordering van christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieke bejaarden’; een zelfstandige stichting doch met de Vereniging verbonden. Mede in samenwerking met andere instanties wordt getracht om te komen tot oprichting van verpleeginrichtingen voor deze bejaarden.
Op 3 november werd op sobere wijze het 50-jarig bestaan van de Valeriuskliniek herdacht. Ter gelegenheid hiervan werd een gedenkboek uitgegeven.
De geneesheer J. Ris, sinds 1 november 1954 op de inrichting Veldwijk werkzaam, vertrok per 1 september naar de inrichting Wolfheze.
Op 1 september vertrok van de inrichting Dennenoord C.G. Moolhuizen, in verband met zijn benoeming tot Inspecteur voor de Geestelijke Volksgezondheid in de drie noordelijke provincies.
Dr. H.W. Whitton promoveerde op 17 juni aan de Vrije Universiteit op het onderwerp: Vegetatieve regulatiestoornissen bij migraine.
Mej. T.J. Edelman trad op 18 juli als psychologe in dienst op de inrichting Dennenoord.
De geneesheer F.H. Pruys vertrok op 1 juli van Wolfheze naar de inrichting Groot Batelaar te Lunteren. Met ingang van 1 november werd de heer M. Oosterlee, in verband met de voltooiing van zijn opleiding, als geneeskundig-specialist benoemd aan de inrichting Wolfheze.
Tot opvolger van dokter Bouman als geneesheer-directeur van Vogelenzang werd benoemd dokter J. Doff, voordien geneesheer-directeur van de inrichting Dennenoord. In de plaats van laatstgenoemde werd als zodanig benoemd Dr. J.A. de Wilde.
De heren Dr. S.L. Visser, Dr. H.W. Whitton en J.D. Schroor kwamen in de loop des jaars met hun specialistische opleiding gereed. Eerstgenoemde kreeg een benoeming als afdelingsgeneesheer op de Valeriuskliniek terwijl laatstgenoemden als zodanig op Dennenoord hun werkzaamheden aanvingen.
De heren W.G. Buist en G. Kuiper maakten aan de Valeriuskliniek een aanvang met hun specialistische opleiding. Op 1 oktober vertrok Dr. J. Venema van de Valeriuskliniek naar de inrichting Dennenoord, waar hij speciaal werd belast met de afdeling electro-encephalographie. Dr. J.F. Folkerts werd met ingang van januari 1961 benoemd als Hoogleraar aan de vrije Universiteit. In het kader van zijn opleiding vertrok de heer J.F. Slagter op 1 november van de Valeriuskliniek naar de inrichting Bloemendaal. De heren J. Valk en J. van der Zee, respectievelijk als assistent-geneeskundige werkzaam op Wolfheze en Vogelenzang, vertrokken op 1 september naar de Valeriuskliniek voor hun verdere specialistische  opleiding.
Op 31 december vertrok de heer O. van der Kam, hoofdadministrateur van de Vereniging, met pensioen. Op de receptie van het Centraal Bestuur werd op 6 januari 1961 afscheid van hem genomen, onder dankbetuiging voor al hetgeen door hem in ruim 23 jaar ten behoeve van de Vereniging werd verricht. Tot zijn opvolger werd benoemd de heer D. Essink, sedert 1 oktober 1958 reeds als adjuncthoofdadministrateur bij de Vereniging werkzaam.
Wegens periodiek aftreden van dokter Bouman als lid van de Pensioenraad en zich niet meer herkiesbaar stellen met het oog op zijn ophanden zijnde pensionering, werd bij de gehouden verkiezing door het personeel op 15 december 1959, dokter J. Doff als lid van deze Raad gekozen.
Evenals in voorgaande jaren werd ook over 1960 aan de gepensioneerden een toeslag op het pensioen verleend.
In de vakature ontstaan door het bedanken van de heer W.A.J. de Winkel als lid van de Centrale Commissie Georganisserd Overleg, werd voorzien door de benoeming van de heer A.M. Brouwer. Het georganiseerd overleg functioneerde bevredigend.
In navolging van de maatregelen door de overheid genomen, werd aan het personeel ingaande 1 januari 1960 salarisverhoging toegekend.

Veldwijk.
Met de restauratie van paviljoen Dennenhorst werd in oktober een aanvang gemaakt, waarbij onder meer het paviljoen van centrale verwarming zal worden voorzien, bediend uit een centraal ketelhuis, waarop te zijner tijd eveneens de paviljoenen Woudeinde, Lokhorst en Vredenhof zullen worden aangesloten. Ook paviljoen Heidehoeve is van centrale verwarming voorzien, waarbij tevens een kleine verbouwing werd tot stand gebracht.
Plannen zijn in voorbereiding, en deels gereed, voor de restauratie van de paviljoenen Berg en Dal en Woudeinde. Aangekocht werd een terreintje, waarop vier dienstwoningen zullen worden gebouwd.
De verbetering van het wegennet vond verdere voortgang.

Bloemendaal.
De verbouwing van de paviljoenen Laanzicht/Elim tot personeels- en opleidingscentrum kwam gereed. Het gebouw biedt onder andere woonruimte aan veertien vrouwelijke voor-aspiranten. Het nieuwe arbeidstherapiegebouw kon op 24 februari in gebruik worden genomen. In dit gebouw is onder meer de nieuwe wasserij ondergebracht.
De Zwarteweg en de Kastanjelaan werden van een verhard wegdek voorzien.

Dennenoord.
Paviljoen 9 werd geheel gerestaureerd. Het maakt een zeer goede en prettige indruk en mag als een aanwinst voor de inrichting worden beschouwd. Van de vijf nieuwe ambtswoningen die werden gebouwd konden er reeds dit jaar drie in gebruik worden genomen. Een aanvang werd gemaakt met de bouw van ’n twaalftal personeelswoningen.

Wolfheze.
In mei werd een aanvang gemaakt met de bouw van een drietal ambtswoningen, een medisch centrum met zes dubbele woningen voor patiënten alsmede een drietal arbeidstherapiegebouwtjes. Voorts werd een tweetal woningen voor het personeel aangekocht. Teneinde aan de toekomstige huisvestingsmoeilijkheden het hoofd te kunnen bieden werd tevens de hand gelegd op tien nog te bouwen dienstwoningen. Aan de Overbeeklaan te Velp werd een villa aangekocht welke zal worden ingericht als ‘Dayhospital’.

Vogelenzang.
In augustus werd een aanvang gemaakt met de bouw van een tweetal gebouwen, waarvan één voor de arbeidstherapie en één voor de bewegingstherapie is bestemd. Tevens werd in de gemeente Bennebroek een viertal woonhuizen voor het personeel gebouwd, terwijl een woonhuis gelegen aan de Rijksstraatweg werd aangekocht. Met de bouw van opnieuw een viertal dienstwoningen werd in oktober een aanvang gemaakt.
De uitbreiding van paviljoen Dennenoord met een nieuwe dagzaal kwam dit jaar gereed. De paviljoenen Eikenhorst en Westerhout werden grondig gerestaureerd.

Veldwijk te Ermelo

VELDWIJK TE ERMELO
Geopend 28 januari 1886
_________________

In de samenstelling van het Bestuur kwam dit jaar verandering. Op 18 juni overleed Mr. J.H. Bybau, die sinds 1 mei 1946 deel uitmaakte van het Stichtingsbestuur. Hierdoor ontstond een lege plaats, die moeilijk zal zijn te vervullen. De heer Jhr. D.W. Sickinghe, die op verzoek zijn zittingsduur reeds had verlengd en wiens arbeid ten zeerste werd gewaardeerd, was van mening, dat de tijd gekomen was om als lid van ons bestuur te bedanken.
Op 29 juni werd de inrichting geïnspecteerd door de heren Y.K. Vellenga en H. van Marle als leden van het Algemeen Bestuur en door de heren Jhr. D.W. Sickinghe en Prof. J.T. Bakker als leden van het Stichtingsbestuur.
Op 1 januari kwam mej. Dr. J.M. Wigboldus in dienst om haar taak als neuropatholoog aan te vangen.
De geneesheer J. Ris werd op zijn verzoek overgeplaatst naar de inrichting Wolfheze en vertrok op 1 september. Zijn arbeid werd overgenomen door de assistent-geneesheer W. Schaling.
Op 26 maart ontvingen wij de ‘Dr. F.S. Meyers  – vereniging’ onder meer voor het houden van hun jaarvergadering. Ook andere groepen brachten ons een bezoek om van het werk op onze inrichting kennis te nemen.
De opneming van nieuwe patiënten kon geregeld plaatsvinden, al bleef er dan ook een wachtlijst bestaan.
Het personeel verkeerde in een goede gezondheidstoestand en kon zijn taak, in het algemeen genomen, geregeld vervullen. Mede dank zij een regelmatig adverteren kon het aantal der verplegenden op peil worden gehouden en behoefden geen afdelingen te worden gesloten. In det verband kan worden opgemerkt, dat als een belangrijke verbetering mag worden gezien de instelling van de vóóropleiding. Dit instituut blijkt in een dringende behoefte te voorzien en de nieuwe verplegenden kunnen dan ook beter op hun taak worden voorbereid.
Een aanvang werd gemaakt met de modernisering van paviljoen Dennenhorst, terwijl tevens een aantal kleinere verbouwingen plaats vond.
Ten gevolge van een auto-ongeval kwam het kantoormeisje N. Hagen om het leven, hetgeen op onze inrichting als een zeer tragisch gebeuren werd gevoeld.
Zr. J.P. de Langen, de verplegers G. Postma, A.G.J. Waringa, L. Rekker en O. Hoekstra alsmede de arbeider J. Dobbenberg verlieten de inrichting in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
De heren J. Dobbenberg, S. Bleeker, O. Hoekstra en L. Rekker vierden hun 40-jarig dienstverband, de huismeester de heer S. van Dijk, mocht als zodanig op 25 jaar terugzien.

Patiënten.

In de gesloten afdeling werden in totaal uit de maatschappij en andere inrichtingen opgenomen 54 en afgevoerd 61 patiënten (vertrokken 45 en overleden 16 patiënten).
In de aangewezen afdeling werden in totaal uit de maatschappij en andere inrichtingen opgenomen 223 en afgevoerd 218 patiënten (vertrokken 167 en overleden 51 patiënten).

Verpleging en behandeling.

Belangrijke veranderingen in de behandelmethoden kwamen dit jaar niet voor. De neuroplegica bleven een voorname plaats in het therapeutisch arsenaal innemen, al bleek in bepaalde gevallen, met name bij orgaanneuroses nog weer de waarde der klassieke sedativa. Slaapkuren, eventueel in gemitigeerde vorm toegepast, werden voornamelijk uitgevoerd met largactil, in de eerste plaats gecombineerd met phenergan en verder zo nodig met somnifeen en praldehyde. De elektroshokkuur neemt in de behandeling nog steeds een voorname plaats in. 55 patiënten ondergingen deze kuur, hetgeen 54% een goed, 34% een matig en bij 12% geen resultaat opleverde.
Aan het einde van het jaar werd een insulinecomabehandeling begonnen. De voorlopige resultaten waren gunstig.
Als neuroplegicum werd, naast largactil, veel trilafon gebruikt, met name bij overgevoeligheid voor het eerste. De Parkinsonoidverschijnselen traden bij trilafon sneller op. Waar geen vermindering van het middel mogelijk was. werden de bijverschijnselen bestreden met disipal. Incidenteel werd prazine en siquil aangewend. Bij sommige labiele, vaak ontremde patiënten bleek een veel hogere dan de bij ons gebruikelijke dosering, b.v. van largactil tot 600 mgr. daags, pas effectief te zijn, zonder dat enig bijverschijnsel optrad.
Tofranil werd bij geremde depressieve patiënten regelmatig gebruikt, veelal met gunstig resultaat, hoewel het een enkele maal wegens toenemende agitatie moest worden gestaakt.
Uiteraard bleef naast de intensief toegepaste arbeids- en ontspanningstherapie steeds een indicatie bestaan voor individuele psychotherapie.
Dit jaar werd een laboratorium voor de neuropathologie ingericht, uitgerust met een paraffine- en een ijsmicrotoom alsmede twee broedstoven, zodat het obductiemateriaal geheel in het eigen laboratorium kan worden verwerkt. Een laborant werd hiervoor aangesteld.
Er werden 36 obducties verricht en één neuropathologische demonstratie werd gehouden.
In de methode van werken van de E.E.G.-afdeling werden geen principiële veranderingen aangebracht.
De Electro-encephalografist werd door de Specialisten Registratie Commissie erkend.

Arbeidstherapie.

Ook dit jaar kunnen wij geen principiële wijzigingen constateren in opbouw en uitvoering van de arbeidstherapie. Wij slaagden in het aantrekken van meer interessante arbeidsobjecten. In onze directe omgeving is weinig industrie. De aard van de arbeidsobjecten brengt met zich mee, dat de vergoeding betrekkelijk laag is en zo hebben wij enkele goede aanbiedingen niet kunnen aanvaarden, omdat de vervoerskosten hoger lagen dan de opbrengst van de arbeid. Veel moeite wordt daarom gedaan om stichting en omliggende industrie nader voor elkaar te interesseren. Een andere vorm van samenwerking dan tot nu toe gevolgd en die de bovengenoemde bezwaren zal moeten missen zal dienen te worden nagestreefd, teneinde een arbeidstherapie op te bouwen en in stand te houden, die onze patiënten èn regelmatig èn op verschillend niveau bevredigend werk schenkt.
De beide fröbelklassen die in het vorig jaar zijn geopend, onder leiding van twee fröbelonderwijzeressen, geven zeer bevredigende resultaten bij patiënten die niet geschikt zijn voor hogere arbeid. Deze patiënten worden hier geactiveerd en gebracht op het voor hen hoogst bereikbare niveau.
Aan creatieve handenarbeid en vakkundige arbeid werd bijzondere aandacht besteed en hierbij werden mooie producten geleverd. Het buitenwerk gaf voor velen een bijzondere affectieve mogelijkheid tot bevredigende taken en vooral voor ontremde, paedagogisch moeilijk te beïnvloeden personen is deze mogelijkheid een ware weldaad. Als vóórscholing tot samenwerking met anderen in een meer beperkt milieu kan het niet worden gemist.
Enkele verpleegden konden worden geplaatst in een betrekking buiten de inrichting, hetzij in een gezin of in een bedrijf. Het contact met de maatschappij kan op deze wijze meer geleidelijk worden uitgebreid, eventueel als overgang naar een beschermde werkplaats voor minder validen.

Gezondheidstoestand.

Epidemische ziekten kwamen niet voor. De t.b.c.-afdeling was vrijwel het gehele jaar volledig bezet. Het aantal patiënten met actieve t.b.c. nam niet toe.
Een circulatiepolikliniek werd georganiseerd waarin een toenemend aantal patiënten met chronische hart- en circulatiegebreken onder voortdurende contrôle wordt behandeld.

Voorts werd in 5 gevallen Basaalmetabolisme bepaald.

Röntgenkamer.

In totaal werden 1457 gevallen röntgenfoto’s gemaakt. 1248 thoraxopnamen; in dit aantal komt de schatting van 500 meeropnamen door verandering in het voorgeschreven personeelscontrôlebeleid tot uitdrukking.
33 opnamen van maag/darm, nieren enz.
157 skeletopnamen.

Tevens werden onder verantwoordelijkheid van Dr. Barkema een aantal ventriculogrammen en arteriogrammen vervaardigd.

Electrocardiographie.

In 186 gevallen werden E.E.G.’s gemaakt op interne indicatie alsmede ten behoeve van de electroshockbehandeling.

Laboratorium.

Het aantal verrichte bepalingen steeg met 32%. De analyse heeft thans een alleszins bezette werkkring; binnenkort zal naar assistentie dienen te worden uitgezien. Verrichte bepalingen totaal 8424.
In verband met een aldaar heersende epidemie van hepatitus werd aan ‘s-Heerenloo door middel van 324 laboratoriumbepalingen assistentie verleend.

Ontspanning.

