Header - Personeelskrant DNO

1975-09 – Personeelskrant Dennenoord – 3e Jrg. No. September

blz. 2 – Redactioneel – Inhoud – Bibliotheek

Redaktioneel

Er is ook deze maand weer voor ieder wat wils!

’t Begint in ieder geval goed: met een Boeren Bruiloft, waar een ieder van kan genieten. ’t Feesten is trouwens niet van de lucht, want de sociale uitkijkpost stelt schone dingen in ’t vooruitzicht: een extraatje eind augustus en straks nog wat meer dan u gewend was. Of de aanleiding tot deze extraatjes nu wel zo vreugdevol is, staat te bezien.
Een en ander wordt muzikaal omlijst door ons gerestaureerd kerkorgel, waarover iets wordt verteld, kompleet zelfs met dispositie. Wanneer u het horen wilt, kunt u terecht op zondag 31 augustus, als de kerk weer in gebruik wordt genomen. Schikt u die datum niet, dan op naar Piet van Egmond op 23 september. Een ander feest waarover verslag wordt gedaan is het zomerfeest, dit jaar begunstigd door prachtig weer!
Sport komt ook overvloedig aan de orde. ’t Volleybaltoernooi werd zelfs door ’t Dennenoordteam gewonnen! Mocht het verslag over het wadlopen u niet animeren om een volgende keer mee te gaan, dan kunt u altijd nog een puzzle oplossen. Lukt dat niet, dan kunt u zich nog uit een vliegtuig laten vallen, aan een valscherm uiteraard: zie ‘In de Roos’.
En anders zijn er nog de mutaties.
Over veranderingen gesproken, last but not least: Ds. Tang vertrekt na 15 jaar en geeft in een interview wat impressies.
Veel genoegen, ook deze keer toegewenst, met uw krant.

Redaktie

Nieuws van de redaktie

Het is een (goede) gewoonte dat, vooral bij personeelsbladen, er na een aantal jaren een redaktionele wisseling plaatsvindt. Ook ons blad vormt op deze regel geen uitzondering: dit septembernummer heeft een nieuwe eindredakteur.
Ds. Polman heeft het roer overgedragen aan collega Vlaanderen. Eerstgenoemde heeft veel werk verzet om de krant van de grond te helpen en haar iedere maand weer te laten verschijnen. Het pad van de eindredakteur gaat niet over rozen, ook Ds. Vlaanderen zal dit ervaren. Het verdelen van taken binnen de redaktie, het indelen van de krant, interviews afnemen e.d., het lijkt allemaal eenvoudig, maar er gaat veel werk en tijd in zitten. Ds. Polman zal er wel eens tot in de kleine uurtjes aan gewerkt hebben, want vaak komt er op het laatst nog veel kopij binnen, waardoor de eindredaktie op het het laatste moment moet gebeuren. Ds. Polman, welbedankt voor alles.
Tevens heten we hierbij Ds. Vlaanderen welkom. Nadere introduktie lijkt ons overbodig. We wensen hem veel sterkte.
Naast Ds. Polman verdwijnen ook mej. Gnodde en dhr. Muthert. In dit nummer vindt u een advertentie, waarop een ieder die belangstelling heeft, kan reageren.

Redaktie

UIT DE BIBLIOTHEEK
Nieuwe aanwinsten

blz. 3 – Sociale uitkijkpost – Orgelrestauratie

½Sociale Uitkijkpost

Salarismaatregelen per 1 augustus 1975

De salarisverhoging

De uitkering ineens

De vacantietoeslag

C.A. de Graaf
Personeelszaken

ORGELRESTAURATIE

Als sluitstuk van de Dennenoord kerkrestauratie is ook het orgel aan de beurt gekomen. Het woord sluitstuk mag bepaald niet in de stiefmoederlijke zin worden opgevat, omdat de noodzakelijke grote schoonmaak- en reparatiebeurt tegelijkertijd een werkelijk stuk orgelrestauratie mocht inhouden.
Het orgel in de Stichtingskerk dateert vermoedelijk uit 1927 en moet geadviseerd zijn door de toenmalige organist der Laurenskerk te Rotterdam J.H. Besselaar. Het is gebouwd door de firma Koff te Utrecht. Het had een als romatisch bedoelde klank, welke echter met een naar huidige begrippen veel te groot aantal strijkersregisters en te weinig tongwerken werd bereikt, terwijl te weinig en te dof geïntoneerde vulstemmen alsmede dikklinkende fluiten en een onvolledig prestantenkoor debet waren aan een vrij groezelige en ondoorzichtige, brijachtige klank. Niettemin had het tussen de bestaande orgels in Zuidlaren een eigen klankkleur welke door de warmte ervan toch een zekere populariteit genoot.
Ongeveer 40 jaar nadien, dus in de latere zestiger jaren, was de speeltafel aan een uitvoerige reparatiebeurt toe. Van deze gelegenheid maakten we gebruik om de toon van het overigens ‘hartverwarmend’ klinkende orgel, dat toch te veel op een vergroot harmonium leek, op te helderen. Dit kon relatief goedkoop gebeuren door bestaand pijpenmateriaal van strijkregisters in te korten: de pijp halveren betekent de toonhoogte met een octaaf vermeerderen.
Een dergelijke ingreep is vanzelfsprekend een noodoplossing. Immers de kleur van het register wordt o.a. bepaald door de mensuur, d.i. de maat of de diameter van het pijpwerk. Strijkers hebben een nauwe mensuur, prestanten een normale mensuur. Toch werd een stuk opheldering der klank inderdaad teweeg gebracht doordat op het hoofdwerk een Quint 2²/3′ en een Octaaf 2′ werden gemaakt als ook op het zwelkwerk een Octaaf 4′ en een Quint 1¹/3′ werden gebouwd, zoals gezegd van bestaande strijkerspijpen.
Tevens werd tijdens genoemde grote reparatie de Bazuin van het pedaal uitgebreid van slechts 1 Octaaf tot het totaal van 2½ Octaaf (dus 12 tot 30 pijpen). Hiermee bezat het pedaal twee volledige registers, nl. de houten Contrabas 16′ en de genoemde Bazuin 16′; de rest bestond uit transmissies van het hoofdwerk.
Tijdens deze reparatie, welke overigens voornamelijk de speeltafelmechaniek betrof die onbetrouwbaar begon te worden en versleten raakte, werd reeds door de orgelbouwer geadviseerd om de speeltafel binnen 5 à 10 jaar – wanneer deze wel op zou zijn – te electrificeren. Het orgel bezat nl. een pneumatisch systeem en de aanspraak was daardoor in de lagere registers resp. tonen traag, hetgeen normaliter al een bezwaar is maar door slijtage storend ging werken.
Toen dus de restauratieplannen t.a.v. het kerkgebouw in een definitief stadium kwamen, kon het orgel niet buiten beschouwing blijven. Teneinde het slecht hoorbare zwelwerk, opgesteld achter het hoofdwerk, beter te laten functioneren en daarmee ook de totaalklank te verbeteren, is aanvankelijk – op advies van een deskundigen-commissie bestaande uit de heren Johan Vetter en Johan van Dommele – overwogen het zwelwerk naar voren te halen: hoofdwerkkast en zwelwerkkast zouden dan naast elkaar i.p.v. achter elkaar worden opgesteld.
Dit zou echter alleen zin hebben, wanneer de akoestiek verbeterd zou zijn, aldus nog steeds de adviseurs, door een beter en lager plafond, dan het huidige aan te brengen.
Deze adviezen werden overigens reeds in het eerste overlegstadium omtrent de kerkrestauratie, dus al 3 à 4 jaar geleden, ingewonnen. Toen eenmaal de restauratie van het kerkgebouw ministerieel werd goedgekeurd en de werkzaamheden konden worden aangevangen, moest een beslissing worden genomen, t.a.v. plafond en opstelling der orgelkast. In het overleg met de heer Garst (als coördinator totale verbouw) en Ds. Vlaanderen (namens de Geestelijke Verzorging), tezamen met ondergetekende, vond na de vorige zomervacantie herniewde bezinning en gedetailleerde oriëntatie plaats, welke leidde tot afweging van architectonische, akoestische en dispositie-technische belangen, alles binnen het raam van het financieel mogelijke, waarin economisch adjunct-directeur ons zoveel mogelijk ‘speelruimte’ heeft gegeven.

