Header

1903 – Jaarverslag fragmenten

Fragmenten uit het twintigste jaarverslag der Vereeniging tot Christelijke verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nerderland, Gevestigd te Utrecht, Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 Januari 1885, No. 35. 1903.

Gestichtsbestuur:
Van ,,DENNENOORD”:
L.W. De Vries, Voorzitter
G.A. Bosch, Secretaris
S.S. Hofstra, Penningmeester
H. Klinkert
F.H. Boels
Geneesheer-Directeur:
Dr. P. Wierenga
Geestelijk Verzorger:
Ds. H.D. Drenth

Bestuur

Al den Lezers en Lezeressen

Al den Lezers en Lezeressen

Genade en Vrede!

Wij mogen dit Jaarverslag wel beginnen met de herinnering, dat de Vereeniging nu 20 jaren geleden is opgericht. Wie nog het eerste Jaarverslag in bezit heeft, kan daarin nalezen wat op de onderscheidende vergaderingen in het jaar 1884 is besproken en besloten. De oprichting der ‘Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland’ was de vrucht van de geloofsovertuiging, dat God de Heere Zijn volk er toe riep, ook op dit gebied der zonden en smarten de banier van den Gekruiste te planeten, en dat Hij zelf in al het noodige zou voorzien. Niemand echter van de mannen die verwaardigd werden het eerst de handen te slaan aan dezen ploeg, heeft durven verwachten, dat reeds na 20 jaren drie Stichtingen aan ongeveer 1500 lijders en lijderessen christelijke verzorging zouden bieden. Meer dan één van hen zou allicht zijn teruggedeinsd, had hij kunnen vermoeden, dat de Vereeniging door den nood der ellendigen van jaar tot jaar zou worden voortgedreven tot uitbreiding van dezen werkkring en dezen arbeid der barmhartigheid. ’t Is goed, dat de kinderen Gods niet vooruit weten, wat er worden zal van het werk, dat zij geroepen worden te doen, wat er verbonden zal wezen aan hetgeen zij in ’t besef van roeping en plicht ondernemen. Indien wij maar doen, wat onze hand te doen vindt, en daarin bedoelen de eere Gods en het heil der menschen, in gehoorzaamheid aan en vertrouwen op Hem, die in Christus Jezus, Zijnen Zoon, ons allen geschonken heeft en schenkt, wat we behoeven tot Zijnen dienst naar Zijn onfeilbaar Woord. Terugziende op die 20 jaren, betaamt het allen leden der Vereeniging, ja, allen die den Heere vreezen, Gods grooten Naam te loven voor Zijnde groote daden.
Ook in het jaar dat achter ons ligt mochten wij de hulp en den zegen Gods rijkelijk ondervinden. Het getal der patiënten nam toe; zelfs moest menige aanvraag om plaats worden afgewezen; op een voorloopig besluit tot uitbreiding en nadere organisatie der gezinsverpleging wordt de goedkeuring der Algemeene Vergadering gevraagd. Indien niet de Zeeuwsche christenen zelven begonnen waren, voor een Stichting op denzelfden grondslag als de onzen ten behoeve van Zeeland te zorgen, zou onze Vereeniging ongetwijfeld reeds geplaatst zijn, òf spoedig geplaatst worden, voor den wensch, door een vierde Stichting haren reeds zoo omvangrijken arbeid uit te breiden. Van harte roepen wij aan de Zustervereeniging in Zeeland het welkom toe, met zegenbede.
Groot en vele zijn onze behoeften. Inzonderheid de behoefte aan geloovige geneesheeren doet zich in den laatsten tijd met kracht gevoelen. Door Gods goedheid over ons land en volk neemt het getal artsen die zich den Christus Gods niet schamen, toe; en onder de medische studenten zijn onderscheidene jonge mannen uit onzen kring, van wie verwacht mag worden dat zij na eenige jaren als christelijk geneesheeren zullen optreden. Doch niet ieder christelijk geneesheer is geschikt voor den arbeid onder krankzinnigen; niet ieder die daartoe wordt aangezocht, verkiest dien arbeid boven de gewone zieken-practijk; niet ieder die zich geeft aan onze Stichtingen, volhardt in dit werk. Wel mag daarom van alle christenen een gedurig gebed tot God opgaan, dat Hij naar den rijkdom Zijner barmhartigheid, die tot nu toe ons wel heeft beproefd, maar niet verlaten, en in al onze nooden heeft voorzien, door Zijnen Geest ook de onmisbare bekwame en getrouwe mannen verwekke en ons schenke, die uit liefde des geloofs in den Heere Jezus Christus hun leven willen wijden aan den medischen arbeid onder de krankzinnigen, tot wier verzorging in Zijnen Naam de Vereeniging is en wordt geroepen.
Eveneals door elken arbeid in Gods Koninkrijk hangt ook voor het werk der barmhartigheid alles hieraan, dat bij en door de uitbreiding van het werk en den werkkring de trouw aan het vaandel niet verslappe, maar, integendeel, hoe langer hoe meer de beteekenis van de Gereformeerde Belijdenis, van het christelijk geloof, worde ingedacht, ingezien, uitgesproken, op het gebied der wetenschap, zoowel als der practijk, en in het leven en arbeiden van de Vereeniging en hare Stichtingen voortdurend helderder en krachtiger tot openbaring kome. Waken en bidden, reformeeren en voorttrekken, zij ons wachtwoord van dag tot dag. ‘Mijne genade is u genoeg, en Mijne kracht wordt in zwakheid volbracht’; dit woord des verheerlijkten Middelaars tot Zijnen dienaar Paulus zij ook onze troost en hoop. Aan Zijne genade zullen ook wij genoeg hebben; maar met minder kunnen wij zoomin als Paulus volstaan.
Geheel dit Jaarverslag zal veel stof van overdenking en bespreking, van dankzegging en smeeking, geven aan allen die het met aandacht willen lezen, gelijk het betaamt. Niemand make voor zich het werk en de kosten van dit boek ijdel door het ongelezen naast zich te leggen. Ieder leze het en late ’t anderen lezen. Aller medewerking mogen wij immers vragen. Make onze God een iegelijk van ons ook in dit werk voor Zijn Naam en Rijk getrouw!

Namens het Algemeen Bestuur:

Het Centraal Bestuur:
L. LINDEBOOM, Voorzitter
H.W. VAN MARLE, Secretaris
S. VAN HEEMSTRA, Penningmeester

