1915-03-27 – Fragment uit De Spiegel 9de Jrg. – No. 26

De Vereeniging “Tot Christelijke Liefdadigheid” te Wagenborgen.

Terwijl de noodkreten van de slagvelden opstijgen en het  ,,Roode Kruis” daar het werk van barmhartigheid verricht, blijft het burgerlijk leven even ernstig als ooit geroepen om zijn ellende niet te vergeten. Wij hebben in Nederland vele schoone stichtingen, waar de liefde van Christus dringt tot verpleging en verzorging van ongelukkigen van allerlei aard, ieder met zijn eigen taak. Hier zijn krankzinnigen, ginds doofstommen, daar blinden, tuberculose- lijders en allerlei ziekten; zij vinden een plek, waar hun lichaam en ziel hulpe geboden wordt. De Vereeniging ,, T.C.L.”, te Wagenborgen, kan men het supplement op alle andere stichtingen noemen. Wie nergens terecht kan, vindt daar een plaats. ZOO is in het uiterste hoekje van ons land, onder voortreffelijke leiding, in voor het doel in alle opzichten geschikte gebouwen, een kleine maatschappij gevormd van gebrekkigen, lammen, kreupelen, idioten. Bij de afbeeldingen op deze pagina`s deelen wij bijzonderheden mede.

Eén vraag dringt zich telkens weer op bij ieder, die een werk van zulk een omvang in zoo afgelegen oord gadeslaat: Hoe kwam dit alles tot stand? En dan luidt het verhaal van `s Heeren wondere wegen aldus: In het jaar 1873 woonde te Wagenborgen een eenvoudig gezin, de familie Brons, bestaande uit twee broeders en eene zuster. Niets anders hadden ze op `t oog dan den Heere te dienen, in Zijne wegen te wandelen, en wel in `t bijzonder Hem te dienen ten opzichte van ongelukkigen, zooals lammen, kreupelen en idioten. Maar hoe deze beklagenswaardigen in `t namelooze lijden te helpen? `t Was spoediger gezegd dan gedaan. Men rustte niet met plannen te maken. Eindelijk kwam een der broeders met een voorstel, n.l. om te beginnen met twee stumperds ter verzorging in eigen woning op te nemen. Hadden de andere broeder en ook de zuster in `t eerst eenige bedenkingen, toch zag men ten slotte over al de bezwaren heen en toog men in eensgezindheid aan het werk. Om nu maar niet van de dikwijls voorkomende moeilijkheden te spreken, want `t is te begrijpen, dat die zeer vele waren, was het kleine stekje geplant, en een wonder kan `t genoemd worden: dat kleine zaadje is onder den zegen des Heeren een groote boom geworden, onder welks bladeren thans 300 ongelukkigen worden verpleegd. Men vergete vooral in deze tijden ,, Wagenborgen” niet.

De heer W.K.H. MAGENDANS, directeur, en Mevr. A.J. MAGENDANS-HARMSEN. De heer Magendans kwam in 1884 als hoofd der bijzondere school aldaar te Wagenborgen en maakte toen kennis met het werk van Brons. Moeilijke dagen waren aanstaande, schulden moesten afbetaald tot groote bedragen. Men koos den heer M. tot bestuuder, die, in 1885 als secretaris opgetreden, de zaak flink aanvatte. In 1893 tot directeur benoemd, heeft hij zich geen rust gegund, totdat alles, ook financieel, op goeden grondslag rustte.

WOONHUIS VAN DEN DIRECTEUR.

ZIEKENBARAK

Vrouwenpaviljoen ,,Eben-Haëzer”. Vader Brons begon het werk in zijn eigen woning in het jaar 1873. Later kwam het gebouw ,,Bethel”, waarin mannen en vrouwen werden verpleegd. Het was een groote verbetering, toen 1 November 1891 den mannen ”Bethel” uit en ,,Eben-Haëzer” in konden trekken. In 1910 kwam een nieuw mannenpaviljoen tot stand en werd ,,Eben-Haëzer”, na een duchtige restauratie, voor vrouwenpaviljoen ingericht.

Ziekenbarak, bakkerij en schoenmakerij. Evenmin als werkplaatsen, waschinrichting, keukengebouw, woningen voor employés, kan in een stichting als deze een ziekenbarak gemist worden.

Bakkers- en schoenmakerswoning en boerderij. Dat ongelukkigen hun dagen evenmin in ledigheid kunnen doorbrengen als wie gezond van lichaam en geest zijn, verstaat ieder.

Pantoffel- en mattenvlelchterij. Met deze afbeelding moeten wij eindigen, de binnenpagina’s zijn vol. Als uw hart nu vol is van het besef der genade, die God in gezondheid en welstand geeft, dan zorgt ge mede, dat ook de kas van deze stichtingen gevuld blijft.

Idiotenpaviljoen ,,Bethesda”. Tot 1893 waren te Wagenborgen ook idioten verpleegd, zonder dat men wist, welke eischen de wet daaraan stelde. Er waren er reeds 20, toen de inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht hiervan hoorde. Het bestuur werd voor de keuze gesteld, de verpleging van idioten op te geven, of een afzonderlijk gebouw daarvoor te stichten. Men heeft het laatste gekozen en zoo kwam onder Gods hulp ,,Bethesda” tot stand.

Mannenpaviljoen ,,Rehobôth”. Het werk der barmhartigheid te Wagenborgen is niet kunstmatig in het aanzijn geroepen, maar gegroeid als de ontplooiing van Gods werk. Het aantal verpleegden nam steeds toe, zoodat telkens nieuwe gebouwen noodig waren. ,,Rehobôth” werd in 1910 geopend, als het laatste van de vijf hoofdgebouwen, die de stichting thans telt.

Vrouwenpaviljoen ,,Salem”. Toen in 1891 de mannen ,,Bethel” verlieten, was er aanvankelijk plaats genoeg voor de vrouwen, maar haar aantal nam zoodanig toe, dat een tweede vrouwenpaviljoen noodig werd. Zoo kwam in 1900 ,,Salem” tot stand. Getuigen de namen ,,Eben-Haëzer” en ,,Rehobôth” van de hulpe Gods, bij het stichten dezer gebouwen ondervonden, ,,Bethel” en ,,Salem” spreken van het doel, waartoe zij gesticht werden.

Directeurswoning. Dat bij een stichting, als die te Wagenborgen een flinke directeurswoning noodig is, begrijpt ieder. De wijze, waarop men woont en leeft, heeft grooten invloed op iemands optreden. In de eerste dagen van het directeurschap hebben de heer en mevrouw Magendans zich geducht moeten behelpen ten koste van hun huiselijk leven. Einde 1894 kon de nieuwe woning betrokken worden, waar zoo belangrijke levensroeping wordt vervuld.

(Bron: Siemon van der Wal)

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.