Vervolg op pagina 15

blz. 4 – Afscheid Ds. Tang

Afscheid Ds. M.J. Tang

Ter gelegenheid van dit afscheid had de redaktie een gesprek met de scheidende pastor.

Je gaat nu van Zuidlaren naar Utrecht. Dat zal in alle opzichten wel een hele verandering zijn?
In menig opzicht wel. Maar helemaal onbekend is Utrecht niet voor me; de stad niet en het werk niet. Voor ik hier kwam, vijftien jaar geleden, werkte ik in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht als geestelijk verzorger. Niettemin: ik heb zelf gezien, hoeveel er in de stad veranderd is. En ook in de ziekenhuizen zal de tijd niet stil zijn blijven staan.
Welke herinneringen heb je aan je werk op Dennenoord?
Ja, ik had met Ds. Kerssies, juffrouw van Egmond en dokter Doff van te voren heel wat over m’n toekomstige werk gepraat. Toch was het anders dan ik me had voorgesteld. Moeilijker; je kunt minder ‘kwijt’, denk je in het begin. Ik heb na een half jaar toen een maagbloeding gekregen – we woonden nog in ’t kleine huisje E10 – blijkbaar zat ik er wel mee in m’n maag! Maar toen heb ik ook gemerkt, hoe de bewoners van ‘Dennenoord’ met je meeleven; patiënten van wie ik het nooit verwacht zou hebben; kwamen vragen, hoe het ermee ging. Dat heeft me een hele opkikker gegeven. Echt moed om te werken.
Je was toen WIKA, nu ben je predikant. Maakt dat verschil in je werk en voor je plaats in het geheel?
Om met dat laatste te beginnen. Een WIKA (Werker In Kerkelijke Arbeid) is altijd in kerkelijk Nederland een vreemde eend in de bijt gebleven. Dat was hier ook zo. Van een dokter en een dominee wisten ze, wat ze eraan hadden; van een psycholoog begonnen ze dat net door te krijgen. Maar een WIKA? Iedereen moest blijkbaar de kat uit de boom kijken. In het werk speelde dat veel minder een rol. Nadat ik eenmaal ‘gewoon’ theologie had gestudeerd is daar uiterlijk ook niet veel in veranderd. Behalve dan, dat je als predikant je werk beter kunt afronden: heb je patiënten op cathechisatie gehad, dan kun je ze dopen; heb je contact met jongere personeelsleden gehad, dan kun je hun huwelijk inzegenen. Sat zijn fijne dingen, die ik eerst wel miste.
Nu we het toch over functioneren als geestelijk verzorger hebben: is dat in een Diaconessenhuis nog weer anders dan hier?
Door de kortere opname-duur zal daar de aard van het contact met de patiënten wel anders zijn. Daardoor wordt de opvang door het personeel (naar de pastorale kant, bedoel ik) wel erg belangrijk. En van de weeromstuit zal ik dus weer veel aandacht aan het personeel moeten besteden. Formeel is het hier zo, dat we alleen in cursus- en werkverband met het personeel te maken hebben. Daar is het pastoraat voor het personeel vrijwel even belangrijk als dat onder de zieken. Het hoort dan ook tot m’n opdracht.
Aandacht voor het personeel, acht je die ook van belang op Dennenoord?
Och, je weet het zelf wel, dat het toch op je weg komt. De dorpskerken doen moeite om contact te houden, maar dat lukt niet al te best. Ons komen ze op de afdelingen tegen, leren ons kennen en daarom staan we dichter bij het personeel. Natuurlijk speelt er in zo ’n grote werkgemeenschap zich veel af; raken mensen tussen de wielen. Dan kun je niet zeggen: ‘dat is m’n opdracht niet’. Het uitgangspunt, dat het pastoraat voor het personeel bij hun kerken hoort, is volkomen juist. Maar de praktijk is anders, en dan moet de taak aangepast worden aan de behoefte.
Gaat het hierbij om de mensen op zich, of denk je dat aandacht voor het personeel ook van betekenis kan zijn voor de integratie van hun werk in de geestelijke verzorging?
Natuurlijk zoek je in de eerste plaats het belang van de mensen zelf, maar het kan niet anders dan dat een beter verstaan van elkaar, een beter contact, ook iets gemeenschappelijks geeft aan het werk.
Voelde jij je geaccepteerd in de paviljoenen; ik bedoel dan om het werk, dat je doet?
Dat ligt, natuurlijk niet altijd en overal gelijk. Soms hoor ik – net als jullie – wel een de vraag: ‘wat doe je hier eigenlijk?’ of ‘wat voor soort gesprekken voer jij nou met de mensen?’ Als ik daat de ondertoon in proef van ‘waarom bemoei jij je nu ook nog met onze mensen?’, dan zeg ik, dat ik best bereid ben verantwoording af te leggen, wanneer iedereen in het team dat doet. Maar meestal is het echte belangstelling en ook het besef van het ‘vreemde’ van ons werk en dan krijg je vanzelf, dat je samen gaat praten over de verschillende invalshoek, waaronder we ieder met dezelfde mensen bezig zijn. Dat komt het wederzijdse verstaan ten goede, dat merk je dan wel. Dat verstaan, dat repect voor ieders eigen taak moet ook wederzijds zijn. Als je niet langs elkaar heen werkt, groeit dat wel uit tot het echt accepteren van elkaar.
Is er in dit opzicht iets veranderd in die 15 jaar?
Ik dacht van wel; aan de ene kant is de vanzelfsprekendheid van de aanwezigheid van de dominee sterk verminderd. Aan de andere kant is het werken in teamverband duidelijk uitgegroeid. Destijds werkte dokter van Andel in Pav. 9 al aan echt team-werk. Wat toen een uitzondering was, begint nu regel te worden. Voor ons komt het erop aan daar zo goed mogelijk op in te spelen. Doordat er minder geestelijk verzorgers zijn dan andere deskundigen, word je door al die teams wel wat versnipperd; maar je kunt jezelf wel steeds meer kwijt, vind ik.