De commissie voor de vrijetijdsbesteding, bestaande uit de geestelijk-verzorger, een hoofdverpleger, een arts, de psycholoog en de adj. directie, vergaderde regelmatig, meestal om de veertien dagen, ter bespreking van het werk.
Naast het organiseren van de diverse clubs als schaak- en damclub, volksdansclub, toneelclub, knutgselclubs, instuifavonden en dergelijke hield de commissie ook steeds toezicht op de vrije tijdsbesteding in de paviljoenen.
Zoveel mogelijk werd gezorgd dat niemand zijn tijd met nietsdoen behoefde door te brengen. Allerlei avondbezigheden, als het maken van wasknijpers, het inpakken van kleine gebruiksvoorwerpen enz. hadden grote aantrekkingskracht, te meer waar men het met elkaar kan doen en deze bezigheden vaak ook nog bepaalde revenuen afwerpen, waarvan men of een dagje uitgaat of iets kan aanschaffen, zoals grammafoonplaten voor het eigen paviljoen.
De organisatie van de ontspanningsavonden bleef in handen van de vereniging ‘Concordia’.
In de voorzomer maakte een aantal patiënten een bustocht naar Amsterdam met een rondvaart door de havens, een ander aantal had een tocht over de Veluwe. Ook ging een vrij grote groep wederom uit kamperen. Ditmaal opnieuw te Loenen op de Veluwe.
Voor de ziekenzalen werden meermalen eigen ontspanningsavonden georganiseerd. Hiervoor werd dankbaar gebruik gemaakt van films, door de Regeringsvoorlichtingsdienst gratis ter beschikking gesteld.
Van de Lectuurdienst van het Nederlandse Rode Kruis werd een aantal kisten met boeken voor de ontspanningsbibliotheek ontvangen. Ook andere lectuur, zoals tijdschriften werden verstrekt.
Wekelijks verzorgde de eigen omroep twee avonden met muziek, zang, hersengymnastiek, weeksluiting en dergelijke.

Voeding.

Een ‘diabetespolikliniek’ verkeert in status nascendi; vooreerst zijn de diabetesdiëten herzien en over het algemeen vet- en calorieënarmer gemaakt.
Een groot aantal patiënten lijdt aan overgewicht, wanneer dit medisch geïndiceerd is, zal een vermageringsdieet worden voorgeschreven.

Kleding en ligging.

De kleding is geheel aangepast aan die van de maatschappij. Aan het onderhoud wordt veel zorg besteed.

Met de vervanging van de zeegrasmatrassen werd ook dit jaar doorgegaan.

PERSONEEL.
Geneeskundige dienst.

H.G. Boswijk, Geneesheer-Directeur
J. Bosch, Geneesheer
O.E.A. Goetze, Geneesheer
Dr. A.C. Lit, Geneesheer
P.R. Barkema, Geneesheer
R.W. Velberg, Geneesheer (huisarts)
Dr. J.M. Wigboldus, Geneesheer
H.J. Licher, Klinisch-Psycholoog

Een belangrijke vooruitgang was de ingebruikneming van het vóóropleidingscentrum, hetgeen gevolg heeft, dat de leerlingen beter dan voorheen voor hun taak zijn berekend.

Opleiding en examens.

Gezondheidstoestand.

Gedurende het jaar 1960 werden 247 keuringen verricht.
De gezondheidstoestand van het interne personeel was goed te noemen.
Bij één personeelslid werd een largactildermatitis waargenomen; zij stond niet als overgevoelig bekend.

Overzicht van de ziektegevallen en ziektedagen.

Verenigingsleven.

Werkzaam waren:
de Muziekvereniging , Crescendo’ die haar 65-jarig bestaan vierde;
het Ontspanningscomité , Concordia’.
de Gymnastiekvereniging , Kwiek’;
de Personeelsvereniging N.I.O.
Door laatsgenoemde vereniging werden periodiek ontspanningsavonden gegeven terwijl in de zomer excursies werden georganiseerd.

Geestelijke verzorging.

Het werk van de geestelijke verzorging geeft geen aanleiding tot het vermelden van zeer bijzondere gebeurtenissen. Nieuwe wegen werden niet ingeslagen. Op de zondagen waren er de kerkdiensten voor de verpleegden, waarin, op een enkele uitzondering na, steeds de Geestelijk-verzorger voorging. In de week de bijbelkringen, cathechisaties, ziekendiensten voor de patiënten die ’s zondags niet naar de kerk kunnen, het paviljoenbezoek enz.
Na veel voorbereiding kon op Goede Vrijdag voor de eerste maal het Heilig Avondmaal worden bediend in de Stichtingskerk. De mogelijkheid hiertoe werd verkregen door samenwerking tussen de kerkeraden van de Ned. Herv. en Geref. Kerk te plaatse.
Een tweetal patiënten kon, na vooraf een aparte catechisatie te hebben gevolgd, aan de kerkeraad van de Geref. Kerk worden voorgesteld tot het doen van belijdenis des geloofs. Een ervan moest nog worden gedoopt. De dienst, waarin dit geschiedde, werd geleid door de Geestelijk-verzorger.
Voor het werk onder het inwonend verpleegpersoneel bleek het Personeelscentrum ‘Eikenstein’ nog altijd van veel belang te zijn. Verblijdend was het grote aantal activiteiten dat hier met name door het jongere personeel, werd ontwikkeld. Te betreuren is, dat het centrum zelf reeds lang te klein is gebleken. Het kan meer dan eens de toeloop niet bevatten.
In het kader van de ontspanning en de vrije-tijdsbesteding konden tal van avonden met film, muziek, toneel en dergelijke in de mooie zaal van ‘Beukenrode’ worden gegeven.
Tenslotte zij nog vermeld, dat in november met alle hoofden van paviljoenen, eerste verplegenden enz. een zeer geslaagde ééndagsconferentie werd gehouden in het Evangelisatiecentrum te Baarn, waar o.m. gesproken werd over de houding tegenover het werk.

GEBOUWEN EN TERREINEN.
Gebouwen.

In het hoofdgebouw en in paviljoen Overbosch vonden enige kleine verbouwingen plaats. De behandelkamer met wachtkamer en laboratorium werden vanuit het hoofdgebouw in paviljoen Overbosch ondergebracht.
Op de 1e verdieping van paviljoen Overbosch werden ondergebracht keuken en conversatie voor het inwonend personeel, een zit- en slaapkamer voor het hoofd van paviljoen Lindenstein, alsmede de medische en theologische bibliotheek.
In het hoofdgebouw werden op de 1e verdieping in de vrijgekomen ruimten, kamers met keuken voor een inwonend geneeskundige ingericht.
Einde september kwam de rijksgoedkeuring af voor de restauratie van paviljoen Dennenhorst. Met de werkzaamheden is een aanvang gemaakt.
Gereed kwam de restauratie van de zolderverdieping in paviljoen ‘Vredenhof’. Het inwonend personeel van dit paviljoen heeft hiermede de beschikking gekregen over ruime kamers met vaste wastafels, toilet en douchecel.
De zolderverdieping van paviljoen Dalrust werd op dezelfde wijze gerestaureerd.
Plannen voor de restauratie van paviljoen Woudeinde zijn in een vergevorderd stadium van voorbereiding.
De overige gebouwen bevinden zich in een goede staat van onderhoud.

Installaties.

In enkele ziekenzalen werd een ventilator geplaatst; verder vroeg de ventilatie in het algemeen geen bijzondere voorzieningen.
In verschillende werk- en dagzalen werd de aanwezige verlichting verneterd c.q. vervangen door de aanbrenging van T.L. armaturen.
In paviljoen Zonneweide werden twee cokesketels omgebouwd tot oliestookketels. Voorts werd in paviljoen Heidehoeve centrale verwarming aangelegd met een oliestookinstallatie geplaatst.
De watervoorziening gaf geen moeilijkheden. De reparaties aan of vernieuwing van het sanitair hadden geregeld plaats.
In de centrale keuken werd de oude kiepketelbatterij vervangen door een nieuwe snelkookbatterij. De keukenvloer werd geheel vernieuwd.
Voor de technische dienst werd een electrische schuurmachine aangeschaft.

Meubilair.

In het noodpaviljoen Randhorst werd voor de dagzaal nieuw meubilair aangeschaft. Eveneens werd gedeeltelijk het meubilair van de 3e klasse afdeling dames in het Sanatorium ‘De Hooge Riet’ door nieuw vervangen.
De medische en theologische bibliotheek werden van nieuw meubilair voorzien.
Diverse verplegers- en verpleegsterskamers ontvingen een door de arbeidstherapie gemaakt schrijfbureau.

Terreinen.

In het hertenkamp werd een hertenstal geplaatst.
Aan het onderhoud van de bossen werd, onder toezicht van het Staatsbosbeheer, veel aandacht besteed. Verschillende bospercelen werden uitgedund of geheel gekapt en opnieuw ingeplant.
Het onderhoud van het plantsoen, gazons en het terrein had geregeld plaats.
De van Asch van Wijcklaan werd verhard met koud asphalt.

_______________

Bloemendaal te Loosduinen

BLOEMENDAAL TE LOOSDUINEN.
Geopend 31 oktober 1892.
_________________

In het Bestuur der stichting ontstond een vacature door het vertrek van Generaal L.F. Duymaer van Twist, die in verband met zijn hoge leeftijd als lid bedankte. Bij zijn afscheid in de vergadering van 19 december werd hem door de Voorzitter hartelijk dank gebracht voor de vele arbeid die hij sedert 1 januari 1933 voor ‘Bloemendaal’ heeft willen doen. Zowel de vergaderingen van het Bestuur alsook die van de Stichtingsraad konden geregeld worden gehouden.
Op 1 januari trad de geneeskundig-specialist P. Rookus in dienst, die als gedeeltelijk dagtaak de leiding van de afdeling electro-encephalografie kreeg toegewezen. Drs. J.F. Slagter werd als geneeskundige op 1 november aan de inrichting verbonden; naast zijn werk als afdelngsgeneeskundige is hij belast met de werkzaamheden van de Voor- en Nazorgcommissie.
Op 1 juli vertrok mejuffrouw Spijker, de assistente van de geestelijk-verzorger en in haar plaats werd benoemd mejuffrouw T. de Jong, theologisch-kandidate.
Dra. J.M. Dumoré-Balek volgde mejuffrouw C.M.T. van Ingen op als assistent-geneeskundige.
De uitbreiding van de medische bezetting gedurende de laatste jaren heeft de mogelijkheid tot een verdieping van de arbeid verruimd, maar vooral de afdeling chronische patiënten heeft zeker nog geen optimale voorziening.
Het nieuwe arbeidstherapiegebouw werd op 24 februari door de Voorzitter van de bouwcommissie, Mr. T. de Jong, overgedragen aan het stichtingsbestuur. De verschillende bedrijfsruimten beantwoorden aan de verwachtingen; de in dit gebouw opgenomen wasserij betekent ook arbeidstherapeutisch een belangrijke aanwinst, terwijl eveneens het in dit complex opgenomen gemnastieklokaal voldoet aan de eisen die aan een moderne ruimte van de bewegingstherapie te stellen zijn.
De verbouwing van paviljoen ‘Laanzicht’ tot vooropleidingsinstituut kwam dit jaar gereed. Op 15 oktober werd begonnen met een groepje van 10 meisjes. Gelijktijdig met ‘Laanzicht’ werd het aangrenzende gebouw ‘Elim’ gerestaureerd en op 14 november kon dit in gebruik worden genomen waarmee de reeds jarenlang gekoesterde wens om voor intern personeel de beschikking te krijgen over een recreatieruimte, in vervulling ging.
Als gevolg van het teruglopen van de personeelsbezetting in de verplegingssector bleek noodzakelijk paviljoen ‘Boszicht’ te sluiten; de hier verpleegde vrouwelijke patiënten werden over de andere paviljoenen verdeeld en gelijktijdig is paviljoen ‘Avondrust’, dat vorig jaar werd gesloten, opnieuw in gebruik genomen. Een en ander bleek mogelijk door plaatsing van patiënten in ‘Avondrust’ met een minimale bezetting aan verplegend personeel. De bezetting liep echter terug tot 740 patiënten.
In de loop van het jaar werd het aanbod van vrouwelijk personeel wat gunstiger, zodat door ingebruikneming van een gedeelte van paviljoen ‘Boszicht’ op 28 november het bestand tegen het einde van het jaar opliep tot 757 patiënten.
De spanning op de arbeidsmarkt is echter niet alleen oorzaak dat uitbreiding van het aantal bedden ter grootte van die van voor de oorlog (± 1000) belemmerd wordt, maar ook dat de voorziening van vacatures van technisch personeel steeds meer zorg baart.
Een bevredigende oplossing van al deze problemen lijkt met de terbeschikking staande maatregelen niet te verkrijgen. Eenige verbetering is te verwachten van de bouw van een aantal dienstwoningen, waartoe de bouwcommissie toestemming verleende.
Aan de zuidzijde kreeg het terrein van het nieuwe arbeidstherapiegebouw een fraai aanzien; het wegennet werd hier gecompleteerd terwijl ook de Kastanjelaan en de Zwarteweg van een nieuw wegdek werden voorzien.
Een zware slag trof de stichting door het overlijden tengevolge van een ongeval van de 1e timmerman A. de Joode op 23 januari; hij gaf zijn beste krachten gedurende 32 jaar.
Twee functionarissen vierden 40-jarig dienstjubileum, n.l. de 1e terreinarbeider M. Nieuwenhuyzen en de verpleger D. Diepenveen respectievelijk op 30 augustus en 1 december.
Het paviljoenshoofd zr. D.J. van Krieken, de chef-machinist H. Kelfkens en het 1e linnenmeisje G. Treurniet verlieten de inrichting met pensioen.

Patiënten.

De bezetting op 31 december bedroeg 757 patiënten, het aantal opnemingen uit de Maatschappij bedroeg in de

Verpleging en behandeling.

Als gevolg van het personeelsgebrek werd een reorganisatie teweeggebracht in de huisvesting van de vrouwelijke patiënten. Paviljoen Boszicht werd ontruimd; naar paviljoen Avondrust werden die patiënten overgebracht die weinig toezicht nodig hadden. Twee groepjes werden in de observatie-afdeling geplaatst en de overigen over de andere paviljoenen verdeeld.
In paviljoen Voorhout kreeg de voor de oorlog in gebruik zijnde afdeling voor arbeidstherapie, waar ná de restauratie geestelijk gestoorde ouden van dagen werden verpleegd, haar vroegere bestemming terug; onder leiding van een daarvoor geschikte verpleger werd begonnen met een revalidatie-afdeling voor mannelijke patiënten. Een groep demente mannen werd overgeplaatst naar paviljoen Boszicht, waardoor aan deze patiënten een betere accommodatie kon worden gegeven.
Na een geslaagd experiment in het vorig jaar ging nu tweemaal een groep van 40 patiënten een week kamperen in Otterlo. Het brengen van deze chronische patiënten in een volledig ander leefmilieu bracht soms verrassende effecten teweeg, zodat besloten werd het komende jaar een nog groter aantal patiënten te laten deelnemen.
Het blijkt overigens dat langdurige toediening van de moderne psychopharmaca de contactmogelijkheden bij een groot percentage van de patiënten verruimt. De stroom van nieuwe geneesmiddelen houdt nog steeds aan; veel vorderingen zijn bij de toepassing daarvan, naast de reeds bestaande resultaten met de in vorige jaarverslagen genoemde medicamenten, niet aan het licht getreden.
Een vrij groot aantal gevallen van paratyphus heeft ons in de zomermaanden heel wat zorgen gegeven. Een 6-tal personeelsleden en 17 patiënten bleken positief te zijn met klinisch min of meer ernstige verschijnselen. Bij het onderzoek naar de infectiebron, de spreiding over de verschillende paviljoenen en bij de te treffen maatregelen hebben we veel steun gehad van de geneeskundig-hygiënist van de G.G. en G.D. te Den Haag, Dr. Noordhoek Hegt.
Door zeer straffe hygiënische voorschriften, isolatie en vaccinatie van de hele stichtingsbevolking was het gevaar vrij spoedig geweken.
Een patiënte is aan de ziekte overleden. Tegen het einde van het jaar bleken nog 1 personeelslid en 2 patiënten bacillendragers te zijn.

Klinische psychologie.

