Header - Personeelskrant DNO 3

1985-01 – Personeelskrant Dennenoord – 13e Jrg. No. Januari

We kunnen niet garanderen dat we in het jaar 2000 maar 400 bedden hebben

Algemeen directeur J.C. Hoevenaar

‘We kunnen niet garanderen dat we in het jaar 2000 maar 400 bedden hebben’

‘We streven er naar om Dennenoord een volwaardig A.P.Z. (Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis) te doen zijn en we zullen hard werken aan de ontwikkeling tot zelfstandigheid van de Enk’, vertelde algemeen directeur J.C. Hoevenaar op 4 januari 1985 aan personeelskrant-medewerkster, Nettie van Doorn.
Ondanks de datum waarop het gesprek plaats had, werd er niet gepraat over nieuwjaarsvoornemens, maar over de toekomst van Dennenoord en de Enk op lange(re) termijn. De heer Hoevenaar maakte wel van de gelegenheid gebruik iedereen ‘een zalig nieuwjaar’ toe te wensen.

Toekomstvisie

‘Al is er dan op dit moment geen officiële Contournota, waarin het toekomstbeleid van Dennenoord en de Enk tot in details is vastgelegd, als directie hebben we natuurlijk wel een toekomst-visie’, aldus de heer Hoevenaar. ‘Een visie, die ook is gebruikt bij het opstellen van het Jaarplan, dat eind 1984 is verschenen’.

‘Het tijdstip waarop deze toekomst-visie in een Contournota zal worden vastgelegd, wordt voortdurend voor ons uitgeschoven. Dit komt enerzijds omdat de overhehid voortdurend met aangepaste plannen komt (denk aan de jongste ideeën over multifunctionele eenheden), anderzijds omdat deze overheidsplannen steeds meer de nodige discussies opleveren met de andere partners in de geestelijke gezondheidszorg. In dit proces van wederzijdse beïnvloeding is het moeilijk tot een duidelijk toekomstplan te komen’.
Intussen is er wel een Jaarplan 1985. Bij de eerste bespreking daarover in de overlegvergadering met het bestuur, kwam de wens naar voren wat meer te horen over de toekomst-visie van de directie.
Algemeen directeur Hoevenaar: ‘In die overlegvergadering heb ik enkele belangrijke discussiepunten uit die toekomst-visie naar voren gebracht. Het lijkt mij een goed idee die punten in de personeelskrant wat nader toe te lichten’.

‘Bij het streven naar een volwaardig A.P.Z. voor Dennenoord – de Enk is duidelijk een apart verhaal – moeten we natuurlijk rekening houden met ons door de overheid opgelegde normen. Dat betekent echter beslist niet dat wij de verantwoordelijkheid op ons willen nemen om in het jaar 2000 op zo’n 400 bedden uit te komen, zoals de provincies Groningen en Drenthe hebben gesteld.

Zij hanteren daarbij de norm, dat er 1,1 bed per 1.000 inwoners beschikbaar moet zijn voor klinische psychiatrische hulpverlening. In het verantwoordelijkheidsgebied van Dennenoord (west- en centraal Groningen en de vier Noord-drentse gemeente Roden, Peize, Eelde/Paterswolde en Zuidlaren) wonen zo’n 365.000 mensen. Vandaar dat aantal van 400. ‘Wij willen ons best doen om bedden te verminderen. Dat is een streven wat in de gehele klinische zorg opgeld moet doen. Maar het zonder meer afstoten op grond van planningsnormen, kunnen wij niet accepteren. Het aantal zinvolle opnamen, een actief ontslagbeleid en daartussenin een verantwoorde zorg, zullen bepalen hoeveel bedden Dennenoord heeft’.
Op de vraag hoe men de beddenvermindering denkt te realiseren, antwoord Hoevenaar: ‘Van overheidswege denkt men dat te doen door de Eerste lijn, de R.I.A.G.G. (Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg) en de polikliniek- en dagbehandeling van het psychiatrisch ziekenhuis te versterken. Wij vinden ook dat, dat moet gebeuren, maar zien daarin geen enkele garantie voor afname van het aantal bedden. Mogelijk zullen de versterking van Eerste lijn en de R.I.A.G.G. het tegengestelde effect veroorzaken, dat het aantal opnamen zal toenemen. Om enkele landelijke cijfers te noemen: in de periode 1978-1982 is de capaciteit van de R.I.A.G.G. met 35% gestegen. In diezelfde periode steeg het aantal opnamen in ziekenhuizen met 20%. Je maakt, vinden wij, eigenlijk de drempel lager ofwel je kweekt vraag’.