De aanwezigheid van de dominee is minder vanzelfsprekend, zeg je. Heeft dat iets te maken met de klacht, die je weleens hoort, dat het Christelijk karakter van Dennenoord hard aan het afbrokkelen is?
Nee, om te beginnen is de dominee niet de garant van de Christelijkheid. Of Dennenoord een Christelijk ziekenhuis is, dat hangt af van de manier, waarop we met elkaar omgaan. ‘Elkaar liefhebben’ klinkt wat gedragen, maar het is wel precies waar het om draait. Het beste wat je kunt en wat je bent geven in het werk, omdat God ons het beste gegeven heeft. Als in ons werk en ons omgaan iets van Jezus herkend wordt, dan hoeven we ons over het Christelijk karakter niet zo bezorgd te maken.
Hoe kijk je nu tegen Dennenoord als geheel aan? Ik denk dan wel met name aan de sfeer, de wijze van omgaan met elkaar.
Er zal wel niemand zijn, die het niet anders, beter wil. Dat krijgen we niet door terug te verlangen naar de beslotenheid van vroeger. Er is veel opengebroken, de afstanden tussen rangen en graden speelt een veel kleinere rol. Leefde je vroeger ruimtelijk dichter bij elkaar, nu is dat in het mentale vlak het geval. Maar ideaal is het nog zeker n iet. Het valt me op hoe vlot we elkaar naar benden praten: de dokter heeft geen tijd voor de mensen; de dominee zie je nooit; de hoofdzuster zit maar op haar gat in het kantoortje en de verpleging doet niets anders dan koffiedrinken. We moesten wat minder over elkaar praten en wat meer met elkaar.
Ben jij nu ook niet bezig met ‘naar beneden te praten’ of zie je aanknopingspunten om iets te veranderen?
Iedereen kan lezen wat ik nu zeg. Kritiek is goed, als die niet achterbaks geuit wordt. Juist omdat Dennenoord een goeie zaak is en hier een geweldig stuk werk verzet wordt – juist daarom ziet iedereen, die zich betrokken voelt, de dingen die nog beter kunnen en beter moeten. Het lijkt me ook Christelijk om te beseffen, dat we hier niet met engelen werken. Daarom: elkaar achtervolgen met openhartige kritiek, maar wel uit een oprechte solidariteit met de zaak en echte zorg voor elkaar.
Heb je nog suggesties of opmerkingen?
Och nee, ieder moet op zijn of haar eigen plek maar met open ogen rondlopen. Het zou wat eigenwijs zijn, als ik op de valreep nog eens een verlanglijstje voor Dennenoord presenteerde. Ik kan zonder meer zeggen, dat ik met Dennenoord en veel Dennenoorders in vijftien jaar, lief en leed gedeeld heb; allebei. Maar ik weet nu al, dat ik met dankbaarheid (en ook wel met heimwee) zal terugzien op het stuk leven, dat het hele gezin Tang hier heeft liggen.

Ds. Tang, graag wensen we U het goede in Uw nieuwe werkkring!

Een van de leuke aktiviteiten buiten het werk op Dennenoord

blz. 5 – Wadlopen

Wadtocht naar Simonszand

Voor de tweede keer, werd een tocht georganiseerd dit jaar; deze keer met bestemming Simonszand. Zesentwintig deelnemers stonden paraat, bepakt en bezakt te wchten op de bus die hen naar Pieterburen zou brengen. De stemming was goed, vooral nu het weer zo goed was. Hoewel de voorspelling luidde ‘zeer warm’ lieten de ervaren lopers zich niet vermurwen. Later bleek dat er op het Wad een koel briesje stond.
Om half twee kwam de bus en arriveerde een uur later in Pieterburen. Na daar nog iets te hebben gedronken, werd de tocht voortgezet tot aan de dijk achter Kloosterburen. Vanuit dit punt zou de tocht over het wad beginnen. Er waren drie gidsen, die ons beloofden veilig de overtocht te maken.
Het eerste stuk door de kwelder werd beschouwd als even wennen hoe vies je wel kunt worden. Menigeen had hulp nodig, want die zakten tot het middel toe in het water en slik. Eenmaal op het wad werd het beter en een stroompje gaf ons de gelegenheid ons eens heerlijk af te spoelen/af te koelen.
Enkele malen werd gerust, om de groep de gelegenheid te geven iets te nuttigen en energie bij te tanken.
Na ongeveer vier uur lopen bereikten we het einddoel: Simonszand. Dit is een zandplaat dichtbij de Noordzee, niet begroeid, met enige oneffenheden in haar struktuur. We zagen zeehonden op een andere plaats; verder zagen we krabben, kwallen en zeesterren (sommigen konden het niet laten nog even met een grote krab te spelen). Op het eindpunt Simonszand lag een vissersboot de ‘Kustwacht’ al op ons te wachten voor de terugtocht naar Lauwersoog. Deze boot lag in 50 m. diep water, waardoor het noodzakelijk bleek een roeiboot in te schakelen voor de bagage en de niet-zwemmers. Eenmaal op de vissersboot gingen de rugzakken los om droge kleren of iets eetbaars eruit te halen.
De terugtocht op de vissersboot duurde twee uur, zodat we in het donker Lauwersoog bereikten. Het was een mooie boottocht, we zagen de zon ondergaan en later werden de lichten van de vuurtoren ontstoken. Bij aankomst in Lauwersoog stond de bus al klaar en na een voorspoedige en mooie dag, namen de wadlopers weer afscheid van elkaar in Zuidlaren.
Bedankt organisatoren en tot de volgende keer.