Zowel een aantal patiënten van de observatie-afdeling alsook enkele chronische patiënten werden psychologisch uitvoerig onderzocht. Een aanvang werd gemaakt met het onderzoek van chronische schizophrenen.
De behoefte van de medische staf een groter aantal patiënten te doen onderzoeken neemt steeds toe; overwogen wordt de aanstelling van een tweede psycholoog. Een nieuw facet van het psychologisch onderzoek bracht de instelling van de z.g. testkamer binnen het kader van de arbeidstherapie; in verband hiermee zal het onderzoek meer gericht moeten worden op de mogelijkheden voor patiënten tot terugkeer in de maatschappij.

Electro-encephalografie.

Het in gebruik zijnde 10-kanaals E.E.G.-apparaat met stroboscoop van de firma Kaizer, voldeed goed. Een voordeel bleek o.a. dat een kanaal beschikbaar is voor gelijktijdige registratie van het E.E.G. e.d.
Bij 8% van de E.E.G.’s werd een provocatie (megimide, largactil, slaap) toegepast. De indruk werd gevestigd, dat deze provocatiemethoden bij daarvoor in aanmerking komende gevallen niet gemist kunnen worden. De E.E.G.-bevindingen gaven in 9 gevallen aanleiding tot het maken van een luchtencephalogram.
Naar aanleiding van een voordracht voor de Nederl. Vereniging van Psychiaters in Dienstverband werden E.E.G.’s van epileptici, schizophrenen, symptomatishce psychosen en geriatrische patiënten nader onderzocht.
Het E.E.G.-onderzoek bleek speciaal van belang bij de differentiale diagnose tussen organische, resp. symptomatische psychosen en gevallen, waarbij een toevallig samengaan van psychose en somatische ziekte, onafhankelijk van elkaar bij eenzelfde patiënt, moet worden aangenomen. Om statistische redenen is te verwachten, dat deze laatste kategorie niet te veronachtzamen is, met name bij geriatrische patiënten.
De E.E.G.’s werden voornamelijk vervaardigd op indicatie van de kliniek. Doordat de E.E.G.-assistente niet volledig voor de afdeling beschikbaar was, moest het aantal voorlopig nog beperkt blijven. Voorzieningen werden getroffen, om hierin op korte termijn verandering te brengen.

Arbeidstherapie.

Het nieuwe arbeidstherapiegebouw ‘De Brink’, schiep met zijn talrijke kleinere en grotere bedrijfsruimten niet alleen de mogelijkheid tot een grotere differentiatie voor de patiënten, met een reorganisatie van de groepen, maar ook was er een betere gelegenheid meer productieve arbeid als therapeuticum te hanteren.
De demontage-afdeling van P.T.T.-materiaal werd aanmerkelijk ingekrompen; door de grotere handvaardigheid die een aantal chronische schizophrenen door het demonteren hebben verkregen, bleek de overschakeling op meer constructief werk geen al te grote moeilijkheden te veroorzaken. Een nieuwe uitbreiding vond plaats door het vervaardigen van materiaal dat gebruikt wordt bij het Montessori-onderwijs.
Ook de in gebruik genomen wasserij bood aan een 4-tal mannelijke en een 20-tal vrouwelijke patiënten een uitstekende vorm van therapie.
Twee cantines die centraal in het gebouw gelegen zijn worden intensief gebruikt voor het nuttigen van koffie en thee door patiënten die in de naastbijzijnde bedrijven zittend werk verrichten.
Door de indiensttreding van een daarvoor geschikte kracht kon in september worden begonnen met een z.g. ’testkamer’, waar een klein groepje van de meest defecteuze patiënten door een intensief individueel contact gebracht worden tot een hernieuwde confrontatie met allerlei arbeidsmogelijkheden om hen door middel van revalidatie tot een betere aanpassing en activiteit te brengen, teneinde herplaatsing in de maatschappij voor te bereiden.
Het is de bedoeling deze vorm van arbeidstherapie gaandeweg verder uit te breiden, aangezien voor een groot aantal chronische verpleegden door gebrek aan personeel reeds jarenlang de therapeutische mogelijkheden onvoldoende uitgebuit konden worden.
Het nieuwe gymnastieklokaal was dagelijks in gebruik; in de bewegingstherapie konden meer groepen worden geplaatst door de benoeming van een assistente van de leider die met dit onderdeel van de therapie is belast.
De hiernavolgende lijst geeft een overzicht van de aantallen in de verschillende afdelingen tewerkgestelde patiënten in de maanden februari en augustus.

Voeding.

Aan een gevarieerde samenstelling van de voeding wordt voortdurend aandacht besteed.
Het verstrekken van geconserveerde gezouten groenten werd beëindigd. Zuurkool wordt nog een enkele maal opgediend. De uitgifte van groenten in blik wordt zoveel mogelijk afgeremd en vervangen door verse groenten.
Op het geheel van de voedselvoorziening wordt toegezien door de diëtiste. Onder haar leiding werden nieuwe dieetlijsten opgesteld voor de voornaamste ziekten, waardoor aan de verstrekking van vele porties ‘extra voeding’ een einde kon worden gemaakt.

Kleding.

Voor het aanbrengen van voldoende variatie in de kleding wordt zorggedragen. Waar nodig worden de garderobes uitgebreid.
De reparatie van het schoeisel kon, zij het met enig overwerk, door de eigen schoenmaker worden uitgevoerd.

Ontspanning.

Regelmatig worden door de personeelsvereniging ontspanningsavonden voor patiënten en personeel belegd, waarbij er voor wordt gezorgd zoveel afwisseling te brengen in het karakter van de verschillende avonden.
Een bijzonder accent werd dit jaar gelegd op de viering van de Koninginnedag en de 15e herdenking van de bevrijdingsdag. Een uitvoerig ontspanningsprogramma werd daarbij afgewerkt.
Ook dit jaar nam weer een groep patiënten deel aan de ‘vierdaagse’ te Nijmegen en aan verschillende andere wandelsportevenementen.
De jaarlijkse ‘grote’ uitgaansdag werd dit jaar gehouden op 30 juni. Het doel van de tocht was het ontspanningsoord ‘Julianatoren’ en Prins ‘Bernharddal’ te Apeldoorn. Hieraan werd door 352 patiënten deelgenomen. Voor 156 patiënten, die vanwege hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid niet aan de hele-dagtocht konden deelnemen, werden 4 z.g. halve dagtochten gemaakt naar ontspanningsgelegenheden, dichter bij Den Haag gelegen.
Op 9 september werd voor de helft van het personeel een uitgaansdag georganiseerd naar Schiphol-Amsterdam en Hilversum, welke dag een zeer geanimeerd verloop had.

Gezinsverpleging.

Aan het einde van het jaar waren drie patiënten in de gezinsverpleging n.l. twee in Loosduinen en een in Monster.

PERSONEEL.
Geneeskundige dienst.

Op 31 december 1960 waren in functie:
B. van der Borgh, geneesheer-directeur
C. Dekker, geneesheer
A.S. Auwerda, geneeskundige
Chr. van Dijk, geneeskundige
E.J. Jongejan, geneesheer
P. Rookus, geneesheer
J.F. Slagter, geneesheer
H.G. Swaving Dijkstra, assistent
J.C. de Wolff, ass. geneeskundige
J.M. Dumoré-Balek, ass. geneeskundige
G. Groenewoud, internist
J. Linzel, tandheelkundige
E.J.A. van Dalen, psychologe
J.F. van Nieuwkerk, med. analiste
J.P. Lugtigheid, ass. med. analiste
H. Klok, apotheker-assistente
G. Luchies, assistente- E.E.G.-tandarts en röntgenoloog

Geestelijke verzorging.

Ds. F.H. Vonk, geestelijk-verzorger
T. de Jong, assistente

Verplegend personeel.

Op 31 december 1960 waren in dienst:

Op 26, 27 en 28 april 1960 hadden de overgangsexamens plaats, met als resultaat:

Bij de op 2 mei 1960, ten overstaan van de Rijksgedelegeerden Dr. L.P. Schreinemachers, Dr. H. Beek en Drs. J. Veerman afgenomen examens voor het Rijksdiploma Ziekenverpleging B slaagden 11 candidaten. Afgewezen werden 2 candidaten.

Gezondheidstoestand van het personeel.

Het in het vorig jaarverslag vermelde ongeval van een hoofdverpleegster stelde haar tot 31 maart buiten dienst. Enkele andere personeelsleden werden voor een niet ernstige aandoening in een ziekenhuis opgenomen.
Een arbeider-voorwerker was het gehele jaar wegens ziekte verhinderd zijn werk te doen.
Een 6-tal personeelsleden maakte een paratyphus-infectie door. Overigens bracht verzuim wegens ziekte geen overwegende bezwaren met zich mee voor de gang van zaken in de verpleging.

Geestelijke verzorging.

Beginnende met de kerkdiensten kunnen we vermelden dat deze diensten in de Stichtingskerk (via de radio-distributie doorgegeven naar alle paviljoenen) weer regelmatig konden worden gehouden. Dit jaar voor het eerst kwamen we eens per maand samen voor een zangdienst, afgewisseld met passende schriftlezing. Een verblijdend feit is, dat ook allerlei onkerkelijke of van de kerk vervreemde patiënten de kerkdienst bezoeken. Aan bijzondere dagen, zoals Pasen en vooral het Kerstfeest, werd veel aandacht geschonken. Ook door middel van diverse bijbelkringen, geleid door de geestelijk-verzorger en zijn assistente, werden veel patiënten met de boodschap van het evangelie bereikt. De catechisatiekring met een groep min of meer geselecteerde patiënten mag terugzien op een vruchtbaar jaar. Meer dan eens deed in diverse paviljoenen de projector dienst met filmstroken over bijbelse onderwerpen.
Vanzelfsprekend werd ook grote nadruk gelegd op regelmatig persoonlijk contact met de patiënten in de observatie- en ziekenafdelingen, terwijl vele meer chronische patiënten werden opgezocht voor een z.g. ‘huisbezoek’.
Op verzoek van de familie werden zeven begrafenissen geleid van patiënten, die op de stichting kwamen te overlijden. Het stichtingskerkhof is reeds enige jaren gesloten, zodat de teraardebestelling plaats vond op een kerkhof in Loosduinen of Den Haag.
In de loop van 1960 vertrok de assistente in de geestelijke verzorging, mej. M. Spijker. Ze aanvaardde een benoeming op ‘Oud-Poelgeest’ bij Oestgeest. Een opvolgster werd gevonden in mej. T. de Jong, theol. cand., die op 1 september op de inrichting kwam. Mej. De Jong kreeg o.a. als taak de geestelijke verzorging in diverse damespaviljoenen, het leiden van enige bijbelkringen en het onderhouden van contact met het vrouwelijk personeel. Ook werd zij leidster van de ‘contactkring’ voor het jongere personeel. Deze contactkring bedoelt de bevordering van de saamhorigheid door middel van culturele activiteiten en ontspanningsbijeenkomsten.
Het in de loop van 1960 geopende ‘Elim’ blijkt hiervoor van grote waarde. Het contact met het personeel is voortdurend een van de belangrijkste taken zowel van de geestelijk-verzorger als van zijn assistente.
Wat de cursus betreft, naast de 4 cursussen voor de leerling-verplegenden, kwamen dit jaar de cursussen voor de meisjes in de vooropleiding. Het resultaat van de examina was bevredigend.
De eenmaal per veertien dagen gegeven ontspanningsavonden voor patiënten vroegen weer veel aandacht. Hoewel er vele mooie avonden werden gegeven, bleek de kerk als ontspanningsruimte in tal van opzichten ongeschikt. De jaarlijkse avond door en voor de patiënten is steeds weer een gewaardeerd hoogtepunt in het ontspanningsleven van de inrichting.
Sinds november 1960 wordt getracht een geschikte kracht te vinden, die leiding kan geven aan het vormingswerk en de ontspanning. Een goede en geschoolde vormingsleid(st)er zou de inrichting van veel nut kunnen zijn.
Tenslotte mag niet onvermeld blijven, dat alle paviljoenen sinds begin 1960 beschikken over een eigen pick-up-installatie. Onder leiding van de geestelijk-verzorger vindt regelmatig distributie en ruiling van gramofoonplaten plaats. Ook de bibliotheek voor personeel en patiënten staat onder supervisie van de geestelijk-verzorger.

GEBOUWEN EN TERREINEN.
Gebouwen.

Een aanwinst vormde de ingebruikneming van het nieuwe therapiegebouw, waarin ook de nieuwe wasserij is ondergebracht.
Het gebouw Laanzicht/Elim werd inwendig grondig gerestaureerd en ingericht als voor-opleidingsinstituut voor verpleegsters en recreatiecentrum voor intern personeel.
Het onderhoud van goten en daken vond regelmatig plaats.
De kleine ruitjes in de gevels van paviljoen Voorhout werden door grotere vervangen.
Het volgende buitenschilderwerk werd uitgevoerd: paviljoen Iepenhorst, de watertoren, de kerk, het hoofdgebouw, paviljoen Boszicht, paviljoen Uitzicht, de woning van de geneesheer-directeur en de pastorie.
Ook belangrijke hoeveelheden binnenschilderwerk werden ter hand genomen, te weten de kliniek Ockenburgh, paviljoen Varenhof, Tuinlust en Rozengaarde alsmede de benedenafdeling van paviljoen Boszicht.
De woningen Monsterseweg 53c en 61 werden na leegkomen grondig gerestaureerd en gemoderniseerd. In de kliniek Ockenburgh en de paviljoenen Rozengaarde en Boszicht werden de granito keukenaanrechten vervangen door roestvrij stalen.

Installaties.

In het gebouw Laanzicht/Elim werd de centrale verwarmingsinstallatie vernieuwd.
Van de gebouwen, voorzien van een bliksembeveiliging werd deze installatie doorgemeten en de nodig gebleken herstellingen verricht.
De op 1 februari 1960 in gebruikgenomen wasserij beantwoordt tot dusver geheel aan de verwachtingen.
Veel tijd moest worden besteed aan het vernieuwen van de bedrading van de electrische installaties in diverse gebouwen, waar de isolatieweerstand van direct na de oorlog gebruikt materiaal, niet meer deugdelijk bleek te zijn.
De chemische en bacteriologische samenstelling van het water uit onze eigen pompinstallatie werd regelmatig gecontroleerd door het R.S.D. en gaf geen aanleiding tot opmerkingen.

Terreinen.

Het plan tot het aanbrengen van een verhard wegdek op de Zwarteweg en de Kastanjelaan werd dit jaar verwezenlijkt.

______________

Dennenoord te Zuidlaren

DENNENOORD TE ZUIDLAREN.
Geopend 28 november 1895.
_________________

Jaarverslagen worden naar gebruik geschreven wanneer het oude jaar reeds enkele maanden verleden tijd is geworden. Voorzover de geschiedenis in feite en getallen is vast te leggen schept zulks nauwelijks moeilijkheden. Men gewaagt van de uitvoering van bijzondere opdrachten (bouw, verbouw, technische onderhoudswerken), vermeldt de al even ‘bijzondere’ gebeurtenissen in het leven der bewoners of in de lotgevallen van het instituut, presenteert over de gang en toestand der inrichting een veelheid van cijfers c.q. ‘Dunkelziffern’ en beperkt zich ten aanzien van de gezondheidstoestand van personeel en patiënten tot enkele nauwkeurig gedoseerde beschouwingen.
Hij die niet alles verkiest te lezen wat er niet staat. De blik hiervoor wordt echter eerst met de jaren gescherpt: oude jaarverslagen boeien dan ook wel eens meer dan nieuwe. Hoe dit ook zij: tegen de achtergrond der boven gesignaleerde cijfermoeheid van staten en overzichten is de belangstelling voor trends groeiende. Om enkele te noemen:

  1. De psychiatrische inrichtingen zullen ondanks grotere doorstroming kleiner worden.
  2. De extramurale activiteiten der psychiatrische inrichting zullen steeds meer in betekenis gaan toenemen.
  3. Er voltrekt zich een heroriëntatie in de relatie der klinische en sociale psychiatrie.
  4. Er is beweging gekomen in de chroniciteit.
  5. Het wordt meer en meer noodzakelijk de maatschappij duidelijk te maken welk een fundamentele structuurwijziging gaande is in de psychiatrische inrichting.