Een andere manier om het aantal bedden te verminderen en bovendien te bezuinigen, is volgens de overheid om meer chronische patiënten over te plaatsen naar beschermde woonvormen.

Volgens de heer Hoevenaar voert de overheid gier geen goed beleid: ‘In de eerste plaats vergeet de overheid te veel dat een aantal patiënten zeer langdurig zal zijn aangewezen op een verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis, omdat daar de juiste hulp en zorg kan worden geboden. Deze patiënten overplaatsen naar beschermende woonvormen zal er gemakkelijk toe kunnen leiden, dat deze meer zorgcapaciteit zullen gaan inzetten, waardoor het gevaar ontstaat dat er overal kleine psychiatrische ziekenhuisjes bijkomen’.
De bezuinigingen zullen volgens de heer Hoevenaar ook niet worden gerealiseerd: ‘Het ontwikkelen van beschermende woonvormen, zal leiden tot meer overhead-kosten van de behandelintensieve afdelingen in het psychiatrisch ziekenhuis zullen relatief stijgen door het vertrek van de langdurig verzorgde patiënten’.
De heer Hoevenaar voegt hieraan toe, dat hij meer ziet in een ontwikkeling van beschermde woonvormen in de vorm van sociowoningen, waarvan de bewoners door de R.I.A.G.G. en het A.P.Z. gezamenlijk zullen worden begeleid. ‘Dit  zou een eerste samenwerkingsproject in het kader van de R.I.G.G. kunnen zijn’.

R.I.G.G.

Gevraagd naar die R.I.G.G.-ontwikkeling, stelt Hoevenaar dat wordt gestreefd naar een R.I.G.G.-regio conform het huidige verantwoordelijkheidsgebied van Dennenoord. Als R.I.G.G.-organisatie kiest hij voor een samenwerking met anderen bij de uitvoering van de zorg. Hij vindt het voorlopig nog veel te vroeg voor een fusie-R.I.G.G. waarbij A.P.Z. en R.I.A.G.G. in één organisatie worden ondergebracht.

De Enk

‘Wat de Enk aangaat, zal er gewerkt worden aan de ontwikkeling naar zelfstandigheid’, aldus de heer Hoevenaar. ‘Maar’, zo voegt hij er aan toe, ‘zolang de Enk op dit terrein staat, dient op grond van beheersmatige voordelen het verpleeghuis samen met het ziekenhuis te functioneren onder één bestuur, de directie en de ondernemingsraad. Helaas is het nog steeds een grote vraag of en wanneer er nieuwbouw in Hoogezand zal plaats hebben. Daarom moeten er ook vraagtekens worden gezet bij het tempo van de volledige verzelfstandiging.
De ontwikkeling van het ‘flankerend bejaardenbeleid’ gaat inmiddels wel gewoon door en dat betekent’, zo zegt de heer Hoevenaar, ‘meer samenwerking van verpleeghuis, bejaardentehuis, eerste- lijn en mantelzorg. Bij die samenwerking wordt er naar gestreefd oudere mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Waar je enige jaren geleden gekeurd moest worden of je gezond genoeg was om met je 65e naar een bejaardentehuis te gaan, moet je daarvoor nu ziek of hulpbehoevend genoeg zijn. In het kader van dit flankerend bejaardenbeleid, zal er binnenkort voor de Enk een aanvraag voor dagbehandeling worden ingediend.