Van Dijk

blz. 6 – Zomerfeest

ZOMERFEEST 1975

Na de natte ervaringen van vorig jaar en 1973, was er de vrijdag vóór 30 juli j.l. nog weinig optimisme bij ons voor wat betreft de weersomstandigheden op het te houden zomerfeest. Op die vrijdagavond tekenden we de regenplattegrond. Iets wat we sinds de verandering van de grote tent (op het grasveld naast de kerk) naar marktkramen op het grasveld achter het Vormingscentrum, steeds hadden gedaan. En wat tot nu toe ook steeds noodzakelijk was gebleken. Toen er ’s maandags begonnen moest worden met de eerste buitenwerkzaamheden, was er nog overleg. Dat eindigde met: ‘We wagen ’t maar’.  Daar kijk je nu (schrijfmoment 13 augustus) wat raar tegenaan, want sinds die bovenbedoelde vrijdag heeft ’t niet meer geregend. Integendeel. Eindelijk konden we dus nu op deze plaats een volledig zomerfeest vieren, zoals we dat al graag vanaf ’73 gedaan zouden hebben. Met zonnig weer. Met ruimte. Niet meer dat benauwde in de tent. Geen gedrang om ergens bij te kunnen. Ruimte om te lopen en te zitten.
Eer een dergelijk feest kan draaien, moet er nogal iets gebeuren. Maar als het dan uitgevoerd kan worden onder de omstandigheden zoals we die deze keer gehad hebben, is het gemakkelijker om de organisatie-verzuchtingen over te kunnen laten gaan in voldoening. Want veel mensen hebben naar deze dag toegeleefd.
Velen hebben er lopen genieten. Door deel te nemen aan de soor het anders-zijn van deze dag ten opzichte van andere dagen. Of alleen maar door te kijken naar anderen. Met vooral ’s middags ook ekstra veel ‘anderen’, in de vorm van familiebezoek en dorpelingen.
Uit dat genieten hebben we kunnen opmaken dat het een goed feest was. Waarin wij – intern – ook nu wel weer foutjes en oneffenheden hebben opgemerkt. Maar waarin ook een paar vorig jaar ingevoerde nieuwigheden al weer beter funktioneerden. Trouwens, we zullen her zéér op prijs stellen om eens wat meningen van anderen te horen. Hetzij in de vorm van het plaatsen van vraagtekens bij verschillende zaken, hetzij in het aangeven van suggesties. Want van allerlei onderdelen weten we helemaal niet zo duidelijk hoe ‘men’ dit vindt. Vooral vanuit de paviljoenen ontvangen we weinig reakties. Om eens twee voorbeelden te noemen: Is de patates-tent erbij nu wel of niet in de smaak gevallen? En de radio uitzending van half tien tot vijf uur; hoe komt dat over? Zo zou er wellicht ook iets te zeggen zijn over de prijzen, de speelkaart, en de spelen zelf. Wie weet is er iemand die rondloopt met een lumineus idee over een totaal andere feest-opzet! U kunt bellen of schrijven naar ’t Vormingscentrum.
Tenslotte: alle medewerkers hartelijk bedankt! Ook alle brandweer-heren met hun ‘gelegenheids’-dames.

Namens het V.W.-team
jdr.

VOETBALLEN

16 augustus in Assen
Uitslag:
4e en laatste plaats
(meer dan je best doen kun je niet)

blz. 7 & 8 & 9 – De salarisstrook

De salarisstrook

blz. 9 – Volleybal – In de roos

Volleybaltoernooi (dames)

Daar er geen volleybal voor dames op de sportdag in Franeker is, hebben wij hier een toernooi georganiseerd. Franeker kon geen team bij elkaar krijgen, zodoende hebben ze afgezegd. Gelukkig hebben wij in het dorp ook nog volleybalverenigingen. J. en O. was bereid om mee te spelen. Het weer dat al 18 dagen prima was geweest, liet ons een beetje in de steek.
Toch werd er leuk en sportief gespeeld; supporters hadden we graag mee gezien. Gelukkig is het toernooi zonder incidenten verlopen, ondanks de regen. Scheidsrechters en helper(sters) hartelijk bedankt en keukenpersoneel bedankt voor de lekkere nasi.
De uitslag, die mocht er zijn: ‘Dennenoord’ behaalde de eerste plaats.

Wietze en Jan

…als er een schaap over de dam is…

set-up…boem!

In de roos!

Gerrit Molenhuis, therapieleider op Dennenoord, is in zijn vrije tijd een beoefenaar van het parachutespringen; hij gooit hiermee hoge ogen!