Wanneer dit jaarverslag zijn functie als document voor de toekomst zal hebben vervuld, zij het aan het oordeel der eenzame lezer voorbehouden te beoordelen in hoeverre de theoretische inzichten der psychiaters over de vraagstukken der institutionele zorg voor geesteszieken in de jaren rondom 1960 door de maatschappij zullen zijn getoetst en aanvaard.
Het gerestaureerde paviljoen 9 kreeg een bijzondere bestemming als psychiatrisch revalidatiecentrum. Daartoe geselecteerde, overwegend chronische manlijke patiënten werden op hun sociale aanpassingsmogelijkheden beoordeeld, zoveel mogelijk zelf ingeschakeld bij het zoeken van werk en huisvesting buiten de inrichting en hierbij sociaal-psychiatrisch begeleid o.a. door de eigen B nazorgzuster. De resultaten zijn tot dusver zeer gunstig te noemen.
De paviljoenen 1 en 5 moesten in het voorjaar door personeelsgebrek worden ontruimd. Een gunstige omstandigheid echter was, dat deze maatregel verlichting bracht in het tekort aan ruimte voor arbeidstherapie.
Ook dit jaar werden weer vele bezoekers ontvangen. Wij noemen slechts een groep psychologie studenten der V.U. op 16 mei, ruim 90 wijkverpleegsters uit Drenthe op 31 mei, de afdeling Assen der Koninklijke Nederlandse Maatschappij t.b.v. Geneeskunst op 22 september, een groep van 50 maatschappelijke werk(st)ers op 28 oktober en diverse bezoekers met wetenschappelijke vraagstellingen.
Een conferentie voor paviljoenshoofden werd buiten de inrichting gehouden in de Levohoeve op 4 november.
Het tweejaarlijkse inspectiebezoek vanwege de Vereniging werd gebracht door de heren Ds. Th. H. van Andel en Ir. K.H. Vixseboxse.
Op 1 januari werd de afdelings-geneesheer P. Rookus overgeplaatst naar de zusterinrichting ‘Bloemendaal’. De afdelings-geneesheer C.G. Moolhuizen vertrok op 31 augustus in verband met zijn benoeming tot inspecteur voor de geestelijke volksgezondheid in de drie noordelijke provincies. In diens plaats werd tot waarnemend geneesheer-directeur voor de tijd van twee jaar beoemd mevr. C.A. van Enk-Redert. Op 17 juni promoveerde Dr. H.W. Whitton aan de V.U. op een proefschrift: ‘Vegatieve regulatiestoornissen bij migraine’.
De internist J.J. Speelman vierde op 1 april zijn 25-jarig dienstjubileum. Eveneens was dit het geval met de eerste arbeider plantsoendienst J.H. Reitsma op 9 september, de klerk 1e klas A.G. Hamstra op 1 oktober, het paviljoenshoofd zr. G. Kamstra op 22 oktober, terwijl het waarnemend hoofd R. Kramer op 3 september, de gehuwd verpleger A. van der Molen op 21 oktober en het paviljoenshoofd G. Tadema op 24 november de dag mochten herdenken waarop zij 40 jaren in dienst der Vereniging hadden gearbeid.
Evenals zulks in 1955 het geval was, werd ook dit jaar en wel op 22 november een bijzondere geslaagde reünie van oud-verplegenden gehouden met enkele honderden deelnemers.
De vereniging ‘Tryphosa’, opgericht in 1903, die ten doel had . de veraangenaming van het leven der patiënten in de stichting ‘Dennenoord’, werd opgeheven. Het bestuur werd dank gebracht voor vele bewezen diensten.
De stichting leed een ernstig verlies door het overlijden van de bouwkundig opzichter S.K. Harenberg op 22 juli.

Patiënten.

Ook dit jaar bleek het niet mogelijk het begrotingscijfer van 1090 patiënten te halen. Hoewel de totaalcijfers der verpleegdienst een lichte stijging dien zien, noodzaakte de intensivering der medische en verpleegkundige arbeid tot een daling in het bestand. De teruggang bedroeg 69 patiënten (vorig jaar 48), terwijl de gemiddelde bezetting 1050 bedroeg (vorig jaar 1115).

Dennenoord.

Verpleging en behandeling.

Nu in de voorafgaande jaren een zekere stabilisatie verkregen werd in de resultaten der neuroplegische therapie, waardoor zich dezelfde merkwaardige veranderingen in het aspect van de afdelingen voor langdurig verpleegden voltrokken als overal ter wereld werden gesignaleerd, werd de vraag naar een revalidatieprogramma voor hen die van geneeskundig standpunt bezien genoegzaam herstelden, steeds klemmender. Het ontslag van een langdurig verpleegde wordt enerzijds in de weg gestaan door een gedurende de jaren van ziekte sterk veranderd maatschappelijk milieu waarin de patiënt moet terugkeren, anderzijds door een ouder geworden zijn van de patiënt zelf, waardoor hij of zij als het ware ongemerkt in een andere levensfase is gekomen.
De vraagstukken die hierdoor ontstaan, kunnen niet worden opgelost door aan een provinciale sociaal-psychiatrische dienst te vragen om een werkkring en een woongelegenheid te zoeken en als dat gelukt is, de patiënt te ontslaan. Eerder moet er aan de patiënt zelf wat gebeuren. Uiteraard is die noodzaak nog sterker als de patiënt genezen is met een defect. Zulk een psychisch defect, of dit nu een bradyfrenie, een dementie, een initiatiefverlies, een affectvervlakking of iets anders is, vormt voor een doeltreffende revalidatie nog weer afzonderlijke problemen, die weliswaar niet fundamenteel verschillen van die welke is een ander vlak door een reëductatieve, actievere therapie werden en worden benaderd, maar die in dit verband een andere omlijsting krijgen.
In april van dit jaar kwam een verbouwd paviljoen (paviljoen 9) ter beschikking voor 36 mannelijke patiënten, waarin onder leiding van een der afdelingsgeneesheeren een eerste stap gemaakt werd in de richting van het methodisch nagaan van de problematiek van het ontslag van genoegzaam herstelde langdurig verpleegden. Het is hier niet de plaats om op de gevolgde methodiek nader in te gaan, maar gezegd kan worden dat de eerste resultaten bevredigend waren.

Tegelijkertijd werd ook in een tweetal (niet daarvoor ingerichte) paviljoenen voor vrouwen langs weer andere wegen hetzelfde doel nagestreefd, eveneens met bevredigend resultaat. Tenslotte kreeg in ditzelfde verband ook de gezinsverpleging een wat ander karakter en kon deze vorm van verpleging door grotere intensivering van de daaraan ten koste gelegde geneeskundige bemoeiingen en een andere selectie der patiënten dan voorheen, een belangrijke tussenschakel in het revalidatieprogramma van sommige patiënten worden.
Het tekort aan geneeskundig en verplegend personeel, personeel nodig om de talrijke en onderling sterk uiteenlopende taken tegenover de heterogene groep van ± 1100 patiënten naar behoren te kunnen vervullen, blijft een betreurenswaardig feit. Evenals in voorgaande jaren moet ook nu weer het ernstig gebrek aan tijd voor psychotherapeutische behandeling worden gesignaleerd, wat zich vooral in de opname-afdelingen wreekt. Ook wordt een vlotte afwerking van de verschillende procedures die in verband met opname, behandeling en ontslag van nieuwe patiënten nodig zijn door overbelasting van de betreffende afdelingsgeneesheer zodanig belemmerd, dat wel mag worden aangenomen dat de frequentie van opname en ontslag beneden 50% blijft van wat deze zou kunnen zijn.
Het hoofdaccent van de behandeling blijft, ook in de opname-afdelingen, noodgedwongen eensdeels gelegen in de beïnvloeding van de patiënt door het geboden (actievere therapie), anderdeels in de op het lichaam aangrijpende aspecifieke therapiën (neuroplegica, electroschockbehandelingen). Het blijft evenwel een telkens weer met succes bekroond streven om daarnaast op een meer specifieke wijze zoveel mogelijk conditionerende factoren weg te nemen of te verzwakken, of deze factoren nu van somatogene, psychogene of sociogene aard zijn.

Electroëncephalografie.

In het afgelopen jaar werd weer in ruime mate gebruik gemaakt van de gelegenheid om op meer specifieke wijze de cerebrale activiteiten en psychiatrische patiënten te onderzoeken. Verhoudingsgewijs bleek het aantal gestoorde electroëncephalogrammen niet alleen bij opnamepatiënten doch ook in chronische ziektegevallen zeer groot te zijn.
Behalve aan afwijkingen in epileptische zin werd veel aandacht geschonken aan regulatieve stoornissen, terwijl in verband met de toeneming van het aantal bejaarde gestichtspatiënten een onderzoek begonnen werd naar arteriosclerotishce veranderingen in cerebo en cerebrale atrofie.
De mogelijkheid om op grond van het E.E.G.-beeld aanwijzingen te geven voor de medicatie bleek in de praktijk zeer waardevol, door middel van herhalingen kon electroencephalografisch het effect van de therapie worden bestudeerd.
Het vertrek van Dr. Rookus maakte een beperking van de werkzaamheden op dit gebied noodzakelijk. In totaal werden 448 E.E.G.’s vervaardigd.

Klinische psychologie.

De bezetting van deze afdeling wijzigde zich doordat de half-time psychologe mevrouw Jongsma in februari 1960 vertrok. In juli daaropvolgend trad mejufrouw T.J. Edelman als tweede full-time psychologe in dienst, waardoor het werk zich ruimer kon ontplooien.
Zoals te doen gebruikelijker is nemen de zogenaamde routine onderzoeken de grootste plaats in. In overleg met de medische staf is echter getracht dit begrip routine bij te scherpen, door meer aandacht te besteden aan een gerichte vraagstelling. Terminologische misverstanden, die wij reeds eerder in het jaarverslag signaleerden, bleken nog niet overwonnen, wat gezien het multiconditionele denken in psychiatrie en psychologie niet verwonderlijk is. Wil het teamwerk goede voortgang vinden dan is naast uitwisseling van standpunten, in het bijzonder verificatie dezer hypotheses noodzakelijk.
Het researchproject naar de psychologische aspecten der defectschizofrenie werd voortgezet en uitgebreid met een onderzoek naar het verval in het algemeen. Het bleek hier echter bijzonder moeilijk juiste hanteerbare criteria te vinden; een deel van het onderzoek moest om deze reden met een negatief resultaat worden afgesloten. Er deden zich echter mogelijkheden tot nieuwe vraagstellingen rondom het fenomeen der aftakeling voor, die nader zullen worden getoetst. Het gebruik van de nieuwe Groninger Intelligentie Test (nog niet in de handel) leverde in dit verband interessante gegevens op. Onder meer op grond van literatuurstudie leek het ons weinig zinvol andere testmethodieken te gaan gebruiken, waarvan ijking en validatie een dubieuze zaak zijn. In het raam van heel dit research-programma genoten wij veel hulp van het Psychologisch Instituut Heymans te Groningen, hoogleraar-directeur Prof. Dr. J.Th. Snijders.
Bij enige personeelsleden en sollicitanten werd om bijzondere redenen een psychologisch onderzoek afgenomen.

Arbeidstherapie.

In de loop der laatste jaren kon het personeel werkzaam bij deze tak van dienst worden uitgebreid tot meer dan 60 personen. Een verhouding personeel: patiënt van 1 op 10 werd bereikt. Hoe verheugend dit cijfer op zichzelf ook mag zijn, het toont tevens indirect aan waarom de verpleegdienst met zijn nog veelszins onregelmatige werkuren in de totale personeelsorganisatie in het nadeel is. Des te meer zij dankbaar geconstateerd de hulp van het personeel arbeidstherapie bij het vormingswerk in de avonduren en soms in de paviljoenen. Helaas bedroeg het aantal ziektedagen in de arbeidstherapeutische dienst niet minder dan 946 werkdagen.
Door het ingebruiknemen van paviljoen 5 voor arbeidstherapie konden diverse huisvestingsbezwaren worden opgeheven (ontruiming werkzalen paviljoen 11 en 15, verhuizing kleermakerij uit de kelder van het Noorder Sanatorium en de mattenvlechterij uit de werkloods e.d.). Ook de werkzaal in paviljoen 9 werd in gebruik genomen voor handenarbeid en vrije expressie, terwijl de naaizaal in paviljoen 22 werd gemoderniseerd.
Het toenemend ontslag van dikwijls productieve chronische patiënten noodzaakt tot mechanisatie van die arbeid die het economische belang der inrichting dient. Door uitvallen van diverse objecten bleef het moeilijk voldoende gedifferentieerde arbeid in stand te houden.
De het vorig jaar ingevoerde aanvullende zakgeldregeling inplaats van het conventionele beloningsstelsel bleef gehandhaafd. Het nieuwe systeem voldoet, ook afgezien van administratieve voordelen, bevredigend.
De commissie-arbeidstherapie vergaderde zoveel mogelijk regelmatig en hield zich o.a. bezig met de steeds toenemende behoefte verschillen aan te brengen in de kwalificatie en de betekenis van de arbeid door patiënten verricht. Het spraakgebruik kenschetst al dit werk ten onrechte als therapie.
Bezigheid als tijdvulling en levensbehoefte enerzijds, revalidatie anderzijds zijn te onderscheiden maar in concreto nog dikwijls moeilijk te omgrenzen.
De cursus voor arbeidstherapie-personeel was tegen het eind van het jaar beëindigd: van de 16 candidaten slaagden 14.
Op de reünie voor oud-verplegenden op 22 november werd een expositie van producten arbeidstherapie gehouden, die veel belangstelling trok.
Hierna volgt een opgaaf van verrichte werkzaamheden in de maanden februari en augustus.

Gezinsverpleging.

Het aantal gezinspatiënten steeg van 42 tot 46, het aantal mutaties van 52 tot 66. Er meldden zich 11 nieuwe gezinnen voor plaatsing, terwijl 7 om diverse redenen geen patiënten meer konden of wilden opnemen.
Met ontslag naar de maatschappij vertrokken 8 patiënten. Ook dit jaar kon worden bevestigd dat de betekenis der gezinsverpleging van onze inrichting vrijwel staat en valt met de mogelijkheid er tijd en zorg aan te besteden.

Gezondheidstoestand patiënten.

Dat de internistische observatie-afdeling voor onze patiënten in een grote behoefte voorziet kan blijken uit het feit dat niet minder dan 147 mutaties van en naar de overige paviljoenen plaatsvonden. In dit cijfer zijn nauwelijks geriatrische gevallen begrepen aangezien milieuwisseling voor deze categorie maar al te dikwijls ongewenst is. Het veelvuldig voorkomen van lichamelijke ziekten bij geestezieke bejaarden en bij bejaarde geesteszieken maakt dan ook gewenst hen zoveel mogelijk in het eigen paviljoen te behandelen en te verplegen.
Door de veroudering der inrichtingsbevolking hebben verscheidene paviljoenen langzamerhand een patiënten bezetting van ambulante bejaarden, terwijl één mannen- en één vrouwenpaviljoen een afdeling hebben voor bedlegerige ouden van dagen. De stijging van de gemiddelde leeftijd van de bevolking onzer inrichting weerspiegelde zich in het aantal heupfracturen. Dit bedroeg in het verslagjaar totaal 17, 4 mannen en 13 vrouwen. Ondanks chirurgische behandeling die de prognose gunstig beïnvloedt overleden 7 patiënten in aansluiting aan dit traumatisch gebeuren. Dit betrekkelijk grote aantal demonstreert nog eens weer het gevaar van de bedverpleging voor de bejaarde patiënten. Meer in het algemeen werd aan dit vraagstuk aandacht besteed.
Een aparte afdeling voor de physische therapie kon nog niet worden ingericht. Voor 37 patiënten was opname in een algemeen ziekenhuis noodzakelijk, op een enkele uitzondering na voor het ondergaan van een operatieve ingreep. In aansluiting hieraan overleden 5 patiënten.
In de tuberculose-afdeling werden 8 mannen en 3 vrouwen opgenomen vanuit sanatoria of via één der consultatiebureaus. Hoewel het aantal patiënten dat op deze afdeling verpleegd wordt, kleiner wordt, blijft de contrôle van de zogenaamde inactieve haarden de volle aandacht vragen. Bij een drietal patiënten werd een activering van een tuberculeus longproces vastgesteld. De intensivering der medicamenteuze therapie van de psychiatrische patiënt vereist grote aandacht in verband met zogenaamde nevenwerkingen. Zo kon in een drietal gevallen ernstige bloedafwijking worden vastgesteld, die hierdoor werd veroorzaakt.
Diverse patiënten werden opgenomen vanuit een der ziekenhuizen waarbij psychotische afwijkingen waren opgetreden in aansluiting aan een ernstig lichamelijk lijden.
Het aantal sterfgevallen bedroeg 62, het aantal obducties 50.