Nettie van Doorn

Dhr. J.C. Hoevenaar

. . . . In het jaar 2000 nog maar 400 bedden. . . .

Advertentie

Wist U dat. . . .

Wist U dat. . . .

  • de menu-commissie in navolging van de geneesmiddelencommissie een folder over rode kool gaat uitgeven?
  • het kerstfeest in 1984 niet helemaal succesvol is verlopen? Frans Diemers is er niet in geslaagd voldoende dieren voor de kerststal te bemachtigen. Alleen een ex-vormingswerker was bereid zijn kerstdagen voor het bedrijf op te offeren: hij stond twee dagen voor rund. Maar het was een eenzaam bestaan geweest, zo vertelde hij ons. Daarom zijn vraag aan alle lezers en lezeressen, hem voor het kerstfeest 1985 te komen vergezellen. U kunt U bij Frans Diemers, toestel 575 alvast opgeven. Hij zal dan wel met U overleggen welk beest het meest passend lijkt: schaap, geit, rund, maar ook voor één à twee kamelen is er plaats.

R.A.P.C. houdt 13 maart 1985 tweede informatie-dag

R.A.P.C. houdt 13 maart 1985 tweede informatie-dag

Het R.A.P.C. houdt woensdag 13 maart 1985 een informatie-dag. Deze is een vervolg op die van november 1983. ‘Er was toen behoefte van het terrein omtrent duidelijkheid van de plaats van het R..A.P.C. op Dennenoord en de interne organisatie van het R.A.P.C.’, aldus Wim Bloemers, hoofd R.A.P.C.

‘De situatie nù is, dat de organisatorische aspecten wel duidelijk zijn, maar de inhoudelijke kant van ons werk ter discussie staat. Hoe verlopen de contacten tussen de R.A.P.C. medewerkers en patiënten? De ontwikkelingen van de laatste tijd vormden voor ons een gerede aanleiding weer een informatie-dag te organiseren’, vervolgt Bloemers. Denk aan het artikel in het Nieuwsblad van het Noorden, waarin melding wordt gemaakt van het oprichten van een Crisiscentrum in de stad Groningen, waarin Dennenoord, de P.U.K. en het R.I.A.G.G. intensief gaan samenwerken. Daarnaast is er nog de ontwikkeling op het terrein om een nieuwe afdeling te stichten, waar de diagnostiek moet plaatsvinden. Je kunt je daarbij afvragen wat het Hospitium en het G.N.A. dan nu doen’.
De informatie-dag VAN HET R.A.P.C. in 1985, is bestemd voor Dennenoord-medewerkers en instanties buiten Dennenoord; met name de ‘verwijzers’ van de Psychiatrische Universiteitskliniek, het R.I.A.G.G., S.P.D., S.P.G. en de polikliniek van het Academisch Ziekenhuis. Samenvattend: de 2e en 3e lijns Geestelijke Gezondheidszorg instanties in het Noorden van het land, waarbij ook het consultatiebureau Alcohol en Drugs en de Beukemakliniek betrokken worden.
‘De doelstelling van de informatie-dag, is de inhoudelijke werkzaamheden van de R.A.P.C. medewerkers aan bod te laten komen en de daarbij behorende achterliggende visie’, vervolgt Bloemers. We willen het proces laten zien vanaf het eerste contact tot het einde van de bemoeienis van het R.A.P.C. met de patiënt. Een procedure waar we dagelijks mee te maken hebben. Daarbij willen we informatie over onszelf geven en daarbij onze werkwijze tegelijkertijd ter discussie stellen’.
Op de volgende wijze wordt daar vorm aan gegeven:

  • Inleiding; er wordt een folder uitgegeven, waarin staat wat het R.A.P.C. is, hoe het in elkaar zit qua organisatie en wat onze doelstelling is. Daarna vertoning van een videoband; die een beeld geeft van een dag R.A.P.C.
  • Deze informatie moet aanleiding zijn om tot een discussie te komen. Afhankelijk van het aantal mensen dat er komt, bestaat de mogelijkheid in groepjes te praten.