  • Gerrit, ik hoorde dat je lid bent van een parachutistenclub, en de eerste prijs hebt gewonnen tijdens clubkampioenschappen. Wat is de bedoeling van dat soort wedstrijden?
    • De bedoeling van wedstrijden met parachutespringen is, dat de deelnemers drie sprongen maken en dan proberen zo dicht mogelijk te landen op een vastgelegd punt. Hij, die het dichtst bij het doel landt, wordt kampioen.
  • Hoe stuur je zo’n parachute nu naar zo’n doel toe?
    • Met twee stuurlijnen is de parachute draaibaar naar links en rechts. De chute heeft een eigen voortwaartse snelheid door gaten achterin; vlieg je met de wind mee, dan gaat hij sneller en tegen de wind gaat het langzamer. Door gebruik te maken van die mogelijkheden, kun je een bepaalde koers uitstippelen.
  • Is er ook een bepaalde hoogte vastgesteld waarvan je springt?
    • Bij wedstrijden is de gangbare hoogte ± 800 meter, waarbij je de parachute gelijk opentrekt.
  • Ga je ook wel eens hoger?
    • Ja, ik ga ook vaak hoger; buiten wedstrijdverband oefen ik in de vrije val. Na gelang het aantal seconden dat je valt met een ongeopende chute, stijg je hoger.
  • Hoeveel seconden vrije val is jouw record?
    • Tot nu toe zit ik op 12 seconden en spring dan van een hoogte van ± 1500 meter.
  • Aarzel je nooit als je op zo’n hoogte uit een vliegtuig moet springen?
    • Nee, bij iedere sprong krijg je meer vertrouwen in je parachute; de werking is zo, dat een weigering bijna uitgesloten is en bovendien heeft iedere parachutist een reserveparachute.
  • Hoeveel sprongen heb je al gemaakt?
    • Ik ben een jaar bezig en heb 28 sprongen gemaakt.
  • Hoe hard is de klap die je maakt op de grond?
    • De daalsnelheid van een parachute is ongeveer 20 à 25 km/uur.
  • Hoe heb je het ervaren om op die kampioenschappen de eerste prijs te halen?
    • Ik had er niet op gerekend, maar vind het toch wel fijn!
  • Gerrit, bedankt voor dit gesprek en nogmaals van harte proficiat!

E.

SPORTDAG FRANEKER

6 september 1975
Vertrek: 7.45 uur vanaf het
Personeels Centrum

blz. 10 & 11 & 12 – 1895-1975

1895-1975

In de achter ons liggende 6 maanden heb ik u iets over Dennenoord en het personeel van vroeger dagen mogen vertellen.
De reakties die daarop kwamen, waren erg aardig en vooral van den oude garde, die zelf ook iets van die tijd hebben meegemaakt. En dit geeft weer moed om nog wat voort te gaan met schrijven.
In de nu volgende aflevering hopen we iets naar voren te brengen over de patiënten uit het verleden van onze stichting. Onze bedoeling is om, evenals bij het personeel, ook bij de patiënten het grote verschil in de verpleging van vroeger en nu te laten uitkomen.

OPNAME

Laat ons danmaar met de opname in vroeger dagen beginnen. Om hierin een indruk te krijgen, moeten we wel bedenken dat deze dingen zo geheel anders lagen dan nu in onze tijd. In die tijd zag men zo’n psychiatries ziekenhuis zo geheel anders dan in onze dagen. En daar waren ook wel redenen voor. Het gesticht was immers een afgesloten terrein en een oningewijde wist er zo weinig van. Alleen de bezoekers van woensdagmiddag konden in de paardetram naar Groningen, heel wat vreemde dingen van zoo’n gesticht vertellen. Het onbekende van het gesticht maakte dat velen met angst de poort binnen gingen.
En wanneer men eenmaal als geesteszieke opgenomen moet worden, is de kans op ontslag veelal gering. Vandaar dat de patiënt of de familie van de patiënt niet zo spoedig tot opname overgaat.
Vrijwillige opname kwam daarom heel zelden voor. Door de angst voor deze opname bleven veel geesteszieken zo lang mogelijk buiten de inrichting, wat op den duur voor de patiënt niet heilzaam was.
Wanneer het thuis niet langer gaat en de situatie voor de patiënt of zijn omgeving gevaarlijk gaat worden, dan geeft de arts een ziekteverklaring en de kantonrechter een machtiging tot opname. Tegen de wil van de patiënt of zijn familile wordt dan tot opname overgegaan.
Het vervoer van de patiënt geschiedde in die eerste tijd van Dennenoord’s bestaan veelal per rijtuig ‘koets’ naar de inrichting en wanneer dit nodig bleek, onder politioneel geleide. Later toen de auto zijn intrede deed, werden de patiënten dikwijls door personeel uit het Academisch-ziekenhuis naar hier gebracht. Daarna kreeg Dennenoord zelf de eerste auto met als bestuurder, de hr. v. ’t Land.
We gingen toen zelf met eigen personeel de patiënt uit het ziekenhuis of uit huis ophalen. Dat dit niet altijd zo gemakkelijk ging, nou daar weet onze vriend v. ’t Land van mee te praten.
Soms gaf dit ophalen moeilijkheden vooral wanneer de patiënt en zijn familie hun medewerking weigerden. Dan vernam je toch wel hoe de maatschappij onkundig tegenover de inrichting stond.
Langzamerhand kwam daarin wel verbetering door de meer openheid die van de inrichting uitging.
Was de patiënt eenmaal binnen de paviljoensmuren, dan moest hij of zij eerst in ’t bad. Als men dan bedenkt dat in die tijd het bad voor vele gewone mensen een onbekendheid was, nou dan kosste ’t veel moeite om dat klaar te spelen. Dikwijls werd dit eerst een vechtpartij. Zijn eigen kleding werd dan in een lege boterdoos gepakt en naar zijn familie terug gestuurd. Nu kreeg de patiënt het eerste gestichtskledingstuk aan, een hemd met het paviljoensnummer er duidelijk ingemerkt.
Voorlopig had de patiënt daar genoeg aan, want nu wachtte het bed hem op, waar de patiënt voorlopig niet weer af kwam. Dr, Wieringa had op cursus ons bijgebracht dat deze mensen ziek waren, noe en zieke mensen horen op bed, dat was nou eenmaal niet anders. En al had hij een gezonde sterke body……op bed……, want dat was regel en daar werd niet vanaf geweken.
Zijn eigendommen werden netjes door ‘het hoofd’ in beslag genomen, want een mes of een lucifer waren zeer gevaarlijke voorwerpen en een horloge of ring, het kwam in een leeg sigarenkistje bij de huisvader in de kast.
Een rustige patiënt werd op de zaal van het observatie paviljoen gelegd, een onrustige werd meestal meteen geïsoleerd. De eerste dagen van verblijf waren veelal de moeilijkste. De patiënt moest eerst wat aan zijn nieuwe en vreemde omgeving wennen.
Maar ook voor het personeel waren de spanningen in ’t begin van een opnamepatiënt het grootst.
Het was dan zaak om zo gauw mogelijk wat vertrouwen bij de patiënt op te wekken.
Bij een zeer verwarde zieke was dat niet zo eenvoudig. En toch moest je met een verwarde patiënt voorzichtig zijn in je uitdrukkingen.
Toen ik eens in mijn vakantie een ontslagen patiënt ontmoette, kon hij me nog woordelijk vertellen, niettegenstaande hij bij opname erg verward scheen, wat ik bij die opname had gezegd. Niet wetend, hadden deze eerste woorden hem toch wel rust gegeven en na jaren had hij daar nog waardering voor.
Zo te zien kunnen de eerste woorden voor een opnamepatiënt van groot belang zijn voor het verdere van zijn verblijf.
En als er zo langzamerhand een beetje behoorlijk kontakt tot stand is gekomen, dan vallen de eerste opnamemoeilijkheden wel weg.