AMSTERDAM, Juli 1904
Keizersgracht, 647

Verslag van de 19e Algemeene vergadering

VERSLAG
van de
NEGENTIENDE ALGEMEENE VERGADERING,
gehouden te Apeldoorn, op Donderdag 24 September
1903, in ’t Hotel Van den Burgh.

~~~~~~~~~~~~~~

Naar gewoonte werd des avonds te voren, ter inleiding op deze Algemeene Vergadering, een bidstond gehouden, waarin Ds. J. Bootsma, Geestelijk Verzorger van Bloemendaal, voorging.

ZEw. sprak, naar Matth. 24:12, 13 over ‘de vermenigvuldiging der ongerechtigheid en de verkouding der liefde’. Aangezien dit ’tijdwoord’ bij de firma Donner te Leiden het licht heeft gezien, kunnen we hier volstaan met de aandacht onzer lezers op die uitgave te vestigen. Vooral ook, wijl de financiëele voordeelen ervan, het pensioenfonds voor veplegers en verpleegsters aan de Stichtingen onzer Vereeniging, ten goede komen.
De collecte voor de Ondersteuningskas, in deze samenkomst gehouden, bedroeg f 21,66.

Artikel 1.

O p e n i n g.

Te 11 ure precies opende de Voorzitter, Prof. Lindeboom, de vergadering met gebed, nadat Ps. 84:3 was gezongen.
Daarop leest Z.Eerw. Matth. 20:17 – het einde, en spreekt in aansluiting daaraan het volgende:
Met dit woord, mannen en broeders, heet het Bestuur u hartelijk welkom op deze onze 19de Algemeene Vergadering. Met dit woord, want onze Vereeniging is eene Vereeniging tot Christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders. We staan dus in den naam van onzen Heere Jezus Christus, en moeten het elkander te allen dage herinneren, dat slechts zóólang onze Vereeniging gezond en krachtig wezen kan, als ze dien Naam eert.
De Christus Gods, in Wiens Naam wij arbeiden, heeft zichzelf gegeven, om het ellendige te redden.
In onzen tijd is er een streven om zich te ontdoen van het ellendige, het kranke, het zwakke. Een geneesheer in Amerika stelde voor, een zwakke en kwijnende kinderen een zacht uiteinde te bezorgen. En een ander, van dezelfde soort, dichterbij, zeide eens: men maakt veel te veel werk tegenwoordig van scrofuleuze en tuberculeuze kinderen. Vroeger deed men dat niet, en toen gingen die dood, en alleen de gezonden en sterken bleven over; maar tegenwoordig blijven ze leven, want ze worden gekoesterd en opgekweekt; straks gaan ze trouwen, en zóó krijgen we door hen een krachteloos, een verzwakt geslacht. Daarom: wat vroeger zonder studie gebeurde, moest thans systematisch geschieden: ’t zwakke laten uitsterven.
Buiten Christus is er geen echte barmhartigheid. De algemeen-menschelijke bezwijkt ten slotte voor de zelfzucht. Onze Stichtingen zijn daarom een protest tegen dien geest der eeuw. Wij treden op in den arbeid voor nameloos ongelukkigen, voor de diepst ellendigen. Het Christenvolk ontving de eere en het voorrecht, zich te wijden aan het ellendige, waaraan zoo weinig eer te behalen is, m.a.w. om den weg te bewandelen, waarop Jezus ons voorgegaan is: De Zoon des menschen is gekomen, niet om Zich te laten dienen maar om zelf te dienen; om te sterven en door Zijn dood de schuld der zonde te verzoenen, en lichaam en ziel te verlossen, te redden voor tijd en eeuwigheid.
Alle leed op deze aarde is gevolg van de zonde. En wij, die niet lijden, danken dat niet daaraan, dat wij van edeler soort zijn, maar aan de genade en erbarming Gods, die ons verschoont. Krankzinnigen zijn schepselen, die niet allereerst ons medelijden opwekken, maar het vreeselijke der zonde ons openbaren. Tot die diep ellendigen strekt zich nu de barmhartigheid des Heeren uit, en het is een genadig voorrecht, dat wij vervaardigd worden, in dit werk medearbeiders Gods zijn.
In ’t gedeelte der Schrift, u voorgelezen, vinden we de duidelijke aanwijziging van onze roeping in dezen. Onder de jongeren was twist, wie toch de meeste zou zijn. Salomé vroeg haar zonen bij Jezus een eereplaats. Wie eigen hart kent, verwondert zich daarover niet. In onze harten woelt hetzelfde.
Nu is echter opmerkelijk wat Jezus doet. Hij vraagt, of zij ook den drinkbeker kunnen drinken, die Hij zal moeten drinken, en gedoopt kunnen worden met den doop, die Hem wacht. En de discipelen antwoordden: wij kunnen.
Toch zeide Jezus: dat zij wel zouden deelen in Zijn smaad en verachting, dat zij wel gemeenschap zouden krijgen aan Zijn lijden, maar dat Hij de bede der moeder niet inwilligen kon.
Die de meeste wil zijn in het Koninkrijk der hemelen, hij kan het worden. Maar juist anders dan in de wereld. In de wereld beslissen hierover talenten, geld, aanzien, en stand. Maar in het Koninkrijk Gods is het de vraag: wie heeft de meeste liefde? Wie heeft de meeste lust zich te bukken tot het gevallene, te verzorgen het ellendige?
Tot dezulken zegt Jezus: U zal ik groot maken!
Ik wensch van harte, mijne broeders, dat God ons allen die waarheid meer en meer doe verstaan. Alleen in Christus hebben we kracht. Dàt is onze eere. Zelf niets te willen en te kunnen, maar Zijn wil te doen, en Hem te volgen als onzen Borg en Middelaar, door de genade des Heiligen Geestes.
Zijne kracht, de kracht des levens, des eeuwigen levens, werke in ons, ook op deze dag!

Artikel 2.

M e d e d e e l i n g e n.

De Voorz. deelt nu mede, dat van de bestuursleden er elf tegenwoordig en zes absent zijn. De heeren Brummelkamp, Graaf van Bylandt, Dr. Keuchenius, Baron Van Pallandt en Mr. A.W. Van Beeck Calkoen zonden bericht van hunne verhindering. Dr. Hermanides komt wellicht nog.
Voorts, dat vertegenwoordigd zijn 24 Afdeelingen, 14 Corporatiën, en een groot aantal leden.
Eindelijk dat van half een tot half twee pauze zal worden gehouden, terwijl vóór 4 uur de vergadering geëindigd moet zijn.

Artikel 3.

Discussie over het Verslag van den Secretaris.
De Voorz. brengt in herinnering, dat dit jaar nu de Algem. Vergadering niet behoefde vervroegd te worden, het Jaarverslag reeds in handen van al de leden is. Het Verslag van den Secr. behoeft niet te worden voorgelezen: ieder kan het vinden, blz. 34. Is er iemand, die naar aanleiding daarvan iets heeft te zeggen, vragen, enz.?
Dr. Wijmenga van Amsterdam, heeft ’t Verslag met genoegen gelezen, en opgemerkt den grooten zegen, dien God aan de Stichtingen geeft, vooral ook in het hersteld ontslagen worden van patiënten. Hem heeft echter op blz. 39, 44, 48 getroffen het groot verschil in het getal der hersteld ontslagenen tusschen Veldwijk en de andere Stichtingen. De opgave luidt: Hersteld ontslagen: te Veldwijk 84 m. en 24 vr. samen 108; te Bloemendaal 20 m. en 14 vr. samen 34; te Dennenoord 13 m. en 26 vr. samen 39. Vanwaar te Veldwijk dit groot getal mannen?
Ds. A. van Andel, te Heerenveen, meent dat op blz. 47 eene vergissing is ingeslopen. Symons is niet een Deen, maar een Hollander, die optreedt voor een Deensche firma.
Ds. M. Meijering doet, namens de afd. Nieuwepekela, de vraag, waarom de ledenlijst niet is opgenomen in het Jaarverslag.
De heer Munnik, van Amsterdam: in Bloemendaal komt het nog al eens voor, dat patiënten zich het leven benemen door ophanging of anderzins. Is te Bloemendaal het toezicht minder of de vrijheid meerder dan op de andere Stichtingen?
De Voorz. beantwoordt Ds. Meijering, en zegt, dat besloten is, de ledenlijst, nu en dan, om de jaar of wat, op te nemen in het Verslag. Dit is een zuinigheidsmaatregel; want de opname kost ± f 500,-.
De heer De Ruyter, van Harlingen, vraagt, of de lijst dan het volgend jaar er in komen zal?
De Voorz. acht dit niet waarschijnlijk, daar ’t pas geschied is in 1901.
De Penn., Baron Van Heemstra, beantwoord Dr. Wijmenga: wijl geen der doctoren noch de geestelijk verzorger van Veldwijk ter vergadering is, zal ik mijn gevoelen uitspreken. De cijfers zijn uit de rapporten van Dr. Van Dale. Tweeërlei is mogelijk, òf dat hier aan een schrijffout zij te denken, òf dat de oorzaak gezocht moet worden in het feit, dat op Bloemendaal veel meer chronische gevallen voorkomen dan op Veldwijk terwijl op Veldwijk meer 1ste en 2de klasse patiënten gevonden worden, die in den regel veel eerder naar een gesticht worden gebracht dan anderen.
Stem uit de vergadering: Het cijfer van Veldwijk is een drukfout. Zie blz. 83. Totaal hersteld zijn er daar 31.
Dr. Schermers, Geneesheer-Directeur van Bloemendaal: Herstelling hangt voor een zeer groot deel af van den aard der krankzinnigheid. Idioten en imbecillen herstellen niet. Wij nemen vele patiënten oop uit de lagere klassen, en daaronder komt een groot percentage van dergelijken voor.
Wat nu zelfmoord en ontsnappen aangaat – het is moeilijk op de in verband daarméé gestelde vragen een definitief antwoord te geven. ’t Zijn droeve gevallen, die ons onze doepe afhankelijkheid leeren. Ontvluchting heeft in den regel geen schadelijke gevolgen; soms echter wel. Hoe pijnlijk dergelijke gevallen ook zijn, geheel te voorkomen zijn ze nooit. Wij trachten onze patiënten zoo goed mogelijk te verzorgen.
De Voorzitter: In Medemblik ontsnapten er onlangs 5 te gelijk. ’t Is zoo waar, wat Dr. Schermers daar zeide: zoo leeren we steeds meer onze diepe afhankelijkheid, onze dagelijksche behoefte aan Gods bewarende hand. Bovendien: niemand vergete, dat ons stelsel meerdere vrijheid medebrengt.
Ds. J. Bootsma: Dhr. Munnik geeft den indruk, dat zelfmoorden etc. volstrekt niet zeldzaam zijn op Bloemendaal. Tegen die voorstelling kom ik op. ’t Zijn groote, zeer groote zeldzaamheden. Bovendien ziet men ’t juist altijd gebeuren met hen van wien men ’t niet vermoedt. In aanmerking genomen het vrije van het terrein, zonder rasterwerk of iets dergelijks, mogen we roemen in de bizondere hoede Gods, waaronder Bloemendaal staat.

Artikel 4.

V e r s l a g   v a n   d e n    P e n n i n g m e e s t e r.

Op de vraag des Voorzitters, wie daarover ’t woord verlangt, meldt zich niemand aan. Onder dankzegging aan den Penningmeester, voor zijn ijverigen en nauwkeurigen arbeid, wordt zijn verslag goedgekeurd.

Artikel 5.

N i e u w e   l e e n i n g.

Aan de orde komt nu punt 5 van de Agenda: Machtiging tot het aangaan van eene leening groot f 100.000,-.
De Penningmeester licht dit punt toe. Misschien zal men vragen: alweer geld? Ons antwoord luidt bevestigend. Op blz. 61 van het Jaarverslag wordt gezegd, dat van de 16de Leening nog f 1200, en van de 17de nog f 72.500 aan obligaties moest worden geplaatst. Dit is nu vóór 1 Mei reeds geschied. Maar – we hebben daaraan niet genoeg. We hebben bovendien nog f 20.000 noodig vóór 1 Jan. 1904. De derde geneesheer op Bloemedaal gaat trouwen, en moet een woning hebben, de boerderij moet verbouwd worden, een schuur is noodig enz. enz.: een en ander maakt, dat we die f 20.000 noodig hebben.