Wim Bloemers: ‘Het verwachte effect van deze informatie-dag, is om een aantal misvattingen uit de wereld te helpen, zoals: Het R.A.P.C. gaat naar Groningen en die zien we niet meer. De verwijzers die komen zullen bevestigd zien, wat we al weten. Voor de afdelingen waar we intensief mee samenwerken, geldt hetzelfde. Maar Dennenoord is groot, velen hebben min of meer met het R.A.P.C. te maken. Hopelijk kunnen we aan al die mensen weer wat duidelijk maken. Kritiek die op ons af komt, zal ook zeker besproken worden’.

Marieke Schokkenbroek

Geneesmiddelen-commissie timmert aan de weg

Geneesmiddelen-commissie timmert aan de weg

Op donderdag 12 december 1984, werd op de kamer van mevrouw D.F. Wynia, psychiater, het eerste exemplaar van de Lithium-folder, geschreven door de Geneesmiddelen-commissie, overhandigd aan de heer H.G. de Olde, directeur-patiëntenzorg. De heer van Haeringen, apotheker/klinisch-chemicus, tevens voorzitter van de Geneesmiddelen-commissie, verrichtte deze officiële handeling.
In zijn korte inleiding deelde de heer van Haeringen o.a. mede dat de Geneesmiddelen-commissie nu twee jaar bestaat en zich heeft bezig gehouden met de ontwikkeling van een distributiesysteem van medicijnen op Dennenoord.
Verder heeft de voorlichting over de werking en het gebruik van medicijnen naar de gebruikers toe ook de belangstelling van de commissie. Bekend zijn de bijsluiters, maar die zijn vaak in een te moeilijke taal geschreven. Vandaar het initiatief van de Geneesmiddelen-commissie om een ‘leesbare’ folder over één van de meest bekende geneesmiddelen op Dennenoord uit te geven. Lithium dat wordt voorgeschreven aan manisch depressieve patiënten, is een middel dat jarenlang gebruikt moet worden. Goede voorlichting is daarom zeer gewenst.
Het is de bedoeling dat de voorschrijvende arts, de folder aan de patiënt uitreikt.
De heer de Olde, gaf na overhandiging van de eerste folder, te kennen dat Lithium één van de belangrijkste medicamenten is, dat de laatste twintig jaar is ontwikkeld. Het gebruik ervan is aan precieze grenzen gebonden. Te weinig Lithium werkt niet en teveel kan bijwerkingen veroorzaken.
De heer de Olde bedankte de Geneesmiddelen-commissie in het algemeen en mevrouw Wynia en de heer van Haeringen in het bijzonder voor hun inzet bij het tot stand komen van deze folder.
Vervolgens kreeg mevrouw Welbergen, gebruiker van Lithium, als eerste patiënt de folder uitgereikt. De geneesmiddelen-commissie overweegt om voorlichting over medicijnen door middel van folders in de toekomst uit te breiden.
In eerste instantie denkt men zich te concentreren op geneesmiddelen die evenals Lithium voor langere tijd gebruikt moeten worden, zoals: anti-epileptica en anti-hypertensiva.

Marieke Schollenbroek

Mevrouw Welbergen kreeg de folder overhandigd

Uitreiking Lithium boekje

Harry de Olde, na een vijfentwintigjarig dienstverband

Harry de Olde, na een vijfentwintigjarig dienstverband:

‘Ik probeer evenwicht te vinden tussen verschillende belangen’