VERPLEGING……VERZORGING

Hoe moet ik met deze twee woorden verpleging en verzorging aan.
Zijn dit twee op zichzelf staande uitdrukkingen of horen ze bij elkaar?
Op de administratieve stukken van Dennenoord stond ‘Verzorging van Krankzinnigen’.
Ik dacht dat in het begin van Dennenoord het accent meer op het ‘verzorgen’ moest gelegd worden. Wanneer het bleek dat de zieke een chronisch geval zou zijn, en in de eerste tijd waren het meestal zulke gevallen, dan zei onze afd. dokter: ‘dit wordt ’n nat en drooghouden’. Er waren ook enige paviljoenen, pav. 3 en pav. 4, waar de lichamelijke geesteszieken en oude en zwakke patiënten opgenomen werden en dan kon men meer van verpleging spreken. Voor je eindexamen was het ook eigenlijk nodig om in dergelijke afdelingen wat van de verpleging op te doen.
En hoe gaat het nu verder met de opgenomen patiënt. Na enige tijd, soms ook een lange tijd, mag hij ’s namiddags een tijdje in de tuin wandelen onder voortdurend toezicht. Dan heeft de patiënt in die tijd al een costuum ‘gestichtspak’ in ontvangst genomen, plus een paar dikke leren schoenen met gespen. ’t Is een drilpak, grijs van kleur, waarin alle mannen gekleed worden. De damespatiënten dragen allemaal een ‘gestichtsjurk’. Aan de kleding kon men dus zien of iemand patiënt van Dennenoord was. Wat een verschil bij vandaag, hè?
En wat voor verdere behandeling wordt er nu bij de patiënt gedaan?
De medische begeleiding bestond in die dagen uit 2 doktoren, gewoon huisartsen en een Geneesheer-Directeur. Van psychiaters wist men toen nog niet af. En wat voor medicijnen konden ze artsen voorschrijven? Alleen wat rustdrank, een soort broomdrank stond tot onze beschikking. Een grote 1 of 2 literfles, dat was het al en toen een standaardmiddel voor iedereen die dit nodig had. Bij lang gebruik was men er zo aan gewend, dat het niet veel meer voorstelde. Bij erg aggresieve toestanden was er de ‘inwikkeling’ die we nog al eens gebruikten. 2 Lakens van ieder elf meter lang en een meter breed. Deze lakens werden in de badkuip flink nat gemaakt en dan werd de woestte patiënt in gewikkeld, vanaf de enkels tot aan de hals flink vast gesjord. Dan kwamen er nog 2 wollen dekens omheen en met 2 of meer hele grote veiligheidsspelden vastgemaakt.
En zo kwam de patiënt als een mummie op zijn bed te liggen. Wanneer de patiënt erg tegenwerkte, nou dan waren de wikkelaars ook bekaf.
De bedoeling van deze behandeling was dat de patiënt door de ontstane warmte, want door deze natte lakens ontstond er een broeiproces, tot rust zou komen.
En meestal had deze behandeling ook wel aan zijn doel beantwoord.
De eerstvolgende dagen was de patiënt meestal minder agressief.
Bedrust…… Onrust…… Ja, ik geloof dat deze verplichte bedrust ook mede oorzaak was van onrust. De patiënten die overdag ook wel eens een slaapje deden, konden in de nacht knap vervelend zijn. Dan was het voor de nachtdienst niet alles en konden de nachten onrustig wezen. In die latere tijd kregen we een nieuw rustmiddel ‘paraldehyd’. ‘Avonds 10 gram voor de nacht wat soms gezegende diensten bewees. Wanneer we ’s namiddags ’tuindienst’ hadden, bestond deze dienst uit: ……oppassen…… dat de patiënten niet over het 2 meter hoge tuinhek klommen en ontvluchtten. In ons dorp zei men ook vaak: ‘hij is oppasser op Dennenoord’.
Een n iet al te gekke kreet zou ik zo zeggen. Je was inderdaad oppasser. Oppassen dat de patiënten hun nat en droog kregen. Oppassen dat er onderling wat vrede aanwezig was en de één de ander niet te lijf ging.
Ja, die dingen gebeurden dikwijls.
Wanneer je tuindienst had en een patiënt over het hek ontvluchtte, dan moest je op de noodfluit blazen, en andere personeelsleden die dit hoorden gingen dan gauw ze konden, achter de patiënt aan. Niet altijd had men de patiënt direct terug gevonden. Soms werd er georganiseerd gezocht. Dan kregen we een opdracht, waar we moesten zoeken. Ook buiten de stichting deed men soms mee, want iemand buiten de stichting ontving 2 gulden, wanneer hij een patiënt naar de inrichting terugbracht.
Zo is het eens gebeurd dat een verpleger, die nog maar heel kort op de stichting werkte, en ook dacht dat hij bij het opbrengen van een patiënt 2 gulden zou ontvangen, ook op zijn eentje op zoek ging. En jawel, in Schipborg zag hij in het veld een man lopen die volgens hem wel eens de weggelopen patiënt zou kunnen zijn. Hij greep deze man bij zijn kraag en sleepte hem onder hevig verzet naar Dennenoord.