En dan de overblijvende f 80.000? Wat moet ge daarmeê? Aan wie zoo vragen geven we gaarne de verzekering, dat die niet zullen opgemaakt worden. Deze gelden worden gaandeweg noodig voor aanbouw en verbouw. Gelukkig hadden we dit jaar een tamelijk goede afschrijving door ’t batig saldo van Veldwijk en Bloemendaal. Als nu de contributiën en giften, en vooral ook de collecten, niet verminderen, kunnen we aan al onze verplechtingen voldoen. ’t Schijnt, dat langzamerhand de gedachte begint post te vatten, dat onze Vereeniging ’t niet meer noodig heeft. Dit is niet waar. Voortdurend blijft onze behoefte groot aan geregelden finantiëlen steun.
De hr. De Ruiter: Blz. 23, art. 8 van het Jaarverslag lees ik, dat toen f 100.000 is toegestaan voor nadere afwerking der Stichtingen. Dàt zou de laatste leening zijn. Nu komt men weer om f 100.000. Hoe zit dat?
De Penningmeester: Dat verslag is opgemaakt in Mei 1902. Toen was nog niet besloten, Dennenoord met nieuwe paviljoenen uit te breiden. Later bleek ons: het moest; de aandrang van patiënten was zoo groot. Ook was daar noodig een gebouw voor stille bedrijven. Dan kwamen we ook nog te staan voor een verbouwing op Veldwijk van ’t observatiepaviljoen, en bouw van de woning van Dr. Sap.
De Voorzitter zegt: er staat: vermoedelijk zal dit de laatste leening zijn. Gelijk reeds de Penn. zei, hebben we op ’t oogenblik heel de f 100.000 niet noodig. Maar – we kunnen toch geen leening van f 25.000 uitschrijven!
De hr. De Ruiter hoopt, dat dit nu werkelijk de laatste leening zal zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt nu met algemeen goedvinden aan het Bestuur de gevraagde machtiging verleend.

Artikel 6.

R a p p o r t  C o m m i s s i e  v o l g e n s  A r t . X  d e r  S t a t u t e n.

De Voorzitter: Ge vindt dit rapport op blz. 81 van ’t Jaarverslag. Een paar der daartoe aangewezen broeders waren verhinderd. Toen hebben we een tweetal broeders uit Amsterdam, met Dhr. F. Gunnink Bz., dit werk gedaan. Het Bestuur oordeelt, dat ook dezen opzichte het noodig is, tot de volmaaktheid voort te varen. Vóór eenige jaren besloten we: deze Commissie zou schriftelijk rapport indienen. Thans zeggen we: nu de administratie langs zoo ingewikkelder wordt, moet de Commissie zich aan deze taak langer kunnen wijden. We hebben nu een Commissie noodig, die voor dit werk een paar dagen over heeft.
Dhr. F. Gunnink Bz. als lid van der Commissie kan ik die gedachte van het Bestuur wel steunen. Dusver deden we een greep, en die werd dan tot in de kleinste bizonderheden gecontroleerd. Om alles nauwkeurig na te zien, is wel een week noodig. Misschien ware ’t niet ongewenscht, een account aan te stellen.
De Vergadering betuigt instemming met het voorstel van het Bestuur.
De Voorzitter: Natuurlijk moet die Comm. ook honorarium hebben. Drie à vier dagen arbeid kan niet gratis gevraagd worden. Wat de gedachte van den heer Gunnink betreft omtrent een account, deze is ook reeds bij ons in overweging geweest, en nog in overweging. Het Bestuur is diligent.
Thans is het tijd voor de pauze.
In de pauze zullen de stemmingen moeten plaats hebben. Mag ik als Comm. van stemopneming benoemen de broeders J.G. V.D. Hoogt, uit Kampen en Ds. Oegema, van Hoogeveen?
Van de Bestuursleden treden af de H.H. Den Boer en Franssen, die echter herkiesbaar zijn. Ook moeten we een Commissie kiezen volgens Art. X. Daarvoor zijn noodig mannen, die verstand hebben van dergelijke finantieële zaken. Dominees kan men bijna voor alles gebruiken, maar voor dit werk niet zij het in de eerste plaats aan te bevelen. We hebben 6 broeders noodig, 3 primi en 3 secundi.
Door het Bestuur, en door leden der vergadering worden nu de volgende namen genoemd:
F. Dunnink Bz. te Kampen, W. Hovy te Amsterdam, W.L. V.D. Vegte te Zwolle, H. Bos Kz. te Wildervank, H. Dane te Rotterdam, G.C. Harrenstein te Amsterdam, G. Ten Hoope te Haaksbergen, J. De Lange, burgem. van Oudshoorn, J. V.D. Muelen te Weesp.
(Hierna neemt de pauze een aanvang).

Artikel 7.

H e r o p e n i n g.

Te half twee opent de Voorz. wederom de Vergadering, nadat gemeenschappelijk Ps. 84:6 was gezongen.

Artikel 8.

U i t s l a g   v a n   d e   B e s t u u r s v e r k i e z i n g.

De Commissie deelt mede, dat 53 stemmen zijn uitgebracht, waarvan 52 op Dr. Franssen, 51 op dhr. Den Boer, en 1 op dhr. J.G. V.D. Hoogt. De aftredenden zijn dus met nagenoeg alle stemmen herkozen.
Op de vraag des Voorz. verklaart Dr. Franssen zich bereid, de herbenoeming aan te nemen. Daar dhr. Den Boer nog even afwezig is, zegt de Voorz.: Ik ken br. Den Boer zoo goed, dat ik ’t maar voor hem aannemen zal.

Artikel 9.

U i t b r e i d i n g   v a n   h e t   B e s t u u r.

Aan de orde komt nu punt 8a van de Agenda, n.l. het voorstel van het Algemeen Bestuur, tot uitbreiding van dit Bestuur met 1 lid, ten einde het aantal leden van het Gestichtsbestuur van Dennenoord op 5 te brengen, evenals van de andere Stichtingen; in verband hiermeê staat dan de wijziging van art. 4 der Statuten.
De Voorz. Verleden jaar was dit voorstel ook ter tafel. Men ziet daarover ’t Jaarverslag, art. 9 blz. 26.
Dhr. Van Velzen, Bestuurslid: Men wijzige art. 4 aldus: Het Bestuur bestaat uit minstens achttien leden.
Dhr. Van Zanten, te Zeist: Dan moet ’t ook worden: van wie minstens twee derden instemming betuigen met de Belijdenisschriften.
Dhr. De Vries vereenigt beide laatste gedachten in een voorstel, hetwelk, na hoofdelijke stemming, met algemeene stemmen aangenomen wordt.

Artikel 10.

U i t s l a g   v e r k i e z i n g   C o m m i s s i e   a r t.   X.

De Commissie deelt mede, dat 48 stemmen zijn uitgebracht. Gekozen zijn de heeren F. Gunnink Bz. met 45, en H. V.D. Vegte met 30 stemmen. Voorts verkregen de H.H. Harrenstein 13, Bos 10, Van Schaik 10, Hovy 9, V.D. Muelen 9, De Lange 6, Dane 5, Ten Hoope 4 stemmen.
Een nieuwe vrije stemming maakt nu nog een herstemming noodzakelijk, daar de H.H. Bos en Harrenstein ieder 15 stemmen op zich vereenigen.
De uitslag is, dat als derde lid wordt benoemd de heer G.C. Harrenstein.

Artikel 11.

V o o r s t e l   v a n   d e n   k e r k e r a a d   t e   M i d d e l s t u m.

Punt 8b van de Agenda is het voorstel van den kerkeraad der Geref. Kerk te Middelstum, aldus luidende:
>>De Jaarvergadering worde altijd gehouden op eene plaats, waar een onzer Stichtingen wordt gevonden.”
Dit voorstel wordt toegelicht door Ds. Jongsma, van Middelstum. ZEerw. zegt: Verleden jaar vergaderden we te Veldwijk. Toen is door meer dan een de wensch uitgesproken, die thans in ons voorstel is nedergelegd. ’t Zou o.i. een kostelijk middel zijn, om de menschen in kennis te brengen met onze Stichtingen, om aan onze Stichtingen een goeden naam te bezorgen onder ons volk.
Dhr. De Bruin, De afd. Hazerswoude adviseert, van tijd tot tijd eens op het terrein der Stichtingen te vergaderen.
Ds. Noorderwier, De afd. Meppel acht de aanname van het voorstel niet gewenscht.
Ds. Goris, De kerkeraad van Zevenbergen meent, dat de aanname niet gunstig zou werken voor de Zuidelijke provinciën, daar die dan nooit meer aan de beurt komen.
Gen.-Maj. Van Marle, Het Bestuur kan medegaan, zoo de wenschelijkheid wordt uitgesproken, maar acht het niet geraden, door aanname van dit voorstel zich geheel te binden. Op Veldwijk b.v. kan ’t zeer goed, gelijk we verleden jaar hebben gezien. Bloemendaal en Dennenoord daarentegen leenen zich zoo goed er niet voor; de gelegenheid om velen te herbergen, is er niet; Bloemendaal is een heel eind van Loosduinen enz.
Resultaat der discussie is, dat Ds. Jongsma, namens Middelstums kerkeraad, het voorstel terugneemt.

Artikel 12.

P u n t   9   v a n   d e   A g e n d a.

Komt thans in bespreking punt 9 van de Agenda, aldus luidende: >>Rapport betreffende het voorstel, ten vorigen jare ter tafel gebracht door het Bestuur der Vereen. tot Chr. Verzorging van Zenuwlijders, om uit den naam onzer Vereeniging te doen vervallen de woorden ‘en Zenuwlijders’.
Dr. Franssen leest nu namens het Bestuur voor het

Rapport in zake naamswijziging.

Ter voldoening aan de opdracht der vorige Algemeene Vergadering, gehouden te Ermelo 1902, bl. (31 van het 19de Jaarverslag) heeft het Bestuur de eer u in zake de naamswijziging (weglating van de woorden ‘en zenuwlijders’) te rapporteeren als volgt.
Bij eenige kundige rechtsgeleerden is advies ingewonnen over de vraag of er gevaren voor onze Vereeniging of haar crediteuren zouden ontstaan, wanneer de naam veranderd werd.
Het antwoord was, dat zulks naar hun oordeel wel niet het geval zou zijn, mits – en hierop wordt volle nadruk gelegd – er maar genoegzaam bekendheid gegeven was aan de naamswijziging.
Hierin zit dan ook een niet-principiëele doch practische moeilijkheid. Legaten op den ouden naam staande, moeten uitgekeerd worden, wanneer de beschikking gemaakt is vóór de wijziging in de Staatscourant opgenomen werd. Doch legaten na dat tijdstip besproken en gesteld op den ouden naam, zouden zeer licht verloren kunnen gaan. En het is genoeg bekend, hoe langzaam een wijziging in naam doordringt. Gevolg zou zijn, gelijk vroeger reeds gezegd werd, dat noch de Vereeniging voor Chr. verzorging van Zenuwlijders noch onze Vereeniging iets zou krijgen. Daarom stelt uw Bestuur voor: alsnog niet over te gaan tot naamswijziging, maar aan het Bestuur op te dragen deze voor te stellen, zoodra het meent, dat de verandering zonder gegrond bezwaar kan plaats hebben; en intusschen te verklaren, dat eventueele giften of legaten, geschonken met de blijkbare bedoeling, dat deze zouden dienen tot verzorging van zenuwlijders, aan de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van zenuwlijders worden uitgekeerd.
Apeldoorn, 24 Sept. 1903.
De Voorz.: Dit rapport is gevolg van het ten vorigen jare aangenomen voorstel. Zie het Jaarverslag blz. 27-30. Wie der broederen verlangt het woord over ’t voorgelezen rapport?
Graaf Van Limburg Stirum: De conclusie doet me leed; want er is zeer gemakkelijk te voorzien in de bezwaren. Ik heb advies ingewonnen bij den Minister van Justitie, en dit luidt aldus: men zette in art. 1: >>De Vereeniging, tot heden genaamd ‘Vereen. tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders’ zal voortaan heeten: ‘Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen’. Bovendien, de nieuwe Vereenniging is door deze in ’t leven geroepen. Beloofd is het: ‘en Zenuwlijders’ zou vervallen, en nu zegt men ’t blijft.