Van orgine Overijsselaar met een Groningse moeder. Medische opleiding in Groningen en vijfentwintig jaar geleden in dienst van de Vereniging. Na arts-assistent in opleiding op Dennenoord en enige jaren in de Valeriuskliniek, eenentwintig jaar geleden definitief naar Dennenoord.
‘Van beide kanten waarschijnlijk wel een gewenste hereniging. Niet verwacht hier altijd te blijven, maar ook niet voorgenomen het niet te doen. Zou dit in deze tijd eerder hebben overwogen, maar toen was het heel gebruikelijk dat je bleef waar je zat’.
Werkte voor zijn benoeming tot directeur patiëntenzorg al die tijd, met uitzondering van de laatste periode in het Witte huis
, continu in het Noorder-Sanatorium vrouwen. Daarnaast in een groot aantal andere paviljoenen.
Een gesprek met Harry de Olde over het verleden, maar vooral over het nu, zijn functioneren, zijn visie op de patiëntenzorg, over evenwicht. Een gesprek dat een dag later weer bovenkwam toen ik de Argentijnse zangeres Mercedes Sosa hoorde zingen: ‘Als ik niet geloofde in het evenwicht, wat zou ik dan zijn: een doelloos instrument’.

Tumultueus

Het eind van de jaren zeventig, begin tachtig, waren nogal tumultueus. Dit leidde tot het aftreden van de toenmalige directie. Oorzaken daarvan: het functioneren van de directie in de ogen van het bestuur, voortdurende problematiek tussen ondernemingsraad en directie, overplaatsingsplannen die veel weerstand opriepen. Een opeenhoping van problemen.
De Olde heeft daar niet zulke levende herinneringen meer aan. Herinneringen die bij hem naar boven komen, hebben toch vooral betrekking op zijn werk als afdelingspsychiater. Meer in het algemeen zegt hij over die roerige jaren: ‘Je krijgt natuurlijk botsingen als een directie te weinig souplesse of relativerend vermogen kan opbrengen om met dat soort problemen om te gaan. Na alle turbulentie die er geweest is en na het moeizaam inslaan van nieuwe wegen, staat Dennenoord aan het begin van het hervinden van een bepaalde bedding’.
Hij zegt dit met enige voorzichtigheid, omdat hij nog teveel midden in allerlei ontwikkelingen staat om het goed te kunnen beoordelen.
De Olde: ‘Ik heb wel de indruk dat men nu wat minder op z’n strepen gaat staan. Nu een aantal zaken zijn afgebakend, kan men weer beter relativeren’.
Na het vertrek van de vorige directie en het interim-optreden van een algemeen-directeur, een periode waarin de Olde als 1e geneesheer optrad, leidde in eerste instantie de vacature directeur patiëntenzorg niet tot een benoeming, omdat de kandidaat in kwestie het liet afweten. De Olde werd gevraagd te solliciteren en benoeming volgde. Ondanks dat de benoeming geheel volgens de regels verliep, werd er toch enige ophef over gemaakt.

Zwaaien met een vlag

De Olde: ‘Het was in die tijd nogal opzienbarend, dat de ondernemingsraad een enqu6ete met de vraag of men mij wel aanvaardbaar achtte de organisatie instuurde. Sommigen vonden het een verantwoorde gang van zaken, anderen vonden het onaanvaardbaar en spraken er hun ongenoegen over uit. Ik heb nooit iets over de uitslag vernomen. Voor mij is het niet meer geweest dat het zwaaien met een vlag. Ik heb echter nooit enig gevoel van terughoudendheid of rancune gehad’.