Apotheek:

De omzet van de apotheek neemt nog steeds toe; dit wordt vooral veroorzaakt door het grote verbruik van tranquillizers. Hierna volgt een opgave van het verbruik van de belangrijkste geneesmiddelen in aantal patiënten en gemiddelde dosering.

Evenals vorig jaar dus een stijging in het aantal patiënten dat largactil en perphenazine (trilafon) en een daling in het aantal patiënten dat reserpine gebruikt. De dosering van tofranil blijkt bijna verdubbeld te zijn. Het aantal patiënten dat barbituraten gebruikt is opnieuw gestegen (januari 1959: 114). Truxal in librium nemen reeds een vaste plaats in. De meeste daarvoor in aanmerking komende producten kunnen nu in eigen beheer worden bereid. Maar ook het dienstverlenend karakter der apotheek komt beter tot zijn recht doordat nu steeds het geneesmiddel in die vorm bereid kan worden, welke voor de individuele patiënt het meest geschikt is.
In december kon een tweede apothekersassistente in dienst treden.

Klinisch-chemisch laboratorium.

In de loop van dit jaar werd een aantal belangrijke instrumenten aangeschaft, n.l. een Vitatron colorimeter, uitgerust voor colorimetrische en potentiometrische titraties, een Beckman ultraviolet-spectrofotometer, waarmede zeer nauwkeurig metingen bij iedere willekeurige golflengte kunnen worden gedaan en ten slotte een Beckman p.H.meter voor meting van de bloed p.H.
Vanaf maart worden geregeld van bijna iedere nieuwe patiënt een serie bepalingen in het bloedserum verricht; bepaald wordt het gehalte aan: cholesterol, alkalische fosfatase, transaminase en kreatinine; de thymoltroebelingstest wordt eveneens uitgevoerd. Hierdoor nam de hoeveelheid werk wel iets toe; echter minder dan verwacht werd, omdat het aantal aanvragen van de internist verminderde.
De personeelsbezetting was aan het eind van het jaar: 2 analystes, 2 leerling-analystes, 1 laborante.

Vormingswerk, ontspanning en sport.

Met name voor de chronische patiënten bleef het vormingswerk een grote plaats innemen in de besteding van de vrije tijd. Een groot deel van het vormingswerk concentreerde zich in het daartoe bestemde en in 1958 verbouwde paviljoen, bekend onder de naam van Vormingscentrum. Dit centrum was alle avonden van de week en op de zondagmiddagen vrijwel geheel bezet met deelnemers (plm. 130 per avond) aan één of andere activiteit in groepsverband. Activiteiten die in het Vormingscentrum plaatsvonden waren: instuif, T.V. uitzendingen, lezingen voor patiënten, kook- en tekencursussen en clubs (tafeltennis-, postzegel-, volksdans-, dan-, reciteer- en muziekclubs). Twee leeszaaltjes boden aan patiënten, die rustig wilden lezen of brieven schrijven, de mogelijkheid zich daar terug te trekken.
De bibliotheek die zich eveneens in dit gebouw bevindt, werd verzorgd door enkele dames-patiënten.
Buiten het Vormingscentrum vonden plaats: de ontspanningsavonden (eenmaal per 14 dagen bijgewoond door plm. 450 patiënten), de volkszang (waaraan wekelijks door plm. 150 patiënten werd deelgenomen), de sportclubs en uiteraard de bustochten en de zomerkampen.
Sportclubs: Een viertal sportclubs (te weten voetbal-, handbal-, vollebal- en lijnbalclub) nam gedurende het winterseizoen deel aan de competities tussen de sportclubs van de vijf Noordelijke Inrichtingen. Op 17 augustus werd door 45 patiënten deelgenomen aan de sportdag van deze inrichtingen, welke dit jaar in Beilen werd gehouden. De visclub ging tweemaal uit vissen in de omgeving van Leens.
Bustochten: In de periode van 3-20 mei werden 12 bustochten gehouden (acht dagtochten en vier middagtochten), waaraan totaal 390 patiënten deelnamen.
Zomerkampen: Van 21 mei – 4 juni werden 4 kampen van een halve week gehouden op Ameland met een totaal aantal deelnemers van 134. Voorts werden 2 kampen gehouden in Hooghalen, waaraan 32 patiënten deelnamen.
Gedurende het winterseizoen werd wekelijks een eigen radio uitzending verzorgd door de radiocommissie. Meermalen werkten patiënten aan het programma mee.
In de paviljoenen voor chronische patiënten werd het z.g. paviljoengroepswerk twee of meer avonden per week door verschillende personeelsleden uitgevoerd.
Incidentele gebeurtenissen: Van 4 – 6 februari werd een tekententoonstelling gehouden van tekeningen van patiënten. Op 7 april werd een speciale avond georganiseerd vanwege het Wereldvluchtelingenjaar. De op deze avond gehouden collecte onder de patiënten bracht ruim f 365,- op. Op 5 mei werd een bevrijdingsfeest gehouden, waar o.m. een openluchtspel werd opgevoerd.
Voor verschillende van bovengenoemde activiteiten werden deskundigen aangetrokken, n.l. mej. J. van Hoboken uit Paterswolde voor volkszang, de heer B.C.J. Thoolen uit Schipborg voor tekencursussen, mej. A. Gorter uit Groningen voor kookcursussen en verschillende personen lezingen.
Het vormingswerk geschiedde onder leiding van de vormingsleidster, bijgestaan door een broeder en door de ontspanningscommissie.
Door de vormingsleidster werd cursus gegeven, voornamelijk spel en volksdansen, aan leerling-verplegenden, leerlingen arbeidstherapie en aan groepen in vooropleiding.

Voeding.

Een betere verdeling van het vleesrantsoen bood ons de gelegenheid zonder verhoging van de tarieven, het aantal vleesloze dagen tot één per week terug te brengen. De menu’s worden wekelijks in samenwerking met de diëtiste samengesteld; het gelukte ons de afwisseling in de voeding nog te vergroten. De moestuin was in staat het gehele jaar in de benodigde groenten in voldoende hoeveelheden en gewenste variatie te leveren. De diëtiste stelde in overleg met de internist een aantal standaard diëten vast, waardoor de afgifte uit de centrale keuken en de toediening in de paviljoenen vergemakkelijkt werd.
De voedingscommissie werd uitgebreid met een afdelingsgeneeskundige en de diëtiste.

Kleding en ligging.

De verbetering van de kleding der patienten had ook nu weer de volle aandacht; geleidelijk aan bereiken we het peil, dat iedere patient beschikt over een behoorlijke garderobe. Kleding en schoeisel dragen de naam van de patient, hetgeen de zorg voor eigen kleding bevordert
De vervaardiging van de damesjaponnen in eigen atelier kon nog worden uitgebreid. De schoenmaker schonk speciale aandacht aan schoeisel voor voeten met afwijkingen; zonodig werd maatschoeisel, in eigen schoenmakerij vervaardigd, verstrekt.

PERSONEEL.

op 31 december waren in functie:
J. Doff, Geneesheer-Directeur
Dr. J.A. de Wilde, Geneesheer
Dr. J. Venema, Geneesheer
C.A. van Enk-Redert, Geneeskundige
Dr. H. van Andel, Geneesheer
J.J. Speelman, Geneesheer-Internist
Dr. H.W. Whitton, Geneesheer
G.D. Schroor, Geneesheer
E.W. Dijk, Klinisch Psycholoog
Mej. T.J. Edelman, Psychologe
A. van Haeringen, Apotheker
Mej. B. van der Kolk, Apothekers-assistente
Mej. T.A. Kloeze, Apothekers-assistente
De geneesheren G.D. Schroor en H.W. Whitton traden in dienst op 1 maart en Dr. J. Venema op 1 oktober.
Onder de assistent-geneeskundigen waren de volgende mutaties:
In dienst kwamen 4 januari: H.G. de Olde, 21 januari: R. Bekendam, 1 april: K.H. Vos, 15 augustus: P. van der Wielen.
Vertrokken zijn 9 januari: J. Vermeulen, 1 april: J.P. Dijkhuis, 7 april: A.E. Vette van der Linde, 1 oktober: C.J. de Vries en K.H. Vos, 11 n ovember: R. Bekendam.
Eveneens vertrok op 1 februari de psychologe Mej. P.E. Tieleman, maar op 18 juli kwam in haar plaats Mej. T.J. Edelman.
De arbeid der geestelijke verzorging kon worden uitgebreid door de komst van Wika M.J. Tang op 1 september.

Consulentschappen.

Dr. H.J. Sluiter, Longarts
Dr. H. Hamminga, Huidarts
J.L. Vos, Oogarts
Dr. H.J. Oterdoom, Chirurg
Dr. P.E. Hoeksema, Neus- keel- en oorarts
A.M. Hamoen, Electroëncephalografie
T.B. Sikkens, Neurochirurgische diagnostiek
J.J. Bol, Gynaecoloog
E.J. Hebels, Patholoog-anatoom
G.F. Stoker, Tandarts

Verplegend personeel.

Ze. J. Huizenga-Stam, Adjunct-Directrice.

Het patientenbestand en de sterkte der verpleegdienst kwamen dit jaar in een iets betere onderlinge verhouding door daling, resp. stijging. Tegen het eind van het jaar waren er 1 (leerling)verpleger en 6 (leerling)verpleegsters meer dan op 31 december 1959.

Overig personeel.

Gezondheidstoestand.

Over het gehele jaar verdeeld waren er vrij veel leden van het personeel door ziekte verhinderd hun werk te verrichten, zodat het totaal aantal ziektedagen 4769 bedroeg. Vooral de luchtweginfecties namen een belangrijke plaats in. Bij 8 personen werd tonsillectomie verricht in verband met recidiverende keelaandoeningen. Een nader onderzoek met steun van de consulent voor longziekten bracht ons er toe 9 maal sanering van het slaapvertrek voor te stellen in het kader van de desensibilisatiebehandeling voor asthmatische bronchitis, met aanvankelijk zeer gunstig resultaat.
Daarnaast was een 5-tal oudere personeelsleden langer dan een half jaar buiten dienst, allen door maag-, darm- of hartaandoeningen. In totaal werden 21 personen in een ziekenhuis opgenomen, 16 maal voor het ondergaan van een operatieve behandeling. Ernsige besmettelijke ziekten waaronder tuberculose kwamen niet voor. Voor lage rugbezwaren werd dikwijls het slapen op een harde onderlaag geadviseerd, een enkele maal gaven Mensendieckoefeningen een gunstig resultaat.
Minder dan 10 dagen ziek waren 98 personen of 22,8% der sterkte met een totaal aan ziektedagen van 3907 = 81,9 %.

Overzicht ziektedagen.

Opleiding en examens.

De overgangsexamens werden gehouden op 11, 12 en 13 april. Als gedelegeerde van de Geref. Bond was hierbij aanwezig Ds. F.H. Vonk te Loosduinen. De examencommissie der Vereeniging bestond uit de heren Dr. H.G. Boswijk, Ermelo; Dr. H. Bouman, Bennebroek; Dr. B. van der Borgh, Loosduinen en Ds. IJ.K. Vellenga, Meppel.

De uitslag was als volgt:

Het Rijksexamen voor het diploma Ziekenverpleging B had plaats op 13 mei ten overstaan van de Regeringsdeskundigen Dr. F.H. Pruys te Wolfheze, Dr. A.P. Timmer te Lunteren en Dr. H. Loois te Utrecht. Van de 15 candidaten werd geen afgewezen.
In december werd het examen leider of leidster Arbeidstherapie gehouden. Van de 15 candidaten slaagden 13.

Verenigingsleven.

De betekenis van de Personeelsvereniging kwam tot uiting in het organiseren van lezingen, ontspanningsavonden en filmvoorstellingen. Zij verzorgde de regeling van jubilea, bewees attenties aan zieken, bracht het personeel bijeen buiten het dienstverband in autobustochten en een visdag en slaagde er tenslotte in reductie te verkrijgen bij het deelnemen aan de culture evenementen.

Geestelijke verzorging.

In de geestelijke verzorging waren werkzaam Ds. Th.J. Kerssies, mej. E.G. van Egmond en vanaf 1 september Wika M.J. Tang. Als leervicarissen namen tijdelijk aan de werkzaamheden deel de heren J.C. Delbeek en B. Klopman (tot eind januari) en mej. M. Hubatka (van maart tot half juli)
De kerkdiensten werden regelmatig gehouden, eenmaal per maand in de vorm van een zangdienst. Het Heilig Avondmaal werd viermaal gevierd door 50 à 60 patienten. Elf patienten legden in het openbaar belijdenis van hun geloof af: drie in een Ned. Hervormde dienst (één volwassendoop), zeven in een Gereformeerde dienst (drie volwassendoop) in de stichtingskerk, één in een Chr. Gereformeerde kerk (volwassendoop).  Ter voorbereiding van deze openbare belijdenisdiensten werden twee catechisaties gegeven, één voor mannen en één voor vrouwen. Vanzelfsprekend werd ook contact opgenomen met de thuiskerken van de betrokkenen. In het algemeen trouwens wordt het contact tussen de patienten en hun thuiskerken niet alleen rond de kerkelijke feestdagen, maar ook daarbuiten, gestadig beter. De geestelijke verzorging heeft daarbij vaak een bemiddelende functie.
Coördinatie van het werk der geestelijke verzorging met de arbeid der medici ten aanzien van bepaalde patienten vond – behalve incidenteel en terloops – plaats in een aantal klinisch-pastorale besprekingen. Veel bezoeken werden gebracht in de observatieafdelingen en in de ziekenpaviljoenen. Het huisbezoek aan chronische patienten vond zo veel mogelijk voortgang.
Acht bijbelkringen werden regelmatig gehouden evenals vergaderingen van de vrouwenvereniging. Door de komst van Wika Tang werd het mogelijk meer aandacht te besteden aan de instructie van de lei(st)ers der kringen.
In het revalidatie-paviljoen tracht hij met nieuwe vormen van groepswerk te experimenteren.
In de paviljoenen waar veel patienten niet ter kerk kunnen gaan, werden korte zaaldiensten gehouden. Enkele begrafenissen van patienten werden op verzoek van de familie geleid.
Aan het verplegend personeel in opleiding, de arbeidstherapieleid(st)ers en de vooropleiding werden cursussen gegeven. Voor de eerste categorie droegen deze het door de Gereformeerde Bond van stichtingen van barmhartigheid voorgeschreven karakter; voor de beide andere groepen werd meer nadruk gelegd op vragen en problemen die vanuit de praktijk van het werk der betrokkenen om bezinning vragen.
Medewerking werd verleend aan een conferentie van paviljoenshoofden, waarbij hun verantwoordelijkheid in de gewijzigde werksituatie aan de orde werd gesteld. Ook aan de ontmoeting met ouders van pas in dienst getreden leerling-verplegenden op daartoe georganiseerde ouderdagen werd deelgenomen. Aan get persoonlijk contact met het interne personeel werd veel aandacht besteed.
Met vele predikanten, die hun verpleegde gemeenteleden kwamen bezoeken, werden gesprekken gevoerd, evenals met kerkelijk maatschappelijk werk(st)ers. Met de provinciale organen van het kerkelijk maatschappelijk werk in de drie noordelijke provincies vonden gesprekken plaats onder meer ten einde van onze belangstelling voor de organisatie van een diaconaal jaar voor meisjes te doen blijken.
Op vele kerkelijke gemeentevergaderingen en afdelingsbijeenkomsten van vrouwen- en meisjesorganisaties werd over het werk in de psychiatrische inrichting verteld. Steeds weer blijkt hoe velen bereid zijn een taak op zich te nemen, wanneer men hun deze concreet voor ogen kan stellen.
Intensivering zowel van de arbeid binnen de inrichting als van de contacten naar buiten heeft de voortdurende aandacht.