De Voorz.: Men zegge niet: ’t is beloofd. Dat is te sterk; hoogstens in uitzicht gegeven. Ook behandele men deze zaak kalm, meer objectief, en mijde alle geprikkelheid van Vereeniging tegen Vereeniging.
Ds. Feringa, van Zaandam: Deze Vereeniging is haar woord kwijt. De argumenten, in ’t rapport aangevoerd, zijn verbazend zwak, waar ’t een zedelijke plicht geldt. Deze Vereeniging noodigde indertijd eene Commissie uit, om te komen tot de oprichting van een nieuwe Vereeniging. In het concept, geteekend Keuchenius en Lindeboom, staat: , dan zou de Vereenniging haar naam moeten wijzigen, en de woorden ‘en Zenuwlijders’ daaruit laten vervallen’. Indien met toen gezegd had: dàt doen we toch niet, dan betwijfel ik zeer, of er van de oprichting der nieuwe Vereeniging wel iets zou gekomen zijn.
De Voorz.: In die circulaire werd uitgesproken, wat o.i. zou moeten geschieden, doch toen konden we nog niet de bezwaren overzien. Het rapport bewijst, dat het Bestuur genegen is, er toe te komen, doch – moeten we nu maar over de bezwaren heenstappen en met haastigen tred? Onze roeping is, als broeders te overleggen. Bij de oprichting der nieuwe Vereenniging is het vervallen dezer woorden volstrekt niet als voorwaarde gesteld.
De eenige vraag, die hier ter sprake komt, is: zijn de bezwaren van het rapport wegend, òf niet? Rechtskundige bezwaren tegen de zaak zelve zijn er niet, maar haast kan gevaarlijk zijn. ’t Rapport is zeer welwillend; men denke aan wat er in voorkomt met betrekking tot de gelden. ’t Bestuur vraagt mandaat, te gelegener tijd die staart te kappen. Waarom die haast? Vertrouwt men ons niet?
Dr. Hermanides: Ik ben Bestuurslid van beide Vereenigingen en heb beide innig lief. Moest ik kiezen tusschen beide, dan koos ik ongetwijveld de oude Vereeniging. Ik ben het echter oneens met de conclusie van het rapport. Deze is niet in overeenstemming met den aanvang. Ik begrijp het niet, daar toch zoo herhaaldelijk uitgesproken is: die staart moet er af.
Dhr. De Vries, Bestuurslid: Ds. Feringa zei: als christelijke mannen zijn we verplicht, onze belofte te houden. Wij, als Bestuur, hebben geen oogenblik er aan gedacht, dit niet te doen. Bezwaren echter zijn er. Principiëele niet, practische wel. Onderstel: na de naamsverandering, na de bekendmaking r van, wordt ons een legaat gemaakt, maar in het testament wordt met de naamsverandering geen rekening gehouden, dan ontgaat het legaat aan beide Vereenigingen. O.i. is de tijd nog niet rijp.
De Voorz. begrijpt niet, wat bezwaar dit uitstel voor de nieuwe Vereeniging heeft. Pas vroeg haar Bestuur weer f 250.000 aan, en gaf daarmeê bewijs van zijn ontzaglijken moed en blij vooruitzicht. Indien er werkelijk zooveel hinderpalen waren, dan deed men zulke dingen niet.
Dhr. Rijpstra: Er is een verplichting tegenover de nieuwe Vereeniging, maar ook eene jegens de obligatiehouders der oude Vereeniging. Kan men die ook in gevaar brengen?
De Penn.: In dit opzicht bestaat er geen bezwaar.
Ds. Goris dient nu het volgend voorstel in:
De vergadering spreke uit, dat de Vereeniging in beginsel de naamsverandering wenscht en wil, en besluit daarom aan het Bestuur op te dragen, in overleg met de Vereeniging tot Christ. Verzorging van Zenuwlijders op de e.k. vergadering te brengen voorstellen tot een zoo breed mogelijke mededeeling in den lande
(o.a. ook aan H.H. Notarissen etc.) van de a.s. naamsverandering tegen een bepaalden datum.
De Voorz. verdedigt het rapport, en zegt, dat tusschen dit voorstel en ’t rapport geen verschil is van conclusie, maar alleen van den modus quo.
Ds. H. Meijering, van Katwijk a/d Rijn, heeft ook bezwaren tegen het rapport. Indien nu de tijd nog niet rijp is, wanneer zal ’t er dan toe komen? ’t Is m.i. wenschelijk, dat de vergadering aan het Bestuur opdrage de noodige maatregelen te nemen tot meerdere bekendmaking van de voorgenomen verandering.
Ds. Van Andel: Met veel in het rapport ben ik blijde. Met de uitspraak vooral, dat er generlei bezwaren zijn, mits publiciteit aan de verandering worde gegeven. Er staat niet: mits vooraf; daarom kan de verandering worden bespoedigd. Indien er nu nog een bezwaar is ten opzichte van de testamenten, dan blijft dit in aeternum. Aan ’t Bestuur worde opgedragen de noodige zorg voor publiciteit.
Dr. Franssen: Als Vereeniging zijn wij ’t woord niet kwijt. ’t Bestuur misschien. De Vereeniging zou dan alleen haar woord kwijt zijn, als zij in vergadering zich er over had uitgesproken. In de verslagen komt geen enkele belofte voor. Noodig is: van weerskanten voor bekendheid te zorgen. Men is er niet met een enkele gedrukte kennisgeving aan H.H. Notarissen.
Ds. Feringa: Indien men waant, dat ’t uitstel der staart-afkapping onze Vereeniging geen moeilijkheden bezorgt, dan vergist men zich. We hebben ’t ondervonden, niet alleen met het plaatsen onzer leening, maar ook ten opzichte van de patiënten. Er kome een einde aan de verwarring. Dr. Franssen redt er zich uit. Op die manier kan men geen enkele Vereeniging meer vertrouwen. ’t Rapport plaatst de zaak op den Griekschen Kalender. Men doe ’t niet ventre à terre, maar: in beginsel worde de verandering aangenomen met inachtneming van tijd enz.
De Voorz. Br. Feringa mag niet zeggen: met dit rapport komt er nooit iets van. Zijn wij niet te vertrouwen? De kwestie is niet: zal men ’t doen? Wij zeggen: geen principiëel bezwaar is er, maar vooraf moet er bekendheid aan gegeven worden. De vraag is alleen; is het nu de tijd, òf nà de voldoende publiciteit?
Ds. Van Andel dient nu het volgend voorstel in:
De Vergadering draagt op aan het Bestuur, met een voorstel tot naamsverandering te komen, zoodra het ten volle overtuigd is, dat aan de komende naamsverandering voldoende publiciteit is gegeven.
Ds. Oegema: Voor de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Zenuwlijders is beter de conclusie van het rapport dan dit voorstel van haren Secretaris, Ds. Van Andel. ’t Bestuur kan wel 20 jaren wachten.
Dhr. Van Velzen, Bestuuslid, kan zich de vreeze begrijpen van de nieuwe Vereeniging, dat de zaak verschoven zal worden ad calendas Graecas. Bezwaren zijn er echter. Daarom moet die Vereeniging niet aandringen op een fatalen termin. Ik zou daarom het volgende willen voorstellen:
De Vergadering schenkt hare goedkeuring aan het rapport, vertrouwende dat zoodra mogelijk uitvoering zal worden gegeven aan de bedoeling van dat rapport.
Ds. Van Andel vervangt zijn reeds gedaan voorstel door het volgende:
De Vergadering, gehoord het rapport, besluit tot naamsverandering over te gaan; en draagt aan het Bestuur op, aan deze komende naamsverandering voldoende publiciteit te geven, en daarna terstond aan eene Algemeene Vergadering de machtiging te vragen, die noodig is, om Statuten-wijziging te verkrijgen.
Ook Dr. Hermanides heeft een voorstel:
De Vergadering draagt aan het Bestuur op, zonder dralen over te gaan tot de publiceering van haar voornemen om den naam der Vereeniging te veranderen, en aan de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Zenuwlijders te verzoeken, tot die publiceering mede te werken, en den 1 Aug. 1904 de woorden >>en Zenuwlijders” uit den naam van eerstgenoemde Vereeniging te schrappen.
Thans dient dhr. De Ruiter dit voorstel in:
De Vergadering, oordeelende, dat de naam >>en Zenuwlijders” diene te worden weggenomen, draagt het Bestuur op, deze zaak, indien er geene overwegende bezwaren zijn, op wettige wijze en zoo spoedig mogelijk te bevorderen.
Na hem komt Ds. Buurman, van Amstelveen, met dit voorstel:
De Vergadering, uit het rapport van het Bestuur vernomen hebbende, dat geen principëele bezwaren uit den weg te ruimen.
Ds. Meijering, van Katwijk, legt zijne gedachte in het volgende voorstel neer:
De Vergadering, in aanmerking nemende de bezwaren, welke, blijkens het rapport, bestaan tegen oogenblikkelijke naamsverandering, – spreekt den wensch uit, dat het zoo spoedig mogelijk hiertoe moge kunnen komen, en draagt daarom aan het Bestuur op, de noodige maatregelen te nemen om de bestaande bezwaren op te heffen.
Eindelijk komt de Voorzitter met het laatste voorstel:
De Vergadering, alles gehoord hebbende, besluit, het rapport met het verslag van de gehouden discussies te zenden aan de Afdeelingen, en op de volgende Vergadering te trachten een weg aan te wijzen, waarop aan de bezwaren kan worden tegemoet gekomen.
Dit voorstel wordt aangenomen met 35 tegen 12 stemmen, terwijl aan het Bestuur wordt overgelaten, door middel van >>Bethesda” of Jaarverslag, of afzonderlijk, een verslag van de gehouden discussies aan de Afdeelingen toe te zenden.

Artikel 13.

S e c u n d i   C o m m i s s i e   A r t i k e l   X.

Alsnu wordt medegedeeld, dat gekozen zijn tot Secundileden, bedoeld in Artikel X der Statguten, de H.H. H. Bos en W. Hovy. Herstemming moet plaats hebben tusschen de heer H.H. J. V.D. Tas en J. V.D. Muelen. Gekozen wordt de heer Van Der Muelen.

Artikel 14.

S t e m m i n g   v o o r   18de   B e s t u u r s l i d.

Diir ’t Bestuur waren genoemd als Candidaten de heeren F.H. Boels, burgem. van Nieuwe Pekela, en L. De Vries Hz., te Groningen.

Uitslag is, dat op dhr. Boels 29, op dhr. De Vries 12, en dhr. H. Bos Kz. 2 stemmen worden uitgebracht, zoodat eerstgenoemde is gekozen.

Artikel 15.

S l u i t i n g.

De Voorzitter zegt, dat de tijd is verstreken, zoodat de varia van de Agenda niet meer in bespreking kunnen worden gebracht. ’t Is hem tot blijdschap, te kunnen mededeelen, dat Ds. Goris, van Zevenbergen, op zich genomen heeft, D.V. ter volgende Vergadering een referaat te houden over punt c.: >>de roeping van de familie, om zooveel mogelijk zelve te zorgen voor de plaatsing van patiënten in de Christelijke Stichtingen”.
Ten slotte een woord van hartelijken dank aan den Kerkeraad der Geref. Kerk te Apeldoorn voor het welwillend en kosteloos afstaan van het kerkgebouw voor den bidstond; aan Ds. Bootsma, die gister avond ons in den gebede is voorgegaan; aan allen, die hebben medegewerkt tot het slagen van deze Vergadering. God zegene ons te zamen om Zijns Naams wil!
Nadat Psalm 103:7 is gezongen, en Ds. Koopmans, van Grijpskerke, in dankzegging is voorgegaan, sluit de Voorzitter deze Vergadering.

VAN MARLE, Secretaris