Vernieuwingen

Toen de Olde op Dennenoord kwam, was het gebruik van psychofarmaca gemeengoed geworden. In de jaren vijftig had er te dien aanzien een kleine revolutie op Dennenoord plaats gevonden. Dankzij de invloed van de psychofarmaca bleken langdurig ernstig zieken zodanig te verbeteren, dat een niet gering aantal kon worden ontslagen. Als gevolg daarvan, werden in die periode goede revalidatieprogramma’s opgezet om weer aan het maatschappelijk leven te wennen.
Aan het eind van de jaren zestig, begin zeventig, signaleert de Olde de invloed van de democratisering op de patiëntenzorg. Allerlei vernieuwingen werden gezien en aangegrepen. Twee keer werd een aanzet gegeven tot behandelen overeenkomstig de principes van de therapeutische gemeenschap, maar werden om voor de Olde onduidelijke redenen niet doorgezet. Daarna kwam het toch van de grond.
De Olde: ‘In de jaren 1972/1973 werd het Noorder-Sanatorium vrouwen een therapeutische gemeenschap avant la lettre. Ik heb daar helemaal niet zo doelbewust naar toegewerkt, maar het resultaat was wel hetzelfde. Geleidelijk aan werden, weliswaar op een andere manier, een aantal principes volgens welke we werkten door verschillende afdelingen overgenomen. Ik vind dat ook een goede ontwikkeling. Het was een verandering in het geheel van de psychiatrie en zeker op Dennenoord’.
De Olde vindt dat er thans een heel andere geest heerst dan tien jaar geleden in de relatie tot patiënten. Niet zo spectaculair, maar wel van groot belang. Hij is er content mee dat een aantal omgangsvormen van de therapeutische gemeenschap hier gemeengoed zijn geworden.

T.G. deel van A.P.Z.

‘Ik ben er om die reden dan ook nadrukkelijk voorstander van, dat de therapeutische gemeenschap deel blijft uitmaken van het Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis. De inhoud van deze patiëntenzorg, waarin het respect voor de patiënt een belangrijke rol speelt, is voor mij van grote waarde en zo blijft de voorbeeldwerking voor het ziekenhuis bewaard.
Het respect voor de patiënt moet voorop staan. Dat is voor mij een wezenlijke zaak. Als ik met patiënten, ook nu nog, omga of over patiënten en problemen in de afdelingen met medewerkers praat, probeer ik dat tot uitdrukking te brengen’.
De Olde benadrukt dat het hem er niet om gaat dat heel Dennenoord nu maar een therapeutische gemeenschap moet worden.

Decentralisering/verkleining

‘Een nieuwe ontwikkeling waar we voorstaan is het streven vorm te geven aan de decentralisatie en verkleining van het ziekenhuis en goede en verantwoorde huisvesting. Dat moet op een verantwoorde manier en kan niet anders dan betrekkelijk langzaam gerealiseerd worden. Bepaalde veranderingen soms schoksgewijs zullen plaatsvinden zullen plaatsvinden zal niet te voorkomen zijn en zal zeker problemen geven voor patiënten en personeel’.
Niemand kan de Olde wijsmaken dat het psychiatrisch ziekenhuis kan verdwijnen. Maar de vrijheden van de patiënt worden in het algemeen groter, terecht vindt de Olde en de relaties met de maatschappij intensiever. In dat licht bezien, wil hij de vraag stellen of het wel zo verstandig is, dat je als instituut in een buitenwijk van een middelgroot dorp bent gevestigd.

Stijl van leidinggeven

Reeds in de periode dat hij als afdelingspsychiater werkte, was hij betrokken bij allerlei bestuurlijke zaken. Als directeur patiëntenzorg, kreeg hij echter te maken met twee voor hem tamelijk onbekende gebieden, personeelsbeleid en financiën.
Zijn stijl van leidinggeven vindt hij in belangrijke mate bepaald, door zijn werk als psychiater en de verwevenheid van zijn persoonlijkheid daarin. De Olde heeft de patiënten altijd benaderd met aan de ene kant verwondering, aan de andere kant respect. Verwondering van het nieuwe van elke patiënt, zijn unieke manier van bestaan en ziek zijn. ‘En ik heb getracht dat met respect te bejegenen. Het is het zoeken naar evenwicht tussen wat de patiënt aan mogelijkheden en onmogelijkheden heeft en ziet en de arts die met zijn kennis probeert met de patiënt een compromis te vinden om samen meen werkbare weg te gaan’.
Hij vindt het een houding die je ook als directeur niet zo snel afleert. De Olde veronderstelt dat sommige mensen vinden dat hij misschien toch te lang in ‘het respect’ is blijven steken. Dat is vaak niet te verenigen met het feit dat je wel eens een keer voor mensen ‘zure’ beslissingen moet nemen.
‘Ik merk toch steeds dat ik, meer dan anderen zouden doen (ik wil niet zeggen dat het onverantwoord  is, dan zou ik mezelf ontrouw worden) probeer een evenwicht te vinden tussen verschillende belangen’.