En als Woldering, het Schipborger boertje, al protesteerde, broeder Baarslag zette door en kwam hem op het hoofdgebouw bezorgen in afwachting van de 2 gulden opbrengloon, dat alleen voor buitenstaanders bedoeld was. Toen Dr. Wieringa, het angstige gezicht van de voor hem zo bekende Schipborger boertje zag, werd de directeur tot ontferming bewogen.
Woldering ontving veel spijtbetoon van de directeur de twee gulden. En de onvoorzichtige broeder kreeg een flinke berisping.
Niettegenstaande alle isoleerkamers en alle zaaldeuren en ook de buitendeuren altoos op slot en grendel waren, gelukte het sommige patiënten nog te ontkomen. Op een avond toen broeder Plantinga en schrijver dezes op achterzaal van pav. 13 de dienst waarnamen en we na het avondeten samen met de patiënten ps. 42 aanhieven, ’t Hijgend hert der jacht ontkomen, en we de lege borden uit de isoleers haalden, bleek ‘Sietze’ evenals het hert waarvan we juist gezongen hadden, uit zijn cel was ontkomen. Hij had een molton deken uit het valraam laten zakken en langs deze moltonnen ladder, kwam hij buiten het paviljoen, omgordde zich met deze deken en vluchtte de vrijheid tegemoet. Met zaklantaarn de omgeving afzoeken, had geen resultaat. De volgende morgen belde een mijnheer uit Glimmen dat Sietse in de deken gehuld in zijn kippenhok vertoefde.
Toen we hem daar vandaan haalden, gaf die vriendelijke mijnheer hem een van zijn streepjesbroeken mee. Ziezo, zei Sietze, nu heb ik toch een streepjesbroek in de wacht gesleept, want ik had altijd zin in zoo’n mooie broek.
Toen de arbeidstherapie nog niet zo veel voorstelde op Dennenoord, waren de meeste patiënten de gehele dag op de dagzaal en ’s namiddags in de tuin. Toen ik in pav. 5 mijn verplegersloopbaan begon ‘1925’, waren er een paar patiënten die in de stille bedrijven bezig waren met aardappelschillen en matten vlechten. Terwijl enkele patiënten in een groepje kolenvervoer naar de paviljoenen verzorgden. Voor het terrein schoon houden waren ongeveer 10 patiënten dagelijks werkzaam. Overige patiënten zaten binnen. Bij de dames-patiënten was dit al evenzo.
De naai- en linnenkamer waren toen met enige dames bezet.
Het moet toch wel vervelend zijn geweest voor deze binnenpatiënten. Wat weinig afleiding hadden ze toch, steeds maar op die kanariegele stoel zitten. Af en toe door de kanariegele deur naar de w.c. En tijdens de maaltijden aan de kanariegele tafel en om kwart voor acht lagen al deze werklozen weer in hun kanariegele ledikant. Gelukkig is daar later verandering in gekomen, maar daarover zullen we straks nog een heel hoofdstuk aan aan wijden.
Daar er voor deze mensen zo weinig afleiding bestond, gingen velen ook maar met hun stereotype handelingen voort. De één zat steeds voor- en achterover te wiegen.
Een ander draaide de hele dag met zijn hoofdklotje in het rond. Toen ik Jans Gortemaker eens vroeg: ‘kun je, nu ook nog anders?’, zei hij: ‘Ja, zie je, ik kan ook net andersom met mijn mutsje draaien’. Nou ja, zo had je er tientallen zitten die in hun eigen leventje voort leefden. Gestichtstypen waren er ook. Daar moet je wel eens om lachen. Deze veelal chronische patiënten, gingen zo op in hun eigenaardigheden, dat je ook al niets anders meer bij hen kon verwachten. De ene had het in zijn lichamelijke houding, die ver afweek van het normale.
Ik denk aan Arend Meisner ‘Malle Arend’, die de astonnen moest leegmaken. Hij was gauw kwaad en wat bozer hij werd, wat harder hij liep, en wat meer hij met zijn hoofd ging schudden.
Dan liep daar Elzo Oolders die het afval voor de varkens uit de Centrale Keuken moest halen. Een ronde vetzuchtige jonge man, met een kalken pijpje in een zijner mondhoeken, en dan maar kwijlen.
Ook denk ik aan Siebe in paviljoen 9. Een vrolijke grappemaker, die graag iedereen de gek aan stak. Wanneer juffrouw Witteveen langs het tuinhek met haar hond wandelde, riep Siebe haar aan: ‘Juffrouw, wil je die hond langer hebben?’ ‘Jazeker’, zei de juffrouw, ‘Nou, dan moet je hem een stok in zijn kont steken, dan is hij immers langer’.
Een heel enkele maal bezocht hij de Stichtingskerk. Wanneer hij dan uit de kerk kwam, vroeg vader Schipper hem: ‘en, heeft de dominee mooi gepreekt Siebe?’ ‘Een prachtige preek, vader, en volgende zondag is er ’s namiddags geen dienst’. Waarom is er geen dienst?’, vroeg vader. ‘Nou dan is er zaklopen van huisvaders’.
Hij kon goed met vader overweg en met moeder Schipper, nou daar zou hij voor door het vuur gaan. Toen kwamen na het vertrek van deze vader en moeder, vader en moeder Ubels. Nou, dat vlotte niet zo gauw tussen dit echtpaar en Siebe. Op een middag aan de etenstafel, ging vader Ubels staan voor het gebed, maar Siebe zei: ‘wacht even vader, ik zal wel bidden’. Toen deed Siebe zijn ogen dicht en zei:

‘O. lieve Vader en Heer,
geef ons spoedig vader Schipper weer’.

Och, zo zou je kunnen doorgaan, maar waar zou dan het end van dit verhaal zijn.

De volgende en laatste aflevering zullen we over ‘Arbeidstherapie’, en ‘Ontspanning’ schrijven, met als slot een conclusie of slotwoord.

blz. 12 – Gedicht

Gedicht van een bejaarde vrouw
die opgenomen moest worden
in een geriatrisch verpleeghuis

blz. 13 – S.O.P.

Sportdag Franeker

6 september 1975

Wij hebben nog deelnemers(sters) nodig, voor diverse sporten. O.a.:

  • vissen
  • tafeltennis
  • spelmiddag (soort zeskamp)

Tevens is er voor de liefhebbers de mogelijkheid, om mee te gaan en te vissen. Er is alleen maar een visakte nodig. Er mag gevist worden met één hengel.
Opgave voor deelnemers sportdag en visdag, zo spoedig mogelijk bij Jan Ploeger, Personeelscentrum, toestel 477.

SPORTDAG FRANEKER, 6 september 1975. Vertrek: 7.45 uur vanaf het Personeels Centrum

Dinsdagavond 2 september
klaverjassen in het Personeels Centrum

Dinsdagavond 2 september gaan we weer van start met de kaartavonden.
Deze worden in het Personeels centrum gehouden en beginnen om half 8 en duren tot ± half 11.
Per seizoen zijn er 3 of 4 prijskaartavonden.
Het inleggeld voor het hele seizoen, bedraagt f 10,-
Nieuwe klaverjasenthousiasten, zijn van harte welkom.

Kranenborg jr.

Personeel opgelet
4 september

Donderdagavond 4 september komt een uniek gezelschap naar Dennenoord, voor de opvoering van een boerenbruiloft.
Ze zullen geheel in klederdracht komen; huifkarren zijn aanwezig en er zal veel muziek zijn.
Dit alles gebeurt in de open lucht op het muziekpodium, voor of naast de kerk.
De avond wordt u aangeboden door de S.O.P. en kost maar liefst 50 cent, een vooroorlogse prijs dus;
u krijgt dan ook nog een programma.
Zij die 50 cent van de vakantie overgehouden hebben, kunnen bij de leden van de S.O.P. een persoonlijke lening afsluiten.
Zorg dus dat u 4 september er bij bent om te genieten van dit gezelschap, dat jaarlijks in Borger en Diever 500 à 600 bezoekers trekt.

Dus: 4 september, 20.00 uur, ± 2 uur speeltijd.

blz. 14 – Mutaties

MUTATIES

IN DIENST

UIT DIENST

ADRESWIJZIGINGEN

GEHUWD

GEBOREN

GEADOPTEERD

blz. 15 – Orgelrestauratie (vervolg) – Kruiswoordpuzzel

Vervolg van pagina 3

Orgelrestauratie

Op ons verzoek hebben genoemde deskundigen hun adviezen mondeling toegelicht, waarna offertes van de orgelbouwers Flentrop (waarin de firma De Koff intussen was opgegaan) en Fonteyn-Gaal ons deden besluiten, om af te zien van een andere opstelling van het orgel, evenals van het aanbrengen van een akoestisch, naar verwachting, beter plafond. We waren van oordeel, de hieraan verbonden kosten verantwoorder te investeren in een verbeterde (nl. een gezond-romantische) orgel dispositie of registersamenstelling. Deze zou ongetwijfeld de gevarieerde begeleiding en noodzakelijke ondersteuning van de kwantitatief verminderde gemeentezang der patiënten – waarom alles tenslotte draait – ten goede komen, wat van de eerder genoemde ingrepen nog maar moest worden afgewacht.
Daarnaast zou, waar nodig en mogelijk, de intonatie verbeterd moeten worden, zodat een heldere toonvorming met meer ‘levensvreugde’- zoals de heer Fonteyn schreef – bereikt werd.
Voorts zou de ombouw van het pneumatisch systeem tot een electro-pneumatisch systeem de speelaard directer maken en die van een mechanische tractuur benaderen. En vanzelfsprekend moest na alle bouwwerkzaamheden aan het interieur der kerk het hele orgel grondig schoongemaakt en gelijktijdig op gebreken geïnspecteerd worden.
Op het punt der electrificatie van de speeltafel is het advies der deskundigen wel gevolgd, die ons de firma Fonteyn-Gaal te Rotterdam-Kampen aanraadden. Het voert te ver om de vroegere situatie en de huidige toestand in alle onderdelen te vergelijken. Op instigatie van de orgelbouwer zelf om een gerenommeerd organist naar zijn beoordeling te vragen, zal het advies van Feike Asma worden ingewonnen (30 augustus was gepland) omtrent de intonatie, terwijl ook Piet van Egmond bereid is gevonden om op de dag van zijn inwijdingsconcert van dit orgel, nl. dinsdag 23 september a.s., zijn visie te geven.
Op basis van de hen schriftelijk verstrekte informatie waren zij beiden positief over de mogelijkheden van dit orgel.
Tenslotte dan de huidige dispositie:

P. den Hartog

Kruiswoordraadsel

blz. 16 – Kerkdiensten – Advertenties – Vormingswerk

Kerkdiensten

  • 7 september, 9.45 uur: Ds. B.E. Span, Zuidlaren kollekte voor ‘Kleine Geluiden’, 19.00 uur: Ds. S.W.R. Polman
  • 14 september, 9.45 uur: Ds. S.W.R. Polman, kollekte voor de Nederlandse Zondagsschoolvereniging, 19.00 uur: Ds. W.M. van Lynden
  • 21 september, 9.45 uur: Ds. S.W.R. Polman, kollekte voor Ho Shuk Wun, 19.00 uur: Ds. S.W.R. Polman
  • 28 september, 9.45 uur: Ds. W.M. van Lynden, kollekte voor de ‘Dennenoord’-gemeente, 19.00 uur: Ds. W.M. van Lynden

Orgelconcert Piet van Egmond

Orgelconcert ‘Dennenoord’ dinsdag 23 september a.s.
Toegang f 3,50 (C.J.P. en 65+ f 1,75)

Programma:

ADVERTENTIES

Te Koop:

Verloren:

Gevonden:

Gevraagd:

MEDEDELINGEN VAN HET VORMINGSWERK

2 Films over Suriname

Zaterdagmorgen 6 september worden in de Grote Zaal van het Vormingscentrum twee films vertoond over Suriname:

  • ‘Wat het bos betekent’: over wat het bos daar allemaal kan geven.
  • ‘De gouden zwamp’: over de ontwikkeling van de landbouw in Suriname.

Aanvang: 10 uur
S.v.p. vooraf koffie drinken op de afdeling.

Startavond
Winterseizoen

Donderdagavond 11 september

Ter gelegenheid hiervan wordt in de grote zaal gedraaid de bekende film ‘Met de Franse slag’.
De hoofdrol in deze komedie wordt gespeeld door de ‘Charlots’, vier Franse komieken, die tijdens hun vakantie gedwongen worden deel te nemen aan de ‘Kleine Olympische Spelen’.

Aanvang: zeven uur
In de pauze is er koffie.

* Over een ontspanningsavond in de week van 22 t/m 25 september worden nog onderhandelingen gevoerd.

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.