~~~~~~~~~~~~~~

Overzicht van de geschiedenis en de Staat der Vereeniging over 1903

O V E R Z I C H T

van de

GESCHIEDENIS EN DEN STAAT DER VEREENIGING

over 1903.

~~~~~~~~~~~~~~

Geachte leden onzer Vereenniging,

Het is mij een voorrecht U een kort verslag te mogen doen van hetgeen onze Vereeniging in het afgeloopen jaar in hare 3 Stichtingen, en in haar Bestuur weder mocht doorleven en ontvangen van de goede hand Gods. De Heere deed ons nog zijn wat we zijn. Hij stgelde het Bestuur en allen die meer van nabij met het lijden van onze arme patiënten in aanraking komen, in staat, om in veel zwakheid en onder menigen strijd, bezig te zijn in het werk der barmhartigheid dat Hij ons op de hand heeft gezet. Zijnen heiligen Naam zij eere!
In 1903 hadden wij geen verliezen in ons Bestuur te betreuren.
In verband met de wijziging van art. 4 onzer Statuten, waarbij bepaald wordt dat het Algemeen Bestuur bestaat uit minstens achttien leden, werd door de Algemeene Vergadering van 1903, de Heer F.H. Boels, Burgemeester van Nieuwe Pekela, tot bestuurslid gekozen, die de op hem uitgebrachte keuze aanvaardde en zitting nam in het Gestichtsbestuur van Dennenoord, zoodat ook dat College thans vijf leden telt.
Onze geestelijke verzorgers Ds. Van Der Hoogt te Veldwijk, Ds. Bootsma te Bloemendaal en Ds. Drenth te Dennenoord mochten door Gods goedheid ook weder dit jaar hun gewichtigen arbeid voortzetten, zonder daarin door krankheid verhinderd te zijn.
Ook met de Geneesheeren-Directeur en de andere Geneesheeren was dit het geval. Mutatie kwam onder hen niet voor.
Naast Dr. Van Dale op Veldwijk vinden we Dr. Sap en Dr. Burkens, bij Dr. Schermers op Blolemendaal, de geneesheeren Dr. Bouman en Aarts, en bij Dr. Wieringa op Dennenoord Dr. Wessels en/Ronda. Tot ons leedwezen gaf Dr. Burkens zijn voornemen te kennen om in het begin van het volgende jaar zijne betrekking tot onze Vereeniging te verbreken.
Op den 17e Maart had op Veldwijk een huiselijk feest plaats, toen onze gewaardeerde Geneesheer-Directeur Van Dale den dag herdacht, waarop hij voor 12½ jaar zijn gewichtige functie aanvaardde. Van zeer vele zijden, ook van patiënten mocht de jubilaris treffende blijken van belangstelling ondervinden. God de Heere spare hem met zijne gade nog lange jaren voor onze Stichting. In ons maandblad Bethesda is een omstandig verhaal van dit jubilé opgenomen.
Op Veldwijk en Bloemendaal werden geen nieuwe paviljoenen bijgebouwd. Wel werd er op Veldwijk de nieuw aangekochte villa waarvan in het vorig jaarverslag sprake is, in gebruik genomen en onder den naam van <<Hoogstede>> als paviljoen 1e klasse ingericht, terwijl de daarbij behoorende boerderij voor hare nieuwe bestemming werd in dienst gesteld.
Op Dennenoord werden in den loop des jaars 2 nieuwe paviljoenen in gebruik genomen, waarmede vermoedelijk de bouw van groote paviljoenen zal afgesloten zijn, daar thans ook daar ruimte is voor 500 patiënten, het maximum door ons gesteld. Ook een dubbele woning, waardoor 4 patiënten in gezinsverpleging kunnen worden opgenomen, werd op Dennenoord gebouwd.
Het verloop der bevolking, voor zooveel de patiënten betreft, was als volgt:

Onze Vereeniging telt ± 10400 leden, 70 afdeelingen en 425 correspondenten, terwijl 50 corporatiën, zoowel kerkeraden als diaconiën ons in het afgeloopen jaar met hunne gewaardeerde hulp steunden.
De verhouding van de zijde van H.H. Inspecteurs voor het Staatstoezicht op krankzinnigen was reeds eene aangename, hetgeen door ons Bestuur op hoogen prijs wordt gesteld.
Wij zijn ten zeerste ingenomen met de door de Regeering voorgestelde, en door de Tweede Kamer aangenomen wijziging der wet op de krankzinnigen verpleging, waardoor de verpleging in het gezin eene nieuwe phase intreedt, en menige belemmering die werd ondervonden, uit den weg wordt geruimd.
Het Algemeen Bestuur vergaderde 3 malen op Veldwijk en te Apeldoorn bij gelegenheid van de Algemeene Vergadering. Het Centraal Bestuur, de Gestichtsbesturen en de Gestichtsraden hielden herhaaldelijk en geregeld hunne vergaderingen.
Het volgende is verder nog ontleend aan de verslagen van de Geneesheeren-Directeur en de Geestelijk Verzorgers onzer 3 Stichtingen.

Veldwijk.

De Stichting onderging eene uitbreiding door den aankoop eener villa aan de Rietlaan, die Hooggenaamd en bestemd werd voor de verpleging van enkele rustige lijderessen der hoogste klasse en aanvankelijk zeer goed voldoet.
De bij de Villa gelegen boerderij werd door de Stichting in exploitatie genomen. Als zetboer werd daarin geplaatst W. Vliem, gehuwd met eene zuster van onzen ouden boer G. De Mots. Het klimmen der jaren van dezen trouwen dienaar der Stichting, in verband met het hulpbehoevend worden zijner zuster, die met hem de boerderij drijft, maakte verandering noodzakelijk.
De belangen der Stichting en van G. De Mots konden gelijdelijk worden behartigd door de aanstelling van Vliem, de oude Gijs kon nu bij hem blijven inwonen en zijne krachten nog wat aan het boerenbedrijf blijven wijden, zooals zijne begeerte was. Wij hopen den ouden man daar nog lang te zien. De bouwvallige boerderij, midden op het terrein der Stichting gelegen, welke aldaar geenszins tot sieraad strekte, kon nu worden afgebroken. Het opengekomen terrein werd beplant.
Op het terrein gelegen aan de Van Limburg Stirumlaan bij den hoofdingang der Stichting werd een fraaie woning voor Dr. Sap aangebouwd en een tuin aangelegd.
Het observatiepaviljoen voor vrouwen 3e klasse onderging eene aanzienlijke verandering. Twee ruime observatiewaakzalen met serres, verschillende dienstvertrekken en twee isoleerkamers werden bijgebouwd. De tuin werd veel vergroot. Centrale verwarming werd in het paviljoen aangebracht.
Een nieuwe slagerij werd gebouwd, de oude werd na eenige verbouwing uitsluitend ter woning voor den slager bestemd.
Het weiland, gelegen in de Maat, ten dienste van eene der boerderijen van de Stichting, werd door het rooien van hakhout en afgraven van een aangrenzend stuk land vergroot met 5000 M².
Met het verharden der wegen door het opbrengen van sintels uit de ovens werd geregeld voortgegaan.
De Stichting nam in eigen exploitatie de boerderij >>de Kolbaan”. De boer die Kolbaan in huur had verhuisde naar de nieuw aangekochte boerderij >>de Waaier”.
Op Kolbaan werd geplaatst als zetboer de gediplomeerde verpleger J. Stevenga, die in het huwelijk trad met een linnenmeisje der Stichting.
Zoo heeft Veldwijk dan het unicum van een gediplomeerden boer in dienst te hebben. Onzer zijne leiding werkt een patiënt.
De Geneesheer-Directeur stelt zich voor, zoodra een vierde geneesheer in functie zal zijn getreden, op het terrein van de Kolbaan een paviljoen te doen bouwen voor 12 rustige mannen 3e klasse, die den ganschen dag op de boerderij of met heideontginning kunnen bezig zijn, en alzoo eene kleine landbouwkolonie te organiseren.
Nadat vele malen vruchtloos beproefd was, om de oude batterij der electrische installatie te herstellen, werd een geheel nieuwe accumulatorenbatterij aangelegd. Deze batterij ter sterkte van 500 Ampère, van nieuwe constructie, voldoet aanvankelijk goed.
In de werkplaatsen der Stichting werd geregeld gearbeid aan het herstellen en verven van meubilair der 3e klasse paviljoenen.
In de hoogere klassen paviljoenen werden, waar dit noodig was, nieuwe gordijnen, vloerzeilen en kleeden aangebracht.
De klerk Kromsigt werd geplaatst aan de rijksverzekeringsbank en vervangen door Van Der Vegt.
De oude vader Werner bij wien zich de gebreken van den ouden dag vertoonden, verliet den dienst der Stichting met pensioen.
In zijne plaats werd aangesteld de huisvader Jelgersma.
In den dienst der verpleging waren bij het einde des jaars 162 personen, van wie de oudste sedert 1886 dienst deed en een vierde deel d.i. 38, in 1903 in dienst trad. De overige traden in de tusschenliggende jaren in dienst.
Op de villa’s voor gezinsverpleging waren bovendien nog 5 personen werkzaam.
Van de genoemde 162 broeders en zusters waren 22 verplegers en 25 verpleegsters gediplomeerd.
De lessen aan het verpleegpersoneel door geestelijken Verzorger, geneesheeren den onderwijzer en de onderwijzeres gegeven, werden geregeld gehouden en vrij getrouw bezocht. De resultaten waren bevredigend. Bij het eindexamen kon aan 2 broeders en 7 zusters het diploma met insigne worden uitgereikt.
De rooster der lesuren is in Bethesda publiek gemaakt.
In den loop der jaren verlieten 19 verplegers de Stichting. Sommigen om hunne positie te verbeteren, anderen wegens ongeschiktheid. Hetzelfde was het geval met 28 verpleegsters en 2 hoofdverpleegsters. Van laatstbedoelde vertrok eene naar het Chr. Sanatorium voor zenuwlijders te Zeist, terwijl de andere moest worden gepensionneerd.
Van de 134 patiënten die in den loop des jaars werden afgevoerd, overleden 7 m. en 16 vr. (of 3.6 pCt. der verpleegden) werden hersteld ontslagen 13 m. en 44 vr. (of 47 pCt. der in dit jaar opgenomenen), niet hersteld ontslagen 22 m. en 31 vr. en 1 patiënt als niet krankzinnig ontslagen en naar eene zenuwinrichting overgebracht.
De algemeene gezondheidstoestand der verpleegden was gunstig.
Ontvluchting kwam zelden voor. Voor gevallen van zelfmoord werden wij genadig bewaard.
De gezinsverpleging vroeg in toenemende mate onze zorg en aandacht. Na al wat over deze aangelegenheid reeds schriftelijk en mondeling is te berde gebracht, kan daarover hier gevoegelijk het stilzwijgen worden bewaard.
Alles wacht op de indiensttreding van een vierden geneesheer om deze zaak met kracht voort te zetten.

Naar Gheel vertrok 1 man 2e kl. terwijl 1 vrouw 3e kl. in gezinsverpleging overleed. Op 31 December 1903 bleven alzoo 60 patiënten in gezinsverpleging.
Het aantal verpleegdagen waren in gestichtsverpleging 174203, in gezinsverpleging 21163.
In voeding, kleeding, ligging en reiniging der verpleegden werd geen verandering gebracht.
Meer en meer werd er naar gestreefd de bedverpleging te combineeren met een verblijf in de open lucht, door de patiënten in bedden of op ruststoelen in de tuinen te plaatsen.
De godsdiensoefeningen werden geregeld gehouden en bezocht door mannen: 110 geregeld, 16 ongeregeld, 7 zelden, terwijl 100 niet ter kerke gingen.
Door vrouwen: 96 geregeld, 15 ongeregeld, 30 zelden, terwijl 260 godsdienstoefeningen niet bezochten.
Verschillende werkzaamheden, als schilderen, timmeren, buitenwerk, tuinwerk, huiswerk, stille bedrijven, schoenmaken, kleermaken, sjouwerwerk en aardappelen schillen werden door 104 mannelijke patiënten verricht, terwijl daaraan door 129 patiënten niet werd deelgenomen.
Evenzoo werd door 185 vrouwelijke patiënten werk verricht, en wel naaien, breien, stoppen, huiswerk, handwerken linnenkamer en aardappelen schillen, terwijl door 219 lijderessen geen werk werd verricht.
De Dameskrans <<Charitas>> liet zich ook dit jaar niet onbetuigd om aan de arme lijders en lijderessen eenige ontspanning, voornamelijk in rijtoeren bestaande, te verschaffen en neemt daardoor een gewichtige en zeer gewaardeerde plaats in het Stichtingsleven in.