GEBOUWEN EN TERREINEN.
Gebouwen.

De restauratie van paviljoen 9 (Bloemhof) kwam in maart gereed; vanaf begin juni wordt het paviljoen bewoond.
In het villapark in het dorp werden 3 dokterswoningen gebouwd, welke resp. in april, september en oktober betrokken konden worden. In augustus werd begonnen met de bouw van 3 dubbele personeelswoningen in de omgeving van de Julianalaan; in december werden de fundamenten gelegd van nogmaals 3 dubbele woningen. Deze woningen worden in eigen beheer gebouwd.
Paviljoen 5 (Tuinlust) werd na de ingebruikneming van paviljoen 9 (Bloemhof) ontruimd; het werd voorlopig ingericht voor arbeidstherapie. In paviljoen 2 (Overmeer) werd de huisvesting voor het personeel op de tweede verdieping verbeterd; ook in enkele andere paviljoenen werden personeelskamers opgeknapt. Paviljoen 16 (Beukenhof) kreeg een grondige opknapbeurt: de zalen, gangen en kamers werden geverfd, de kleine ruitjes door grote ramen vervangen en verder diverse voorzieningen ten behoeve van de geriatrische bevolking van dit paviljoen getroffen.
In paviljoen 8 (Groenehagen) werden de kleine ruiten van de voorgevel en op de achterzaal door grote ramen vervangen; zalen en gangen werden geverfd.

Installaties.

Langs de vrouwenpaviljoenen en bij paviljoen 9 (Bloemhof) werden de voedingskabels voor de electriciteitsvoorziening vernieuwd; twee sectiekasten werden geplaatst en de omliggende gebouwen op de nieuwe kabels aangesloten.
In het kerkgebouw, het administratiekantoor en in enkele arbeidstherapiezalen werd de verlichting verbeterd door het aanbrengen van nieuwe lichtarmaturen. Een verwarmingsketel in de kerk werd vernieuwd. De Lancashire hogedrukketel in de wasserij werd door Stoomwezen geinspecteerd; de noodzakelijke reparaties werden verricht.

Terreinen.

De terreinaanleg rondom paviljoen 9 (Bloemhof) werd in aansluiting op de verbouw van dit paviljoen, vernieuwd. De wegen in de omgeving van dit paviljoen werden opnieuw aangelegd.
De weg langs de vrouwenpaviljoenen, vanaf paviljoen 22 (Vredestein) tot aan paviljoen 6 (Middenpark) werd geasfalteerd.

Wolfheze te Wolfheze

WOLFHEZE TE WOLFHEZE.
Geopend 28 november 1907.
_________________

De bestuursvergaderingen en de vergaderingen van de stichtingsraad hadden regelmatig plaats. De oud-bestuursleden Jhr. J. Beelaerts van Blokland, oud-voorzitter; Mr. S. Baron van Heemstra en Ds. L.J.C. Kreijt overleden in het afgelopen jaar. In dankbare herinnering blijve het werk, dat zij voor de inrichting hebben verricht.
Als geneesheer-specialist traden in dienst de heren C.C. van den Heuvel op 1 januari en M. Oosterlee op 1 november. De geneesheer F.H. Pruys vertrok op 1 juli in verband met zijn benoeming tot geneesheer-directeur van de inrichting Groot Batelaar te Lunteren. In de ontstane vacature werd voorzien door de overplaatsing van de geneesheer J. Ris van de inrichting Veldwijk op 1 september. Aan het begin van het jaar kwam als half-time electro-encephalografist in dienst de heer J. van Torren. De assistent-artsen mej. G.M. Fleurbaay en de heer J. Valk vertrokken respectievelijk op 23 april en 1 september; de laatstgenoemde naar de valeriuskliniek in verband met de voltooing van zijn specialistische opleiding. In dienst kwamen de assistent-artsen mej. M.J. Massar en de heer R.A. Kamerling, resp. op 20 april en 16 augustus.
De hoofdverpleegster zr. C.J. Kassies vertrok op 11 april wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De heren J. Maassen, terreinarbeider en H. Sinneker, verpleger, vierden hun 40-jarig dienstverband; laatstgenoemde vertrok in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Voor het E.E.G.-onderzoek werd een nieuwe ruimte ingericht, evenzo was dit het geval met het pathologisch-anatomisch laboratorium moeten worden gecreëerd, daar de belangstelling steeds meer – na de kennis van het gestoorde leven – uitgaat naar de gestoorde levensfuncties. Het aanstellen van een biochemicus zal mettertijd wel noodzakelijk zijn.
De medische bibliotheek werd gereorganiseerd en belangrijk uitgebreid.
Met de directie van het streekziekenhuis te Bennekom werden besprekingen gevoerd, teneinde te komen tot een coördinatie in de verpleging en de behandeling van psychisch gestoorde bejaarden.
Regelmatig werden stafbesprekingen gehouden, waarbij zowel uit eigen kring als daarbuiten bepaalde onderwerpen werden behandeld. Meermalen ontvingen wij bezoek uit binnen- en buitenland om kennis te nemen van het werk op onze inrichting. Deze bezoeken zijn meermalen tijddrovend, maar aan de andere kant gaat er een stimulerende werking van uit. Onze erkentelijkheid gaat dan ook uit naar allen, die in deze tijd van personeelsnood het werk hebben gedragen en gaande gehouden.

Patienten.

Op 1 januari werden 831 patienten verpleegd; 195 in de gesloten afdeling, 633 in de open afdeling en 3 in gezinnen. Per 31 december bedroeg dit aantal 840; 185 in de gesloten afdeling, 652 in de open afdeling en 3 in gezinnen.

VERPLEGING EN BEHANDELING.

Pharmacotherapie.

Door de opkomst van de pharmacotherapie kon het aantal electro-shockbehandelingen worden verminderd. Het voordeel van de pharmacotherapie in de opname-afdelingen is, dat bij de verpleegde al spoedig een zekere ontspanning optreedt, zodat andere vormen van therapie hun kans krijgen.

Arbeidstherapie.

De activerende therapie had in ruime mate de aandacht.
Aangaande de arbeidstherapie kan worden opgemerkt, dat patienten die binnen afzienbare tijd voor ontslag in aanmerking komen veelal eerst een periode van arbeidstraining doormaken, waarbij dan maatgevend is het maatschappelijk tempo en waarbij tevens wordt gelet op de afwerking van hetgeen is verricht.

Het hiernavolgende staatje geeft een overzicht van werkzaamheden van de verpleegden gedurende een bepaalde week in de maanden juni en november.

Culturele therapie.

Wat de culturele therapie betreft, wordt nog steeds gezocht naar de beste methode aangaande bewegingstherapie, muziektherapie, creatieve therapie en toneeltherapie.
Het hierna volgende staatje geeft een overzicht van hetgeen waaraan door de verpleegden werd deelgenomen.

Laboratorium.

Steeds meer chemische bepalingen werden in eigen laboratorium verricht. Aan het eind van het jaar werd een vlamfotometer aangeschaft, waardoor in 1961 de kalium- en natriumbepalingen ook door ons zelf kunnen worden gedaan.
De laboratoriumbezetting was eind december: één halftime-analyste, één leerling-analyste en twee dokters-assistenten. Voor het bacteriologisch werk werd meestal de hulp van het Streeklaboratorium van de Volksgezondheid te Arnhem ingeroepen.
In het eigen laboratorium werden de volgende bepalingen uitgevoerd:

Geestelijke verzorging.

De bijbelkringen werden ook dit jaar met enthousiasme geleid door de leden van de werkgroep. In het geheel werkten er wekelijks 16 personeelsleden in 10 paviljoenen; verschillende paviljoenen bezoekt met met zijn tweeën. Van het steeds groeiend aantal filmstroken, flanellessen en boeken werd een dankbaar gebruik gemaakt.
Een kaderbespreking vond elke maand plaats o.l.v. mej. Alons, met als onderwerpen o.a. ‘Goede Vrijdag en Pasen’, ‘het probleem van lijden’, ‘in welke geest leiden we de bijbelkring voor bepaalde groepen patienten’. In mei werd met de hele werkgroep een geslaagde excursie gemaakt naar de ‘Willem van den Bergstichting’, te Noordwijk.
Ds. Van der Kooij leidde elke woensdagavond twee bijbelkringen. Patienten in de observatiepaviljoenen en de ziekenhuizen in Arnhem, werden geregeld bezocht. In de andere paviljoenen werd extra aandacht besteed aan individueel ‘huisbezoek’ aan chronische patienten. Een aanzienlijk aantal kinderbijbels werd uitgeleend aan patienten; deze worden graag gelezen. Enkele goede contacten werden gemaakt met predikanten voor de ‘nazorg’ van ontslagen verpleegden.
Theologische cursus werd gegeven aan verpleegsters en therapieleidsters. Bij het gehouden examen moest van de 7 aspirantenleerlingen één candidaat worden afgewezen; de 18 leerlingen-A en de 10 leerlingen-B, slaagden allen. Ook van de therapie-leerlingen behoefden geen candidaten te worden afgewezen. Zowel bij de vooropleiding, als bij de therapie-opleiding werd op de theologische cursus behandeld ‘de grondgedachte van het Barmhartigheidswerk en de Geschiedenis van de Inwendige Zending’. Ook de meisjes van de huishouding, die pas op de inrichting werkten, kregen een cursus van ± 5 lessen. Vier groepen verplegenden ontvingen de zes-weekse praktische theologische cursus.
Kerkdiensten werden tweemaal per zondag gehouden.
In de zangdienst speelde op tweede kerstdag de vedelen blokfluitclub van stafleden en hoofden mee. Mej. Alons vervulde eens per maand de predikbeurten.

Ontspanning.

Ook dit jaar werd door vele verpleegden met animo gekampeerd. De wandelclub ‘de Wildforsters’ vierde zijn tweede lustrum met een geslaagde wandeling. Het contactorgaan ‘Ons Kompas’ verscheen regelmatig en mocht zich in de nodige belangstelling verheugen. De z.g. ‘schoolconcerten’ vielen zeer in de smaak.
De personeelsvereniging ‘De Schakel’ was ook dit jaar weer actief en heeft veel bijgedragen om zowel personeel als patienten de nodige ontspanning te geven.

PERSONEEL.

Op 31 december 1960 waren in functie:
Dr. H. van der Grift, Geneesheer-Directeur
H.J. Ronner, afdelingsarts, tevens waarnemend Geneesheer-Directeur
Mej. A. Meima, afdelingsarts
Mevr. B. van Paassen, afdelingsarts
C.C. van den Heuvel, afdelingsarts
M. Oosterlee, afdelingsarts
J. Ris, afdelingsarts
R.A. Kamerling, assistent-arts
Mej. A.C.M.E. Lam, assistent-arts
Mej. M.J. Massaar, assistent-arts
Mevr. J.B. Kalshoven-Karsdorp, interniste
Mevr. A.B.P. Salomé-Finkelstein, psychologe
Voorts als Geestelijk-Verzorger Ds. J. van der Kooy en Mej. H. Alons, als assistente van de geestelijke verzorging.

Opleiding en examens.

De theologische vakken werden in 1960 weer onderwezen door de Geestelijk-Verzorger Ds. J. van der Kooij en zijn assistente Mej. H. Alons.
De medische vakken werden behandeld door de verschillende doktoren en de psychologe, terwijl in de schoolvakken door de onderwijzer, de heer C.T. Borst les werd gegeven.
De creatieve vakken werden door de heer E.J. van Maanen onderwezen en de muziektherapie stond onder leiding van de heer C. Holthaus.
Op 31 maart en 1 april hadden de overgangsexamens plaats ten overstaan van de examencommissie van de Vereeniging tot Christelijke verzorging van Geestes- en Zenuwzieken, met medewerking van Ds. S.J. Dokter te Bennebroek, namens de Gereformeerde Bond van Verenigingen en Stichtingen van Barmhartigheid in Nederland.
Voor het eerste deel theologische vakken slaagden 6 van de 8 candidaten; voor het 2e deel alle 18 candidaten en voor het 3e deel eveneens alle 10 candidaten. Aan het eerste deel van het Hollands-Medisch examen namen deel 8 candidaten; hiervan slaagden er 18. Op 2 mei had het Rijksexamen ter verkrijging van het diploma B Ziekenverpleging plaats; hierbij waren aanwezig 3 Rijksgedelegeerden. Van de 8 candidaten verwierven er 7 het diploma.

GEBOUWEN, INSTALLATIES EN TERREINEN.

Gebouwen.

Begonnen werd met de bouw van zes dubbele woningen met een Medisch Centrum – ter vervanging van het afgebroken oude paviljoen Woudeinde – op een terrein tussen hertenkamp en Parkzicht. Eveneens werd een aanvang gemaakt met de bouw van een drietal geneesheerswoningen aan de Parallelweg, alsmede drie therapiegebouwen met twee afzonderlijke werkzalen, op een terrein grenzend aan de moestuin.
Aangekocht werden: een bouwterrein aan de Stratiuslaan te Wolfheze, een woning gelegen aan de Wolfhezerweg, bestemd voor een der geneesheren, een twaalftal woningen ten behoeve van het personeel en een villa aan de Overbeeklaan te Velp. Deze villa zal worden ingericht als Dagziekenhuis.
Gebouwd en klaargekomen zijn een bergloods voor de moestuin met vier afzonderlijke ruimten, een terreinschuur voor onderkomen bij slecht weer en voor koffie- en theedrinken op de moestuin. Eveneens kwam gereed de bouw van een openluchttheater, welk theater op feestelijke wijze in gebruik werd genomen.
In alle paviljoenen werden maatregelen getroffen, teneinde het gedecentraliseerd koken te kunnen doorvoeren.
In paviljoen Beukenoord werd een stuk van de veranda bij de kleine dagzaal getrokken. Aan de achterzijde van het gebouw werden de kleine ruiten door grote ramen vervangen.

Installaties.

Ter nabehandeling van de chemisch gewassen kledingstukken werd in ‘Parkzicht’ een pers en een detacheertafel geplaatst. Mede hiervoor en tevens voor een grotere bedrijfszekerheid van de wasserij, werd een tweede stoomgenerator geplaatst.
De outillage van de smederij werd uitgebreid met een draaibank.
In twee paviljoenen en één villa, werd een cokes-stookinstallatie van de centrale verwarming veranderd in een oliestookinstallatie. Eveneens werd in villa Wolfhezerweg nr. 55 een oliestookinstallatie aangebracht.
In de keuken van de personeels-eetzaal werd een vaatafwasmachine geplaatst.

Terreinen.

Een gedeelte van het wegverbeteringsplan rondom het hoofdgebouw, werd uitgevoerd.
Gewerkt werd aan terrein-aanleg rondom het openluchttheater en de hertenkamp, terwijl de binnentuinen van Boszicht en Parkzicht werden aangelegd.
Er werd een toegangsweg gemaakt naar de zij-ingang van het gebouw voor de bewegingstherapie.