Door de zang- en fanfarecorpsen <<Hallelujah>> en <<Cresendo>> werden 6 uitvoeringen gegeven, die uitnemend slaagden en aan een zeer groot aantal patiënten, menig aangenaam uur verschaften.
Onder leiding van den heer Kruithof van Kampen werd in de Stichtingskerk eene muziek- en zanguitvoering gegeven.
Door den geestelijken Verzorger wordt hieraan nog het volgende toegevoegd:
Bij de statistische gegevens, hierboven vermeld, is het zeker niet ondienstig, eenige opmerkingen van algemeenen aard over den geestelijken arbeid in het midden te brengen.
En dan mag wel op den voorgrond worden geplaatst, de dankbare erkenning, dat de geestelijke verzorging hoe langer hoe meer blijkt een zeer belangrijke factor te zijn in de verpleging onzer lijders en lijderessen en in de sterking en samenbinding dergenen, die onder hen arbeiden tot het gewichtig en teeder werk der barmhartigheid, hetwelk van hen gevraagd wordt.
Ook in het afgeloopen jaar waren de bewijzen daarvan overvloedig voorhanden.
Bij tal van patiënten werd de blijde ervaring opgedaan, dat het bijwonen der godsdienstoefeningen, het hooren en lezen van de Heilige Schrift bij den huisgodsdienst en het ontvangen van bezoek van den geestelijken Verzorger een hoogst gunstigen invloed had op hub geestelijk leven door de onderwijzing en vertroosting die zij daardoor mochten ontvangen.
Zelfs werd meermalen ondervonden, dat patiënten van geheel andere richting een helder inzicht bekwamen in de waarheden der Heilige Schrift.
Vooral bij hen die hersteld de Stichting verlieten, waren er velen die hunne dankbaarheid uitspraken voor den geestelijken zegen, dien zij genoten hadden.
Over het algemeen kostte het weinig moeite om degenen die er toe in staat waren, onder de prediking des Woords te brengen. Slechts zelden werd het kerkgaan geweigerd op grond van verschil in godsdienstige richting. Als er tegenzin of vijandschap werd geuit tegen den godsdienst of het kerkgaan, lag daaraan meestal het een of andere waandenkbeeld ten grondslag.
De godsdienstoefeningen werden niet noemenswaardig gestoord. De stille aandacht, waarmede gewoonlijk de prediking gevolgd werd, terwijl toch vaak zeer onrustige patiënten zich onder het gehoor bevonden, bewees op nieuw den kalmeerenden invloed van Gods Woord. En de bezoeken die gewoonlijk aan elk afzonderlijk gebracht werden, deden aan het licht komen, dat velen niet zonder vrucht de prediking hadden bijgewoond.
De overtuiging dat het getal goede hoorders onder de kranken niet lager mag worden geschat dan het getal goede hoorders onder de gezonden, werd telkens bevestigd door de hiervan opgedane ondervinding.
In eene Stichting als de onze kan die vergelijking gemakkelijk worden gemaakt, omdat daar ook een groot getal gezondzinnigen aan de godsdienstoefeningen deelneemt.
Van den arbeid onder de dienende broeders en zusters mocht ook Gods goedheid menige liefdelijke vrucht gezien worden.
De maandelijksche bidstonden, de bijbelbesprekingen en de lessen voor den opleidingscursus werden getrouw bijgewoond.
Behoudens enkele uitzonderingen, die wel in elken kring zullen gevonden worden, was er hartelijke belangstelling in den arbeid der geestelijke verzorging, zoover zich die ook tot hen uitstrekte.
En om dien arbeid ook ten goede te doen komen aan de patiënten die dagelijks aan hun zorgen waren toevertrouwd, werd over ’t algemeen de gewenschte medewerking ondervonden.
Binnen de grenzen der daarvoor uitgetrokken posten op de begrooting werd ook in het verloopen jaar weer zooveel mogelijk gezorgd voor lectuur in boeken, die voor de leesbibliotheek werden aangekocht, in couranten en tijdschriften die circuleerden en in scheurkalenders die aan den wand werden gehangen. Ook nu vond deze lectuur veel aftrek.
Eenige uitbreiding van dezen tak der geestelijke verzorging zou zeer gewenscht zijn, vooral ook voor de patiënten in gezinsverpleging. Bij het opmaken der volgende begrooting zal aan het Bestuur een voorstel in die richting worden gedaan.
Aan het slot dezer opmerking zij dankbaar vermeld, dat de goede verstandhouding tusschen hooger en lager geplaatsten aan de Stichting n iet veel te wensschen overliet en dat bij de meesten de zoo onmisbare toewijding tot den arbeid duidelijk viel waar te nemen. God zij voor alles geprezen!

Bloemendaal.

In den geneeskundigen dienst kwam in het afgeloopen jaar geen verandering; naast den Geneesheer-Directeur Dr. Schermers, waren de beide doctoren Dr. Bouman en Starke aan de Stichtingen verbonden. De huismeester P. Reijling die sedert 15 September 1894 met veel ijver aan de Stichting werkzaam was, werd met ingang van 1 Mei benoemd tot agent der Rijksverzekeringsbank en vertrok naar Assen; in zijne plaats werd benoemd de heer W. Buising uit Leeuwarden.
In het kantoorpersoneel, dat onder leiding van den heer A. Strop arbeidt, kwam geen verandering.
De huismeesteres Mej. C.E. Hulsebos verzocht eervol ontslag uit hare betrekking en in hare plaats werd benoemd Mej. D. De Boer uit Woutbrugge, terwijl als assistente in de apotheek tijdelijk werkzaam was Mej. Hansen uit Loosduinen.
Aan verpleegpersoneel zijn in 7 mannenpaviljoenen 7 echtparen waarvan 3 gediplomeerde huisvaders met 38 verplegers voor 256 patiënten, en in 7 vrouwenpaviljoenen 7 hoofdverpleegsters, van wie 2 gediplomeerd met 40 verpleegsters eveneens voor 256 patiënten. Met lust en opgewektheid, ijver en getrouwheid verrichten de hoofden van paviljoenen hun arbeid, de eene in meerdere de andere in mindere mate. Wie nog geen diploma verkreeg, legde zich met ijver toe op de lessen, om een volgenden keer ook het diploma te kunnen behalen.
De wisseling onder het verpleegpersoneel bleek in het afgeloopen jaar weer zeer sterk; vertrokken zijn 26 verplegers waarvan 6 gediplomeerden, 5 leerlingen en 15 aspiranten terwijl in dienst traden 24 verplegers, waarvan 1 leerling en de overige aspiranten; bij het einde des jaars waren in dienst 38 verplegers, waarvan 13 gediplomeerden, 8 leerlingen en 17 aspiranten.
Een verpleger die in 1901 gediplomeerd werd, kreeg van het Bestuur toestemming zich in het huwelijk te begeven.
In het geheel waren bij het einde des jaars 5 gehuwde verplegers in dienst der Stichting en 1 weduwnaar, het aantal kinderen van deze gehuwden bedroeg 10. De gehuwde verpleger moet dezelfde diensten verrichten als de ongehuwde, hij heeft echter bij dag anderhalf uur vrij om thuis het middagmaal te gebruiken. Natuurlijk heeft het stelsel der gehuwde verplegers ook wel eenige bezwaren, maar men krijgt daardoor toch een vasten en dergelijken kern onder het mannelijk personeel. De verbetering in de positie van het verplegend personeel gaat altijd met vrij groote financiëele offers gepaard; doch goed personeel blijft steeds een onmisbare behoefte voor een krankzinnigengesticht.
Ook onder de verpleegsters was de mutatie niet gering. Er vertrokken in den loop van het jaar 31 verpleegsters, waarvan 3 gediplomeerden, 7 leerlingen en 7 aspiranten, terwijl 28 verpleegsters in dienst traden, waarvan 1 gediplomeerde, die echter na een maand weer vertrok, naar het schijnt omdat zij elders eene betere positie kon krijgen. Bij het einde des jaars waren 40 verpleegsters in dienst van wie 10 leerlingen en 30 aspiranten.
De oorzaak van deze mutatie is zeer verschillend; sommigen hadden zich den werkkring geheel anders voorgesteld en vertrokken vol teleurstelling, uit eigen beweging, nadat zij slechts korten tijd in dienst waren geweest. Anderen bleken niet geschikt te zijn voor den arbeid of gingen naar een ander gesticht, omdat daar een hooger dalaris werd gegeven. Om de laatste reden gingen bv. 4 verplegers, van wie 1 gediplomeerde en 2 leerlingen naar het rijkskrankzinnigen-gesticht in Medemblik.
In het geheel zijn sedert de opening der Stichting hier 201 verplegers en 296 verpleegsters in dienst getreden, 1verpleger is sedert 1895 in dienst, 1 sedert 1896, 2 sedert 1897, 3 sedert 1898, 5 mannel. 1 vrouwel. sedert 1899, 4mannel. en 1 vrouwel. sedert 1900, 1 maanel. en 3 vrouwel. sedert 1901, 3 mannel. en 16 vrouwel. sedert 1902, terwijl 18 mannel. en 20 vrouwel. in 1903 in dienst zijn getreden. Naar meer stabiliteit onder het verpleegpersoneel wordt zooveel mogelijk gestreefd, dikwijls bieden zich echter zoo weinig candidaten aan, dat men wel genoodzaakt is elementen aan te nemen, die later niet geschikt blijken te zijn. De behoefte aan personeel is soms zoo groot, dat gedurende verscheidene weken daardoor geene patiënten opgenomen konden worden. Het schijnt nog niet voldoende bekend te zijn, dat door de meerdere zorg aan de opleiding besteed, de verpleging van krankzinnigen een beroep is, dat voor allen een nuttig arbeidsveld kan aanbieden.
Het onderwijs aan het verpleegpersoneel werd met veel zorg behartigd, door de geneesheeren, den geestelijken verzorger en den onderwijzer. Op het examen dat 28 April werd gehouden kon aan 3 verplegers het diploma worden uitgereikt (van wie een inmiddels naar Medemblik is vertrokken), 2 leerlingen konden het eerste gedeelte van het examen afleggen en 7 verplegers en 9 verpleegsters werden tot leerlingen bevorderd.
Onder het personeel in de werkplaatsen, de keuken en de linnenkamer kwam weinig verandering en over het algemeen werd er met ijver gearbeid. Bij het einde des jaars waren aan de Stichting verbonden inwonend 32 mannel. en 64 vrouwel. uitwonend 30 maanel. en 1 vrouwel.
In het geheel bestond het personeel, dat aan de inrichting werkzaam was uit 127 personen (62 m. 65 vr.).
In den loop van het jaar werden 104 patiënten (59 m. en 45 vr.) van wie 16 m. en 21 vr. herstelden, 16 m. en 8 vr. niet hersteld werden ontslagen en 29 m. en 23 vr. overleden zijn. Met verlof afwezig waren 11 m. en 2 vr. in gezinsverpleging waren 9 mannen.
Het aantal verpleegdagen bedroeg 184.767 tegen 177.557 in het voorgaande jaar; voor mannen was het aantal 91.946 voor vrouwen 92.821. Van de patiënten op het einde des jaars aanwezig waren er 290 (139 mannen en 151 vrouwen) uit Zuid-Holland, 117 (61 mannen en 56 vrouwen) uit Noord-Holland, 71 (37 mannen en 56 vrouwen) uit Zeeland: de overigen waren over verschillende provincies verdeeld: alleen uit Drenthe werd hier geen enkele patiënt verpleegd. Slechts 135 patiënten (73 mannen en 62 vrouwen) werden bij het einde des jaars voor rekening van particulieren verpleegd, de overigen waren opgenomen volgens contracten met provincies, gemeenten of diaconiën.
Niet minder dan 365 aanvragen m oesten worden afgewezen, 157 voor mannen, 208 voor vrouwen. De meeste van deze aanvragen kwamen van gemeenten: uit Zuid-Holland 90 (37 m. en 53 vr.) uit Noord-Holland kwamen 38 aanvragen (19 m. en 19 vr.), uit Zeeland 7 (3 m. en 4 vr.) en uit Gelderland 17 (2 m. en 15 vr.) terwijl voor rekening van particulieren niet minder dan 211 aanvragen moesten worden afgewezen (95 m. en 116 vr.) . Aan 5 van al deze aanvragen (3 m. en 2 vr.) kon later nog worden voldaan. In de laatste 4 jaren werden niet minder dan 1006 aanvragen afgewezen (374 m. en 632 vr.).