Vogelenzang te Bennebroek

VOGELENZANG TE BENNEBROEK.
Geopend 11 september 1928.
_________________

Het Bestuur bleef zowel in zijn samenstelling als in de functieverdeling ongewijzigd.
De vaste medische staf onderging per 1 januari een uitbreiding met de indiensttreding van de zenuwarts F. van Ree, na zijn opleiding tot specialist in de Valeriuskliniek te hebben beëindigd. Als tijdelijk geneeskundige trad op 1 oktober in dienst mevr. G. Hutten-Bossenbroek.
De aantrekking van een voldoend aantal assistent-geneeskundigen baart wel enige zorg. De vaste medische staf zal per 20 juli a.s. worden uitgebreid met de komst van de zenuwarts W. Nijhoff.
De tweejaarlijkse inspectie namens het Centraal Bestuur vond plaats op 7 juli door de heren Dr. K.J. Boeyinga en Jhr. J.J.G. Beelaerts van Blokland. Het Stichtingsbestuur werd hierbij vertegenwoordigd door de heer H. van Marle.
Op 21 oktober werden op onze inrichting de vergaderingen van Centraal en Algemeen Bestuur alsmede de Algemene ledenvergadering gehouden. Op laatstgenoemde vergadering, waar ook het personeel van veel belangstelling blijk gaf, refereerde dokter H. Bouman over het onderwerp: Opleiding der verplegenden.
Betreffende de nieuwbouw op onze inrichting mag worden aangenomen, dat in de loop van 1961 gereed zullen komen het Ontspanningsgebouw, hetgeen tevens zal worden gebruikt voor bewegingstherapie, gymnastiek en volksdans, het Arbeidstherapiegebouw voor ± 90 patienten, waarin tevens een herenkapsalon wordt ingericht; 4 personeelswoningen aan de Wilhelminalaan alsmede 1 personeelswoning in de ‘Bloemhof’ te Bennebroek.
Veelvuldig werd onze inrichting bezocht door psychiaters van buitenlandse inrichtingen, waarvan meerdere speciaal belangstelling toonden voor de verpleging en behandeling van alcoholisten.
Excursie- en studiebezoeken werden gebracht respectievelijk door leerlingen van Chr. Huishoudschool uit Lisse en leerlingen van de Wijkscholen uit Amsterdam en Rotterdam.
Op 16 maart werd hier de vergadering gehouden van de afd. Haarlem der Kon. Mij tot bevordering der Geneeskunst, waarbij leden van onze medische staf refereerden over het onderwerp: Enkele pathologische, anatomische, psychologische en klinische aspecten van vroegtijdige dementering; waarbij klinische demonstraties werden gegeven.
Op 11 en 12 oktober werden in Huize ‘Henriëtte’ te Wijk aan Zee contactdagen gehouden over de hoofden en waarnemend hoofden, waar refereerden mej. E.G. van Egmond. geestelijk verzorgster van Dennenoord. Ds. J.L. Wielenga, Geref. predikant te Hilversum en Ds. S.J. Popma, geestelijk verzorger van de Valeriuskliniek.
Op 21 juli nam de gehuwd-verpleger H.R. Heidema met een receptie afscheid van bestuur en personeel, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, na 38 dienstjaren. Evenzo ging op 1 augustus met pensioen de naaister, mej. M.M. van der Heyden, die 36 jaren in dienst der Vereniging was. Ook van haar werd tijdens een receptie afscheid genomen. Op 31 december vertrok de tuinknecht M.D. Berrevoets, die van 1938 af hier heeft gewerkt.
Op 5 augustus was onze kapper, W. van Gaalen, 25 jaar in dienst. Dit feit werd op 30 augustus in ons theeehuis ‘Elim’ feestelijk herdacht.
Ook in 1960 konden 32 vacantiehulpen worden aangetrokken, waarvan sommige reeds meerdere jaren hier als zodanig hadden gewerkt. Mede hierdoor was het mogelijk aan het personeel hun vrije en vacantiedagen volledig te geven.
Het aantrekken van voldoende verpleegkrachten blijft echter een uitermate moeilijke zaak.

Patienten.

De gemiddelde bezetting bleef ten opzichte van 1959 ongewijzigd en gehandhaafd op 809.
Het aantal opgenomen patienten bedroeg 372; het aantal ontslagenen 322; overleden 42, waarvan 12 buiten de inrichting.
Er werden 17 secties verricht met behulp van de daarvoor aangewezen dienst der Valeriuskliniek door Dr. F.C. Stam, die het volledig pathologisch-anatomisch en het neuro-pathologisch-anatomisch onderzoek verichtte.
De verkregen rapporten werden in de stafvergaderingen besproken.

Verpleging en behandeling.

Gezien het aantal opnemingen en ontslagen had ook dit jaar weer een ruime mutatie. Opgenomen werden 372 patienten, ontslagen werden er 322, en 42 kwamen te overlijden, waarvan 12 buiten de inrichting. De gemiddelde bezetting was 809.
Vele aanvragen voor opneming moeten worden afgewezen als gevolg van de spanning tussen personeelsgebrek en opnemingsmogelijkheid.
Paviljoen ‘Vaartzicht’ was nog geheel in gebruik voor de arbeidstherapie, in afwachting van het in aanbouw zijnde nieuwe gebouw.
Paviljoen ‘Beukenhorst’ kon enige malen dienen als tijdelijk onderkomen voor een paviljoen, dat werd gerestaureerd.
Bij de behandeling van de psychosen, stond de chemotherapie op de voorgrond, hoewel de electroshockbehandeling niet geheel kon worden gemist.
Bij de keuze uit het grote aantal psycho-pharmaca dat ter beschikking staat, gaan zich langzamerhand duidelijker lijnen aftekenen.
Largacil wordt nog steeds veel gebruikt, zowel bij de chronische als bij de acute psychosen, en ook wel bij depressies. Bij de acute psychosen kon dikwijls het effect van een E.C.T. behandeling door Largactil worden gestabiliseerd.
De waarde van de largactilbehandeling ligt grotendeels hierin, dat naast een sederend effect ook min of meer electieve werking schijnt te bestaan op de psychotische verschijnselen als hallucinaties, wanen en depressieve en manische stemming.
Bij Promazine (= prazine = sparine) staat het sederende effect meer op de voorgrond. Het wordt wegens zijn geringere toxiciteit dikwijls met succes toegepast, al kan het bij ernstiger psychotische toestanden het Largactil dikwijls niet vervangen. Bij lichtere neurotische depressies verbeterde het psycho-therapeutische contact.
In hogere dosering blijkt promazine zeer effectief te werken op de onthoudingsverschijnselen bij alcoholisme. In lagere dosering (parenteraal) is het incidenteel ook van grote waarde bij opwindingstoestanden. Het gebruik van morphinescopolamine en van apomorphine is mede hierdoor, vrijwel obsoléet geworden.
Het gebruik van reserphine heeft zich niet uitgebreid. De resultaten zijn bevredigend, maar overtreffen als regel niet die van Largactil. Het wordt praktisch altijd gecombineerd met disipal.
Trilafon gaf gunstige resultaten bij ontstemmingstoestanden op psychopatische bodem en paranoide, depressieve en neurasthene syndromen.
Tofranil werd toegepast voornamelijk bij endogene– en involutiedepressies, maar ook wel bij hysterische depressies. In meer dan de helft van de gevallen was het effect zeer gunstig, zodat spoedig ontslag kon volgen. Te vroeg staken van de medicatie gaf enige malen een recidief, waarna hervatting weer prompt resultaat had. Enige malen had een combinatie van E.C.T. en Tofranil pas resultaat, terwijl beide methodes afzonderlijk, bij deze patienten geen enkel resultaat boekten. Een eventueel effect van Tofranil treedt snel op, namelijk in de eerste twee weken. Als na twee weken nog geen verbetering opgetreden is, wordt de medicatie gestaakt.
De electroshockkuur is zelden meer de enige of eerste therapie. De E.C.T. wordt dikwijls gevolgd door Largactil of Tofranil, waardoor de duur van de E.C.T. wordt bekort en het effect gestabiliseerd. Bovendien wordt meestal de E.C.T. eerst toegepast na onvoldoend resultaat van de medicamenteuse behandeling. Bij oudere personen werd E.C.T. uitgevoerd onder penthotal-bescherming. Bij chronische patienten kunnen dikwijls acute exacerbaties opgevangen worden door een kortdurende E.C.T. behandeling. In totaal werden nog ± 70 personen met deze therapie behandeld. Complicaties deden zich hierbij niet voor.
Een insulinekuur werd slechts éénmaal toegepast, namelijk bij een integratiepsychose bij een hysterisch meisje (cave shizophrenie).Het effect was gunstig.
Slaapkuren werden nog tweemaal gegeven. Eén patiente overleed tijdens de kuur aan longembolie, de andere verbeterde niet.
Spelen dus de medicamenten bij herstel of verbetering een grote rol, de meeste resultaten zouden toch niet bereikt zijn zonder de juiste vorm van psychotherapie, waarbij de groeps-, arbeids- en milieutherapie kunnen worden genoemd.
Bij de medische stafbesprekingen over de nieuw opgenomen patienten konden regelmatig de gegevens van anamnese, somatische toestand, psychiatrisch ziektebeeld in verband met de uitkomsten van het psychologisch- en E.E.G. onderzoek worden bezien.

Op 16 maart verzorgde de medische staf een klinische avond voor de afdeling Haarlem en Omstreken van de Kon. Mij. ter bevordering van de Geneeskunde. Voordrachten werden gehouden door:
Dr. F.C. Stam: Over de correlatie tussen atrophia cerebri en dementie;
Drs. B. Uyterlinde: Psychologisch onderzoek van dementerende patienten;
Dr. A. Hutten: Enige klinische aspecten van beginnende dementie;
Dr. P.L. Meijer: Dementie-variaties door anaemie perniciosa;
Dr. P. Koolhoven: M.S. en verschijnselen van dementie;
Dr. P. Bareman: Enige multifactorieel bepaalde vormen van dementie.
Een psychotherapeutisch experiment was de inrichting van een apart jeugdafdelinkje waar vier patienten van 15 – 19 jaar werden geplaatst.
Bij twee hysterische ontwikkelingspsychopaatjes was het resultaat gunstig na zeer diepgaande psychotherapie. Bij een integratiepsychose kon de psychotherapie pas aanslaan na een insulinekuur, maar had toen ook gunstig resultaat. Bij de vierde mislukte de therapie door de epilepsie.
De problemen bij deze verpleging waren zeer groot door jalouzie-reacties en de intriges van de patientjes, en eiste daardoor zeer veel van het verplegend personeel. Massale toepassing van deze behandeling bleek daardoor onmogelijk.
Enige malen hield Dr. F.C. Stam een voordracht over een pathologisch anatomisch onderwerp naar aanleiding van gevonden afwijkingen bij overleden patienten.

Electro-encephalografie.

Met het regelmatig afnemen van E.E.G.’s werd een begin gemaakt.
Door de komst van een E.E.G.-assistente kon het aantal worden uitgebreid. De diagnostische mogelijkheden voornamelijk betreffende de psychiatrie met intracerebrale organische componenten zijn hierdoor toegenomen, o.a. bij differentiatie met symptomatische psychosen, de posttraumatische toestanden, de temporale epilepsieën, de sluipend verlopende subdurale haematomen bij bejaarden en de encephalitiden.
Hoewel aanvankelijk een beperking tot de meest dringende gevallen noodzakelijk was, is het thans mogelijk van elke nieuwe opneming (voor zover de psychische toestand dit toelaat) een E.E.G. te maken, hetgeen enerzijds een extra contrôle inhoudt op verwarrende symptomatische en andere reeds bovengenoemde beelden, anderzijds vergelijking mogelijk maakt met eventueel later optredende organische complicaties in het ziektebeeld en tenslotte de mogelijkheid tot research betreffende psychiatrisch diagnostiek op het E.E.G. vergroot.
In verband hiermede werd in overleg met de andere psychiatrische inrichtingen van de Vereniging een codering ontworpen voor een zeer uitgebreid kaartsysteem waar de E.E.G. gegevens kunnen worden ondergebracht, zodat wetenschappelijk onderzoek met statistische nauwkeurigheid hierdoor zeer wordt vergemakkelijkt.
In de loop van het jaar werden verschillende suboccipitale pneumo-encephalografieën uitgevoerd met kleine hoeveelheden lucht, volgens de techniek van Prof. Ziedses des Plantes, waarbij zich geen complicaties voordeden.
Het onderzoek gaf voor het merendeel beelden te zien met vrij sterke cerebrale astrofie.

Arbeidstherapie.

Ook in 1960 werd in de arbeidstherapie meer differentiatie verkregen. Er is meer verscheidenheid in activiteiten en in gebruikte materialen. Zoveel mogelijk wordt het eigen initiatief en de inventiviteit van de verpleegde gestimuleerd. De arbeidstherapeuten trachten bij hun leidinggevend werk hun kennis van verschillende vormen van handenarbeid zoveel mogelijk te benutten. Het resultaat van een en ander wordt wel heel duidelijk op de z.g. verkoopdagen. De vervaardige producten zijn van meer variatie, van betere afwerking en getuigen van meer smaak. De arbeidstherapiecommissie regelt naast de beloning, de selectie van de patiënten en probeert voor hen de juiste plaats te vinden in meer gevarieerd en waardevoller werk. Deze commissie bezoekt regelmatig de therapie-afdelingen en vergadert iedere week met de medische stafleden en éénmaal per maand met de paviljoenshoofden. Ook dit jaar werkten 85 tot 90 % van de verpleegden in de arbeidstherapie onder leiding van verplegenden en arbeidstherapeuten.

Ontspanning.

De takken van sport, welke ook dit jaar weer regelmatig werden beoefend, zijn: voetballen, hetgeen geschiedt tezamen met personeelsleden in de zaterdagmiddagcompetitie van de K.N.V.B., afdeling Haarlem; volksdansen.
Wekelijks werden repetities gehouden met het damespatientenkoor en het gemengde patientenkoor, welke koren eenmaal per jaar tezamen met de volksdansgroep een uitvoering geven.
Onder leiding van een sportleraar werd wekelijks aan diverse groepen gymnastiek gegeven. Dit jaar werd een blokfluitensemble opgericht, dat onder leiding staat van een muzieklerares.
De patientenbibliotheek werd regelmatig verniewd, waarbij oude boeken werden verwijderd. Maandelijks was er gelegenheid tot boekenruilen, waarvan door de verpleegden een dankbaar gebruik gemaakt werd gemaakt.
Via de lectuurdienst van het Ned. Roode Kruis konden de paviljoenen ruim worden voorzien van diverse week- en maandbladen.
Regelmatig, voornamelijk in de wintermaanden, werden om de 14 dagen ontspanningsavonden georganiseerd, t.w. 7 muziekavonden, 3 vertelavonden met vertoning van dia’s, 6 filmavonden, 2 toneelavonden en 3 avonden met een gevarieerd programma. Het Bennebroek’s Fanfarecorps ‘Kunst na Arbeid’ verzorgde enkele malen een rondgang over het terrein.
De volksspelendag, die dit jaar op 25 augustus werd gehouden, bracht weer veel vreugde. Er waren diverse spelen consumptietentjes aanwezig. In diverse wedstrijden konden patienten en personeel elkaar bekampen. Een gehuurd treintje maakte het voor de minder valide patienten mogelijk ook in de feestvreugde te delen. De dag werd besloten met een filmvoorstelling in de kerk.
De commissie voor ontspanning van patienten ‘Persis’ organiseerde in de maand mei rijtoeren naar Arnhem (Rijnvaart) en Apeldoorn (bezoek aan de speeltuin ‘De Julianatoren’), waaraan 500 verpleegden deelnamen.
Voor hen met een geringer uithoudingsvermogen werd een tocht gemaakt langs de boulevards van Noordwijk en Scheveningen en een bezoek gebracht aan de ‘Meyendell’ in Wassenaar, waaraan 115 verpleegden deelnamen.
Door de hoofden van de paviljoenen werden nog diverse kleine tochten in de omgeving verzorgd.
Onder leiding van verplegend personeel gingen in de maanden mei en september weer enkele groepen kamperen in Harderwijk, Garderen en Valkenburg, in totaal 105 personen.
De N.C.R.V. Sint-Nicolaasactie van ‘Onder de Hoogtezon’, verblijdde een 200-tal z.g. ‘vergeten patienten’ weer met een pakketje.

Voeding.

De ‘menucommissie’, die naast de bestaande voedingscommissie wekelijks samenkwam en waarin zitting hebben de huismeesteres, de huismeester, de kok en de tuinbaas, stelde het menu voor de komende week vast.

Gezinsverpleging.

Er worden geen patienten in gezinnen verpleegd.

Arbeidstherapie.

Het navolgende staatje geeft een overzicht van de verschillende werkzaamheden door de verpleegden verricht gedurende een bepaalde week in de maanden februari en augustus.

Gezondheidstoestand.