De algemeene gezondheidstoestand was over het algemeen vrij gunstig, toch bleek het voor vele patiënten noodzakelijk dat extra voedsel verstrekt werd, zooals melk en eieren; dit staat in verband met lichamelijk lijden dat n iet zelden bij krankzinnigen voorkomt. Ook enkelen van het personeel konden wegens ziekte geen dienst verrichten en moesten langer of korter te bed worden verpleegd. Eene vroegere linnenjuffrouw was nog altijd niet in staat om voor zichzelf te zorgen en genoot daarom eene wekelijksche toelage van het Bestuur.
In de apotheek werden niet minder dan 5155 recepten voor inwendig gebruik, 1102 recepten voor uitwendig gebruik, 1270 enkelvoudige recepten en 1264 stuks verbandmateriaal gereed gemaakt.
Hersteld ontslagen werden 37 patiënten (16 m. en 21 vr.) zijnde gemiddeld 36,6 pCt. van het aantal opgenomenen en 5,8 pCt. van het totaal aantal verpleegden. Het blijkt dat zoowel bij de mannen als bij de vrouwen het grootste aantal herstelden voorkomen bij de patiënten die leden aan melancholie of verwardheid. De meeste herstelden werden korter dan een jaar hier verpleegd; met dankbaarheid kan worden vermeld dat 2 mannen van 60 – 70 jaar onder Gods zegen nog hersteld de inrichting konden verlaten.
Niet hersteld ontslagen werden 24 patiënten (16 m. en 8 vr.) waarvan 2 mannen en 2 vrouwen naar eene andere inrichting van denzelfden aard werden overgebracht, 10 mannen werden op verzoek van de familie ontslagen omdat zij verder thuis zouden worden verpleegd, 3 van deze waren tevens lichamelijk ziek, 4 mannen werden niet hersteld ontslagen omdat zij in gezinsverpleging waren en de rechtbank bezwaar maakte de gevraagde machtiging te verstrekken, 2 mannen werden overgebracht, waarvan 1 naar het gesticht Veldwijk en 1 naar het gesticht Endegeest. Van de vrouwen konden 6 weer naar den huiselijken kring terugkeeren en na eenigen proeftijd, ofschoon niet hersteld ontslagen worden, terwijl 2 vrouwen naar Veldwijk werden overgeplaatst.
Overleden zijn 54 patiënten (29 m. en 25 vr.) waarvan 8 m. en 3 vr. aan zoogenaamde hersenverweeking; 1 m. en 5 vr. stierven nadat zij nog geen drie maanden in het gesticht hadden doorgebracht. Het gemiddeld sterftecijfer op 100 verpleegden was 8,5 n.l. 8,9 voor de mannen en 8,1 voor de vrouwen. Dit cijfer is verhouding met het voorgaande jaar tamelijk hoog, het bedroeg toen gemiddeld 7,3. Het aantal sterfgevallen aan paralyse (hersenverweeking) was dit jaar niet bijzonder groot; als bewijs echter hoe grooten invloed deze ziekte op het sterftecijfer uitoefent, kan worden medegedeeld dat in de laatste 8 jaren niet minder dan 88 van de 189 mannen (46,6 pCt.) daaraan zijn overleden, bij de vrouwen is dit cijfer belangrijk lager, 18 van de 127 (14 pCt.).
Het aantal ontvluchtingen was in het afgeloopen jaar niet zoo groot als anders, maar helaas eindigde een geval met doodelijken afloop; een man die in den tuin aan het werk was, wist zich aan het toezicht te onttrekken, en had een einde aan zijn leven gemaakt toen hij de volgenden morgen werd ontdekt; dergelijke gevallen leeren ons eerst recht onze diepe afhankelijkheid kennen, want al worden de meeste voorzorgen genomen, dan kan toch de Heere alleen ons zulke treurige ongelukken bewaren. In de Stichting zelve kwam geen geval van zelfmoord voor, al werden door enkele patiënten herhaalde pogingen daartoe aangewend.
Inwendige lijkopening kon in vele gevallen met toestemming van de betrokken familie geschieden; met het oog op het wetenschappelijk onderzoek wordt deze toestemming die in 37 van 54 gevallen werd verleend, natuurlijk altijd bijzonder op prijs gesteld.
De gezinsverpleging werd op bescheiden schaal voortgezet; voor vrouwen bleek zij met allerlei moeilijkheden gepaard te gaan, die bij mannen zich niet voortdeden. In het geheel werden 22 patiënten (20 m. en 2 vr.) in gezinnen verpleegd; de vrouwen werden weer naar de Stichting overgeplaatst en door mannen vervangen. Naar hunne familie keerden 4 m. uit de gezinsverpleging terug, naar de Stichting 7 m. en 2 vr., zoodat bij het einde des jaars 9 mannen in het gezin verpleegd werden, 1 plaats was er open; bij het begin des jaars waren 5 mannen en 2 vrouwen in gezinsverpleging.
In bewaring werden gesteld 7 mannen en 2 vrouwen, waarbij 5 maal de hulp van den burgemeester van Loosduinen moest worden ingeroepen, omdat de bij de wet vereischte stukken niet bij de opname aanwezig waren. In min of meer spoedeischende gevallen werd 4 maal door den burgemeester van eene andere gemeente tot in bewaringstelling overgegaan.
Bij de voeding werd er steeds zooveel mogelijk naar gestreefd verscheidenheid in het menu aan te brengen, gewoonlijk worden bij het middagmaal aardappelen en groenten afzonderlijk gegeven; het personeel gebruikt in den regel de maaltijden gezamenlijk met de patiënten. Aan de zieken en die het verder noodig hebben, wordt in overleg met de familie en op voorschrift van den geneesheer extra voedsel verschaft.
In de kleeding en de ligging der patiënten werd geene verandering gebracht.
De godsdienstoefeningen werden op geregelde tijden gehouden en slechts zelden kwam daarbij eenige stoornis voor, gemiddeld waren bij elke godsdienstoefening 170 patiënten aanwezig, 120 mannen en 50 vrouwen. Het gebeurde vrij zelden, dat openbare godsdienstoefeningen door onze patiënten bijgewoond werden. De wenschelijkheid om het kerkgebouw wat te verfraaien blijft nog altijd bestaan.
Wegens gebrek aan personeel kon niet zooveel aan de werkverschaffing worden gedaan als zulks wel wenschelijk was; inzonderheid bij de mannen was dit het geval. Dit is te meer te betreuren omdat in het verrichten van geregelden arbeid een krachtig middel is gelegen om de genezing te bevorderen. Enkele patiënten werden geregeld door een der tuinknechten gehaald en gebracht en werkten in moestuin, anderen waren met een arbeider bezig met cokes kruien, wasch op halen enz., nog anderen werkten mede in het bosch. Gemiddeld werkten 70 – 90 mannen en 80 – 100 vrouwen.
Van de middelen tot uitspanning werd door tal van patiënten een dankbaar gebruik gemaakt, onder de leiding van den geestelijk verzorger wordt eenmaal per week uitdeeling van boeken gehouden. Een aantal dag- en weekbladen circuleerden geregeld in portefeuilles en zijn voornamelijk eerst voor het personeel bestemd en worden daarna op de zalen door de patiënten gelezen. De Vriendenkring >>Bloemendaal” te ’s Gravenhage heeft tot ons leedwezen den arbeid gestaakt, maar in de plaats daarvan blijft de heer Smelik ons af en toe nog lectuur bezorgen. Ook de heer S. Van Velzen, bestuurslid van Bloemendaal zendt ons geregeld elke week een flink pakket dagbladen terwijl wij een groot pak met geïllustreerde tijdschriften van den boekhandelaar J. Cikot in Den Haag ontvingen waarmede wij bijzonder waren ingenomen. Van wandelen kon wegens gebrek aan personeel vaak niet zooveel terecht komen, vooral niet bij de mannen als dit wel wenschelijk werd geoordeeld. Tot verdere ontspanning zijn voor de patiënten in elk paviljoen verschillende spelen aanwezig, waarvan door velen gaarne gebruik wordt gemaakt. Toch zou vermeerdering van het aantal spelen en ook grootere verscheidenheid alle aanbeveling verdienen. De zangvereeniging de Lofstem en het fanfarecorps Excelsior gaven alleen of gezamenlijk enkele malen eene uitvoering, die door de patiënten zeer op prijs werden gesteld, gemiddeld waren daarbij 160 patiënten tegenwoordig (100 m. en 60 vr.). De jongedochtersvereeniging >>Wees een zegen” hield met Hemelvaartsdag een bazar, waarvan de opbrengst strekte om de patiënten een feestelijk samenzijn te bereiden, dat 15 Juli in de openlucht werd gegeven; alle vereenigingen werkten mede tot dit feest, dat tot genoegen van allen inderdaad zeer goed geslaagd is. Op 31 Augustus werd op het terrein een groote zanguitvoering gegeven, waartoe ook een zangvereeniging uit Den Haag en eene uit Naaldwijk medewerkten, wat met dankbaarheid hier wordt vermeld, de onkosten van de tractatie werden ook toen door de jongedochtersvereenigingen gedragen.
Afzondering werd zoo weinig mogelijk, lijfsdwang in het geheel niet toegepast, éénmaal bij de dag werden afgezonderd 0 m. en 1 vr. bij nacht, 2 m. en 1 vr. zelden bij dag, 3 m. bij nacht, 3 m. en meermalen bij dag, 3 m. en bij nacht 5 mannen.
De gewone inspectie van den officier van Justitie met den Hoofdinsecteur van de volksgezondheid, en die van den Inspecteur voor het staatstoezicht op krankzinnigengestichten gaven tot geen bijzondere opmerkingen aanleiding. De verhouding tot deze autoriteiten was naar wensch en met dankbaarheid kan melding gemaakt worden van de groote welwillendheid van hunne zijde ondervonden.
Het verslag van den Geestelijken Verzorger van Bloemendaal, niet ter beschikking zijnde, kunnen daaruit ditmaal geene mededeelingen worden gedaan.

Dennenoord.

In de maand Juni werd een nieuw paviljoen voor 27 rustige vrouwen geopend, dat speciaal voor bedverpleging is ingericht.
Een tweede paviljoen voor 33 onrustige mannen werd in Augustus in gebruik genomen. De tuin achter dit paviljoen is in drie deelen verdeeld.
Ten dienste van de gezinsverpleging werd  een dubbele woning gebouwd.
De nieuw gebouwde woning voor den Geneesheer Directeur werd door dezen betrokken, terwijl Dr. Ronda zijn intrek nam in de woning voor den Geneesheer-Directeur verlaten.
Hoewel ook dit jaar de wisseling onder de dienende broeders en zusters vrij groot was, werden toch telkens de opengevallen plaatsen weder ingenomen.
Zoo min over de ouderen, als over de nieuwelingen viel reden tot klagen. Met dankbaarheid mag worden vermeld dat over ’t geheel de dikwijls zware taak met ijver en toewijding werd verricht.
Onder de hoofden der mannenpaviljoenen kwam geen vertrek voor.
Twee gediplomeerde hoofdverpleegsters verlieten den dienst, de eene om in particuliere verpleging te gaan, de andere omdat ze in haar ouderlijk huis niet langer kon gemist worden.
Van de gediplomeerde verplegers verliet slechts één de Stichting wegens engagement en ging over naar Veldwijk.
Van de niet gediplomeerde verplegers verlieten ons 15, van wie 1 overleed, de overigen wegens militairen dienstplicht, ongeschiktheid of andere redenen.
Behalve de reeds genoemde verpleegsters verliet ons nog 1 gediplomeerde, om voor vroedvrouw te leeren.
Verder nog 15 niet gediplomeerde, waarvan 2 wegens huwelijk, de overige wegens gebrek aan lust of geschiktheid en andere redenen.
Het jaarlijksch examen van het verpleegpersoneel had met gunstig gevolg plaats. Aan 5 broeders en 3 zusters kon het diploma met insigne worden uitgereikt.
Onder het kantoorpersoneel hadden enkele mutatiën plaats.
In dit jaar overleden 14 mannelijke en 23 vrouwelijke patiënten, van welke ongeveer de helft zeer kort na hunne opname in verpleging. De leeftijd variëerde van 10 tot ruim 70 jaren.
Hersteld ontslagen werden 25 mannen en 34 vrouwen, die op enkele uitzonderingen na, minder dan 1 jaar in verpleging waren geweest, dat is ruim 31% van het getal opgenomenen. Onder deze waren er 7 die den leeftijd van 60 jaren hadden overschreden.
De gezondheidstoestand der verpleegden was over het algemeen gunstig. Het nieuwe Paviljoen voor bedverpleging ingericht en geheel gelijkvloers, voldoet zeer goed. De oudjes gevoelen er zich zeer behagelijk. 18 gevallen van ontvluchting kwamen voor. Alle patiënten werden spoedig weder teruggebracht of meldden zich zelven weder aan.
Ongelukken werden door Gods genade verhoed. Ook met pogingen tot zelfmoord, die enkele malen voorkwamen, was dit het geval. Een geval van zelfmoord deed zich voor bij een patiënt, die howel niet hersteld, op dringend verzoek der familie met verlof naar huis was gegaan.
Slechts in 2 gevallen kon van de betrokken familie vergunning tot lijkopening worden verkregen.
In de kleeding, ligging en reiniging kwam geen verandering.
In de voeding kwam in enkele artikelen een kleine verhooging.
De godsdienstoefeningen werden geregeld bezocht door 77 mannen en 77 vrouwen, nooit door 104 mannen en 169 vrouwen, terwijl de overige patiënten die ongeregeld bezochten.
Even als op de zusterstichtingen werden ook op Dennenoord zooveel mogelijk door patiënten werkzaamheden verricht.
Geregeld namen daaraan deel een 40 à 50 tal mannen en een 80 tal vrouwen, terwijl een 20-tal mannen en een 30-tal vrouwen ongeregeld of zelden daarin deelden.
Toch zijn door de vrouwen gebreid 90 borstrokken en 220 paar kousen, en verder gemaakt: 680 lakens, 420 sloopen, 600 handdoeken, 120 halsdoeken, 200 schorten, 80 zakken, 60 rokken, 24 nachtjakken en 36 flanellen.
In de isoleers zijn afgezonderd geweest, 1 man (gedurende de eerste 8 maanden) geregeld bij dag, 4 vrouwen zelden bij dag, waarvan 2 ook een enkele keer bij nacht. 1 Vrouw ongeregeld bij dag, soms bij nacht (gedurende de laatste 4 maanden des jaars).
Tengevolge van het ongunstige zomerweder is slechts 1 rijtoer gemaakt, waaraan 38 vrouwelijke patiënten deelnamen. Bovendien heeft het fanfarecorps 2 uitvoeringen in de open lucht en de zangvereeniging 1 uitvoering in de kerk gehouden, waarvan een 200 tal patiënten genieten kon en waarbij tevens eenige versnapering werd aangeboden.
De Geestelijk Verzorger mag ook in zijn verslag melding maken van den zegen des Heeren door hem in zijn dienstwerk ervaren. Bijna zonder uitzondering kon hij dien onafgebroken waarnemen. De ondervindingen daarbij opgedaan, zoowel bij de prediking des Woords als bij persoonlijk bezoek, zijn alzoo dezelfde als in vorige jaren. Zoowel de stille aandacht die in den regel bij de godsdienstoefeningen wordt waargenomen, als de belangstelling die door sommigen bij samenspreking wordt aan den dag gelegd, geven goede hope dat de arbeid op dit gebied niet ongezegend is. Een enkel voorbeeld daarvan vond de Geestelijke Verzorger in een toevallijder, die op Dennenoord de behoefte des gebeds had leeren gevoelen. Wat hij thuis niet deed, deed hij hier geregeld om namelijk vóór den maaltijd en als hij zich te slapen legde, het aangezicht des Heeren te zoeken, terwijl hij geregeld en zeer gaarne ter kerke ging. Toen hij eens eenige dagen naar huis ging, nam hij een uitgeschreven kindergebed mede, om dat aan zijne broertjes en zusjes te leeren. In die dagen brak ook het oogenblik zijner verlossing uit lijden aan. Den laatsten dag zijns levens bracht hij veel buiten door en zag telkens naar boven. Op de vraag zijner moeder naar de reden daarvan, was zijn antwoord: >>Ik zie naar boven, of die wolken niet willen weggaan om den Heere Jezus te vragen of Hij mij een plaatsje in den hemel bereide. En, moeder, het duurt niet lang meer, of Hij haalt mij”. Nog dienzelfden dag werd hij ernstig ziek en den volgenden dag ging hij heen. Zoo kan de Heere zelfs krankzinnigheid tot eeuwigblijvenden zegen doen medewerken en mag dit ons een prikkel zijn om onvermoeid in den arbeid voort te gaan, de uitkomst in stil vertrouwen aan den Heere overlatende.
Ook onder de dienende broeders en zusters werd zoo geregeld mogelijk met den arbeid voortgegaan. De jongelingsvereeniging werd veel bezocht, bij de zusters kon dit om verschillende redenen slechts in het begin des jaars geschieden. Negen malen konden met het verpleegpersoneel bidstonden worden gehouden. Bij de opening van het paviljoen geschiedde dit onder leiding van den Voorzitter der Vereeniging, Prof. Lindeboom.
Nu en dan kwamen ziekten voor onder het persneel, en werd alsdan menig ziekenbezoek gebracht. De verpleger J. Pool werd na korte ongesteldheid door den dood uit den kring weggenomen. Zijn heengaan was in vrede, waarvan hij ook tijdens zijne krankheid getuigenis gaf.
Ook het overige personeel aan de Stichting verbonden werd bezocht of kwam tot geestelijke bespreking samen. De uitbreiding van der Stichting is echter oorzaak dat dit minder wordt.
Het fanfarecorps bleef bestaan en bewees goede diensten. Ook de zangvereeniging kreeg bij het naderen van het Kerstfeest nieuw leven en gaf toen een goed geslaagde uitvoering. De jongelings-vereeniging ging niet vooruit, de jongedochters-vereeniging daarentegen trad een tijdperk van bloei in onder de leiding van Mevrouw Wieringa, door wier bemiddeling ook eene vereenging >>Tryfosa” werd tot stand gebracht, in den geest en met het doel als Charitas op Veldwijk, die aanvankelijk reeds goede vrucht voor Dennenoord afwierp.
En zoo blijkt uit vorenstaande korte mededeeling dat er stof is tot roemen in den Heere. Hij ontvange daarvoor den dank onzer harten. Hij zie ons met al onze zonde en tekortkomingen aan in den Zoon Zijns welbehagens. Zijn oog zij voorts in gunst op al onze Stichtingen geslagen.

H.W. MARLE,
Secretaris

Verslag van de Penningmeester

Verslag van de Penningmeester.

Eenige nadere toelichting bij de winst- en verliesrekeningen der drie Stichtingen is zeker niet overbodig en ben ik gaarne bereid te verstrekken.
De contributiën hebben opgebracht f 12.112,37, alzoo f 138,74 minder dan in 1902. Een aantal contributanten hebben bedankt of zijn overleden, vele anderen zijn toegetreden door den arbeid van eenige predikanten, die op verzoek van her Bestuur onzer Vereeniging met groote welwillendheid in hun omgeving spreekbeurten in het belang der Vereeniging hielden.
De vertegenwoordiger T. V.D. Ploeg Jz. bleef tot 1 October 1903 werkzaam, op dien datum heeft hij den dienst der Vereeniging verlaten.
Verreweg het grootste deel der correspondenten heeft op tijd afgerekend; mijn oprechten dank zij hun geboden voor hunne medewerking.
De kerkelijke collecten in 40 kerken hebben f 614,60 bedragen, een vermeerdering van 9 kerken met f 49,295 boven het vorig jaar; de bijzondere collecten in 42 bijeenkomsten hebben f 746,325 opgebracht, alzoo f 188,85 minder dan in 1902.
Aan giften werd ontvangen f 2.636,02 en aan legaten f 3.652,76.
Het zal door een ieder worden toegegeven, dat de vermeerdering der kerkelijke collecten niet groot is. Nu wij voorloopig geen nieuwen vertegenwoordiger aanstellen, hopen en vertrouwen wij, dat de kerkelijke collecten zullen vermeerderen. Het is ons nog gansch onmogelijk zonder die collecten aan al onze verplichtingen te voldoen. Mogen nog meerdere predikanten ons hulp met groote dankbaarheid aanvaarden. Ik ben gaarne bereid daarvoor de noodige inlichtingen te verstrekken.
Veldwijk sluit met een batig saldo van f 6.501,71 bij een aflossing van f 17.000,-.
Bloemendaal sluit met een batig saldo van f 7.769,045 bij een aflossing van f 6.500,-.
En Dennenoord met een batig saldo van f 1.975,76 bij een aflossing van f 2.500,-. De ziekeninrichting Boschhoek voor kranke verpleegsters sluit met een nadeelig saldo van f 0,67.
De afschrijvingen zijn als volgt:

Van de 11e 3½ % geldleening is nog steeds een bedrag van f 40.900,- in portefeuille.
Van de 18e leening moest op 31 December 1903 nog geplaatst worden f 71.800,-.

Voor Veldwijk zijn in den loop van 1903 betaald eenige termijnen van de aannemingsom van een dokterswoning en verbouwingen van een paar paviljoenen en andere gebouwen tot een bedrag van f 29.462,12.
Voor de electrische verlichting werd nog een bedrag van f 5.851,625 uitgegeven, waarvoor wij reeds vorig jaar de aanzienlijke gift van f 2.000,- ontvingen.
Voor den aanleg van terreinen werd uitgegeven f 1.034,66, terwijl eenige kleine verbouwingen een uitgaaf van f 2.455,745 vorderden.
Aan meubilair werd aangekocht voor een bedrag van f 4.646,74.
Voor Bloemendaal werden betaald de eerste termijnen van de aannemingsom van een dokterswoning tot een bedrag van f 4.296,72.
Voor de nieuwe dubbele woningen werd nog uitgegeven een som van f 10.174,-, de vertimmering der kantoren kostte f 350,38 terwijl aan de terreinen nog f 155,57 ten koste werd gelegd.
Voor Dennenoord werden betaald de laatste termijnen der aannemingsom van 2 paviljoenen, woning voor den Geneesheer-Directeur, dubbele woning voor gezinsverpleging, werkplaats voor stille bedrijven, wachthuisje voor de tram, verbouwing van keuken en waschhuis en verbouwing van 2 paviljoenen tot een bedrag van f 21.386,945.
Ten koste werd gelegd aan den bouw van 2 andere paviljoenen en een dubbele woning voor gezinsverpleging een som van f 89.111,86.
Voor den bijbouw der cokeloods werd uitgegeven f 590,- en voor den bijbouw der tuinmanswoning f 176,23.
Een tweede reservoir en stoompomp in den watertoren vorderden een uitgaaf van f 1.799,10.
Voor nieuwe varkenshokken werd betaald f 2.050,-; voor aanleg der telefoon in nieuwe gebouwen f 515,22 en voor diverse kleine werken f 440,39.
De aankoop van een perceel weiland in de nabijheid der Stichting, het in orde brengen van ongeveer 3 Hectaren boschland, waarvan de dennen waren verbrand en van de terreinen bij de nieuwe paviljoenen vorderden een uitgaaf van f 12.793,45.
Het meubilair, dat voor de nieuwe paviljoenen moest worden aangeschaft, werd betaald met f 9.898,915.
Betreffende het pensioenfonds verwijs ik naar de rekening van dat fonds, opgenomen in dit jaarverslag.
Met groote voldoening mag ik terugzien op het afgeloopen jaar; het heeft ons wederom aan niets ontbroken. Het <<te kort>> van Veldwijk van vorige jaren is in 1903 gelukkig geworden een batig saldo.
De giften en legaten waren aanzienlijk meer dan in 1902. Door een en ander konden de afschrijvingen grooter zijn; zeer is het te hopen, dat deze gunstige toestand nog eenige jaren mag aanhouden, vooral met het oog op de veel te hooge bedragen van het meubilair.
Ten slotte een woord van hartelijken dank aan al de beambten der 3 Stichtingen en van het Centraal kantoor, die over het algemeen met grooten ijver en toewijding medegewerkt hebben mijn gewichtigen taak als Penningmeester aanmerkelijk te verlichten.
Mogen zij mij die zoo noodige hulp blijven verleenen en moge de Heer mij gezondheid en kracht geven om deze taak naar behooren te blijven vervullen.

De Penningmeester,
S. VAN HEEMSTRA

Amsterdam,
Juli 1904

Bijlagen

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.