Over het geheel genomen was de gezondheidstoestand van de patienten en het personeel redelijk. Het aantal opnemingen in een ziekenhuis in Haarlem bedroeg bij de verpleegden 53, hiervan overleden er 8.
Het aantal consulten is steeds groeiende; vooral dank zij de veranderingen in het laboratorium kon de analyse van de aandoeningen gemakkelijker, diepgaander en op meer verantwoorde wijze geschieden.
Het aantal bepalingen in het laboratorium werd dit jaar aanzienlijk uitgebreid; dit was mogelijk door de verbouwing, het in dienst nemen van een kracht voor hele dagen, die belast werd met het spoelwerk en eenvoudig laboratoriumonderzoek, en tot slot door de aanschaffing van een colorimeter. De biochemische bepalingen werden geverifieerd door een biochemicus van het Engelse Gasthuis in Haarlem. Veel nauwkeuriger konden nu de bepalingen worden verricht van o.a.: bilirubine-, creatine-, haemoglobinegehaltes in het bloed; zuurgraad van de bacteriële voedingsbodems.
Het is nodig gebleken, dat het drinkwater wekelijks op bacteriële verontreinigingen onderzocht wordt. Hiertoe werden een siccopot-autoclaaf en een broedstoof aangeschaft, alsmede het nodige glaswerk, chemicaliën, enz. Door vertraging in de aflevering kon pas tegen het eind van het jaar met dit onderzoek een aanvang worden gemaakt.
Tweemaal kon een icterus tengevolge van Largactil worden vastgesteld. Na staken van de therapie verdween de icterus spoedig.
Afplatting van een wervellichaam na een E.C.T. werd in twee gevallen röntgenologisch geconstateerd.
Op de t.b.c.-afdeling van paviljoen Oosterhout werd uit het sputum van een patiente Koch-baccil gekweekt.
Zorg met de verpleging en medische behandeling gaf en geeft een zeer hardnekkig geval van Salmonellose (type Manchester).
Het aantal onderzoekingen in de röntgenkamer nam dit jaar toe. 189 Thoraxfoto’s, 137 bot- en schedelfoto’s, 55 maag-galblaasonderzoek en 31 buik-nierfoto’s werden gemaakt.

Kleding en ligging.

Bij kortstondige verpleging wordt wel eigen kleding verstrekt. Dit geldt zowel voor boven- als onderkleding.
Geleidelijk aan worden de crin vegetal- en kapokmatrassen vervangen door schuimplastic en schuimrubbermatrassen.
De haarverzorging van de vrouwelijke patienten geschiedt door een dameskapper, waarvoor in paviljoen Lokhorst een kapsalon is ingericht.

PERSONEEL.

Geneeskundige dienst.

Op 31 december 1960 waren in functie:
H. Bouman, geneesheer-directeur;
R.J. Hommes, afdelings-geneeskundige;
Dr. P.L. Meijer, afdelings-geneeskundige;
P. Bareman, afdelings-geneeskundige;
A. Hutten, afdelings-geneeskundige;
F. van Ree, afdelings-geneeskundige;
Mevr. G. Hutten-Bossenbroek, geneeskundige in tijdelijke dienst;
A. v. Stuyvenberg, assistent-geneeskundige;
B. Uyterlinde, psycholoog;
Dr. F. Klein, part-time internist;
F. Bedier de Prairie, part-time-internist;
G.H. Onstein, tandarts;
Mej. G.J. Mulder, apothekers-assistente;
Mej. H.M. Buseman, medisch analyste;
Mej. H.J.C. Boss van Charante, medisch analyste;
Zr. D.M. Graafland, röntgenassistente en opl. zuster, half-time;
Zr. C. Graafland, assistente electro-encephalografie;
Mej. C.M. Enthoven, hulp apotheek;
Mej. H. Matthysen, hulp laboratorium

Geestelijke verzorging.

Ds. S.J. Dikter, geestelijk-verzorger;
Mej. H.M. Buesink, assistente geestelijke verzorging

Verplegend personeel.

In verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd nam, na 38 jaar in dienst te zijn geweest, op 21 juni afscheid de verpleger H.R. Heidema.

Overig personeel.

De naaister mej. M.M. v.d. Heyden nam op 1 augustus afscheid wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, na een diensttijd van 36 jaar.
Op 31 december vertrok de tuinknecht M.D. Berrevoets, die sedert 1938 hier werkzaam was.
Op 30 augustus recipieerde kapper W. van Gaalen, die op 5 augustus 25 jaar aan de inrichting was verbonden.

Opleiding en examens.

De overgangexamens voor het verplegend personeel werden gehouden op 5, 6 en 7 april, ten overstaan van de examencommssie onzer Vereniging, vertegenwoordigd door de heren Ds. IJ.K. Vellenga, Dr. H.G. Boswijk en Dr. J. Doff.
Als gedelegeerde van de Gereformeerde Bond trad op Ds. Th.J. Kerssies te Zuidlaren.
De uitslag was als volgt:

De eindexamens voor het diploma B hadden plaats op 30 en 31 mei.
Van de 27 candidaten, die aan het examen deelnamen, slaagden er 23, 4 candidaten moesten worden afgewezen.
Dr. F. Klein beëindigde begin 1960 de door hem gegeven bijscholingscursus voor gediplomeerde verplegenden.

Gezondheidstoestand.

Bij indiensttreding werden 13 personeelsleden met B.C.G. gevaccineerd. Elf personeelsleden moesten in de loop van het jaar worden opgenomen in een ziekenhuis. Aan het einde van het jaar hadden allen hun werkzaamheden weer hervat.
Eén personeelslid, sedert 8 januari 1959 buiten dienst, werd aan het einde van het jaar nog verpleegd in een rusthuis in Bilthoven.
Het totaal aantal ziektedagen onder het verplegend personeel bedroeg 2001, hetgeen neerkomt op gemiddeld 5,5 verplegende. Onder het overige personeel waren de ziektedagen 1642.
Verenigingsleven.
De volgende ontspanningsavonden werden gegeven:
26 januari: Ds. A.K. Krabbe, Geref. predikant te Hillegom, vertelde over zijn reis, die hij gemaakt heeft naar de emigranten in Amerika en Vanada. Enkele films, die door de Canadese Ambassade ter beschikking waren gesteld, werden hierbij vertoond.
18 februari: Vertoning van de film: , Vrijheid’, een door Afrikanen gemaakte en gespeelde film.
31 mei. Feestavond ter ere van de geslaagden voor het diploma B. De toneelgroep ‘Amicitia’ voerde op het blijspel: ‘De onbekende wereld’.
16 november: Lezing door Ir. K.L.A. Weimar uit Alkmaar over het atoomvraagstuk.
Ook dit jaar werden weer rijtoeren  georganiseerd, t.w. een tocht naar Alkmaar, met bezoek aan de kaasmarkt, vandaar naar Enkhuizen, alwaar het personeel officieel door het stadsbestuur werd ontvangen en waar voorts het stadhuis en het Zuiderzeemuseum werden bezichtigd. De stadsorganist gaf in de Westerkerk een orgelconcert; 2 tochten gingen via Amersfoort, met bezoek aan de dierentuin, naar Hardewijk, waar de stad werd bezichtigd en een rondvaart langs de Zuiderzeewerken werd gemaakt.
Het personeelsorgaan ‘In Vogelvlucht’ kwam maandelijks uit en werd zeer gewaardeerd.

Geestelijke verzorging.

Niet voor niets is het kerkgebouw op onze inrichting centraal gesteld en zijn alle andere gebouwen er omheen gegroepeerd. Van de kerk uit is immers het initiatief uitgegaan om de verpleging van geestes- en zenuwzieken in christelijke zin op te bouwen. Het is dan ook verheugend, dat ook in het afgelopen jaar jonge mensen in dienst kwamen, die zich aan het werk van de christelijke barmhartigheid wilden geven. Bij menig gesprek kwam dit duidelijk tot uitdrukking.
Deze geest van dienende liefde is voor onze verpleegden dan ook van onschatbare waarde.
De prediking van het evangelie op de zondagmorgen werd trouw bezocht. De middagdienst is vervangen door een korte zangdienst. Deze verandering mag als een verbetering worden beschouwd en wordt dan ook zeer gewaardeerd. Reeds enkele jaren wordt er maandelijks een avondzangdienst gehouden, waarbij dan meestal een koor van buiten de inrichting haar medewerking verleent en een trompettist zich tezamen met het orgel laat horen. Ook deze zangdiensten worden graag bezocht en geven de verpleegden veel voldoening.
De Bijbelkringen ondervinden veel belangstelling terwijl ook het persoonlijk gesprek menigmaal goede weerklank vond.
De verplegenden in opleiding volgden wekelijks de theologische cursus. Bijzondere aandacht kregen zij van de assistente in de geestelijke verzorging, mej. H.M. Buesink, die naast de persoonlijke belangstelling voor een ieder tevens haar medewerking verleende om de zondagavonden de nodige inhoud en ontspanning te geven.
Met de thuiskerken werd steeds meer contact verkregen, zodat wij ook wat dit deel van ons werk betreft dankbaar op het afgelopen jaar kunnen terugzien.

GEBOUWEN, TERREINEN, INSTALLATIES.

De uitbreiding van paviljoen Dennenoord met een nieuwe dagzaal kwam dit jaar gereed.
Aan het centrale ketelhuis werd een werkplaats gebouwd waardoor de monteurs doelmatiger kunnen werken dan voorheen in het souterrain.
De paviljoenen Eikenhorst en Westerhout werden grondig gerestaureerd.
Teneinde een besparing te verkrijgen in de arbeidsuren werden 2 hogedrukketels omgebouwd op oliestook.
De installatie van de centrale keuken werd uitgebreid met een snelkookbatterij ten behoeve van de dieetvoeding en van de toekomstige personeelseetgelegenheid.
In het raam van de wasserijvernieuwing werd dit jaar een openeind wasmachine vervangen.
Er kwamen drie nieuwe personeelswoningen gereed in de ‘Bloemhof’ te Bennebroek, terwijl voor de psycholoog een huis aan de Rijksstraatweg werd aangekocht en opgeknapt.
Zeven personeelswoningen werden beter bewoonbaar gemaakt door de vergroting van de ramen in de voorgevel en het aanbrengen van dakkapellen.
De beveiliging tegen brand werd verbeterd door de aanschaf van meer brandweermateriaal.
Op het gebied van de inrichting werden van nieuw meubilair voorzien de nieuwe dagzaal van paviljoen Dennenoord, de dagzalen van paviljoen Duinoord en de tot serre omgebouwde veranda van paviljoen Iepenhorst. De gerestaureerde paviljoenen Eikenhorst en Westerhout werden nieuw gestoffeerd, alsmede de nieuwe dagzaal van paviljoen Dennenoord.
Voor de medische dienst vonden o.a. de volgende aanschaffingen plaats: microscoop, colorimeter, 3-poots balans voor het laboratorium, zuurstofapparaat, electro-shock-apparaat en arteriografie-instrumentarium.
Aan het behoud van een goede staat van onderhoud der gebouwen en terreinen werd de nodige aandacht besteed.

Valeriuskliniek te Amsterdam

PSYCHIATRISCHE-NEUROLOGISCHE KLINIEK TE AMSTERDAM
Geopend 3 november 1910
_________________

Dit jaar vierden wij ons 50-jarig bestaan. Ter gelegenheid hiervan werd een gedenkboek uitgegeven, hetwelk het Centraal Bestuur van de Vereniging werd aangeboden.
Dit gedenkboek, verschenen bij Zomer & Keuning te Wageningen, draagt als titel: ‘Een halve eeuw arbeid op psychiatrisch-neurologisch terrein’. De ‘geschiedenis’ van de Kliniek over de afgelopen 50 jaar werd geschreven door Prof. Dr. W.J. Wieringa. Voorts zijn er bijdragen in opgenomen van leden van de geneeskundige staf van de Kliniek alsmede een bijdrage van Ds. S.J. Popma. Tevens is een lijst toegevoegd van de publikaties uit de Valeriuskliniek welke in de afgelopen 50 jaar zijn verschenen.
In de morgen van de 3e november werd een herdenkingssamenkomst gehouden welke werd geleid door Ds. Popma. In de samenkomst gedurende de middag werd het woord gevoerd door de voorzitter van het Kliniek Bestuur, de heer A.M. Brouwer, de voorzitter van het Centraal Bestuur der Vereniging, Prof. Dr. H.N. Ridderbos en de hoogleraar-directeur van de Valeriuskliniek, Prof. Dr. L. van der Horst.
Ook dit jaar werden verschillende buitenlandse congressen bezocht, zoals:

Personalia.

Dr. C.J. Honing verzocht met het oog op zijn gezondheidstoestand ontheffing van zijn functie als lid van het Kliniek Bestuur. In de vacature is nog niet voorzien.
Dr. J.F. Folkerts ontving een benoeming tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit om onderwijs te geven in de nenurologie.
Dr. H.W. Whitton promoveerde op 17 juni aan de Vrije Universiteit met een dissertatie getiteld: ‘Vegatieve regulatiestoornissen bij migraine’.
De arts in opleiding tot specialist, de heer W. Janzen, overleed op 17 maart na een ernstige ziekte.
De oudste portier van de Kliniek, de heer L. Lansink, wiens gezondheid reeds lange tijd minder goed was, kwam op 26 juni te overlijden.
De consulterend dermatoloog, Dr. C. Postma, die na een korte ziekte heenging, werd opgevolgd door Dr. Nieuwmeijer.
Als assistenten kwamen in dienst de heren W.G. Buist, L.A. Cahn, G. Kuiper, M. Kwant en J. van der Zee.
Naar de inrichtingen van onze vereniging vertrokken mej. Dr. J.M. Wigboldus en de heren Dr. J. Venema, Dr. H.W. Whitton, G. Schroor, J.F. Slagetr en M. Oosterlee.
Mej. M. Ronge kreeg op het feest van de kliniek op 3 november de zilveren medaille van Oranje Nassau.
Voor Dr. van Tongeren, die ontslag verzocht, kwam in de plaats de gynaecoloog Dr. Janssens.
Dr. Stahlie heeft zich als specialist ter beschikking gesteld voor de consultatieve kindergeneeskunde.

Bezetting.

Het aantal opnemingen bedroeg 872 (vorig jaar 820). De bezetting kwam tot gemiddeld 173³ per dag tegen een raming van 170.

In totaal werd aan verpleeggeld ontvangen een bedrag van f 1.578.000,- voor 63468 verpleegdagen.
Mede dank zij de hulp van vele particuliere verpleegsters behoefde geen enkele afdeling wegens tekort aan personeel te worden gesloten. De wachtlijst vermeldt steeds ± 30 patienten, voor wie opneming nodig is.

Geestelijke verzorging.

De geestelijke verzorging in de Valeriuskliniek heeft het grote voordeel, dat regelmatig contact met de patienten mogelijk is. Alle verpleegden worden bezocht en ieder ontmoet minstens eenmaal per maand de geestelijk verzorger. Velen zijn er echter die frequenter contact op prijs stellen, hetgeen betekent, dat men hen wekelijks een gesprek aan het ziekbed of op de kamer van de geestelijk verzorger wordt gehouden. Hiermede hangt weer samen, dat met een steeds groeiend aantal oud-patienten contact wordt onderhouden. De meesten van hen zijn niet bij een kerk aangesloten.
In het afgelopen jaar kon al het werk regelmatig doorgaan.
De kerkdiensten werden goed bezocht, vooral wanneer rekening wordt gehouden met het feit, dat het grootste deel van de patienten buitenkerkelijk is.
De samenwerking met de medische staf en het verplegend personeel is goed en onmisbaar. We mogen dan ook met dankbaarheid terugzien op een jaar, waarin Gods zegen in ruime mate werd ondervonden.

In de röntgenkamer werd een Philips wisselcassette geplaatst.
Voor het neuro-anatomisch laboratorium werd een Siewers en Niesel fotomicroscoop gekocht. De afdeling neurologie dames werd dit jaar, wat de onderzoekkamer betreft, in revisie genomen en ingericht, gelijk dat het vorig jaar ook op de herenafdeling was gebeurd. Ook daar werd een electriseerapparaat van Cohen Stuart geplaatst. De beide boilers van de warmtevoorziening bleken in desolate toestand te verkeren. In 1960 werd één vervangen; de tweede komt in 1961 aan de beurt. In de Bestuurskamer werd een n ieuw tapijt gelegd. Er werden 237 stokdagen genoteerd. De ketels van de centrale verwarming werden gecontroleerd. Ze zijn thans 10 jaar in gebruik geweest. De schoorsteen van de centrale verwarmingsinstallatie moest opnieuw gevoegd worden om bedrijfszeker te blijven. De ruimte voor de arbeidstherapie voor mannen is nog steeds onvoldoende. Deze zaak houdt onze aandacht.

 

 

 

 

 

 

Financiën

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.