Gelijkwaardigheid afdelingen

Terugkerend op de therapeutische gemeenschap zegt de Olde het donders gevaarlijk te vinden, goede sier met een bepaalde afdeling te maken. Ieder psychiatrisch ziekenhuis heeft wel zo’n afdeling. Je moet het evenwicht bewaren en niet al je kaarten daarop zetten. ‘Onze blokken- en afdelingsstruktuur geeft een redelijke garantie voor de gelijkwaardigheid van de behandelafdelingen. Ik vind dat een belangrijke verworvenheid van die struktuur. Vroeger bepaalde een hoofdzuster of afdelingsarts wat er wel en niet met een paviljoen gebeurde. Dat kan niet meer. En als directie moet je er voor waken dat bepaalde afdelingen minder aandacht krijgen omdat die teveel uitgaat naar de fraaie dingen aan de poort.
Mijn wens voor 1985? Een goed geformuleerd en geaccepteerd patiëntenzorgbeleid voor de komende jaren’.

Bram de Vink

Harry de Olde: . . . respect voor de patiënt voorop. . . .

De Olde is in 1964 begonnen in het Noorder-Sanatorium- vrouwen, -mannen en in wat nu Lagerhout is. ‘Zonder assistent, want die had je in die tijd niet’. Niet lang daarna paviljoen 8 (Groenehage) erbij.
Enige tijd ook paviljoen 12 (nu de Borgwal) daarbij. Een periode het hele Noorder-Sanatorium en het Zuiderpaviljoen-mannen, toen een opname-afdeling. Ook een tijdje niet.
Noorder-Sanatorium vrouwen en een derde van het Zuiderpaviljoen vrouwen.
‘De gedachte achter het laatste was dat elke psychiater in de opname moest werken en een paviljoen in het achterland had. Voor de continuïteit van de zorg. Zes psychiaters in het Zuiderpaviljoen. Dat was dringen. Niet goed voor één behandelbeleid op een opname-afdeling’.
Het zwaartepunt heeft altijd gelegen op de vrouwenafdelingen.
Toevallig? ‘Ja, als je een vrouwenafdeling had, werd dat vaak gekoppeld aan een vacature op een vrouwenafdeling. De afdelingen gingen als strooigoed van de één naar de ander. Het was een soort openbare markt: wie biedt voor welk paviljoen. Achteraf gezien een bedenkelijke zaak’.

Toespraak Hoevenaar ter gelegenheid vijfentwintig jarig dienstverband de Olde

Toespraak Hoevenaar ter gelegenheid vijfentwintig jarig dienstverband de Olde

Met kussen bedekt

Beste Harry,
Ik wil beginnen met mij bescheiden op te stellen, want deze toespraak bij je 25-jarig dienstjubileum zal toch vooral gebaseerd zijn op ervaringen van de laatste vier jaar, waarin we als directie hebben samengewerkt. En wat zijn vier jaar vergeleken bij die vijfentwintig?

We mogen niet vergeten dat je voor je komst in de directie, al achttien jaar op Dennenoord hebt gewerkt en drie jaar bij de Valeriuskliniek.
Eerlijk gezegd, weet ik van die eerste eenentwintig jaar heel weinig af. Natuurlijk weet ik dat je in de beginjaren samen met je vrouw boven in het Noorder-Sanatorium hebt gewoond en natuurlijk is bekend dat je in diverse paviljoens hebt gewerkt.
Dat laatste was ook goed te merken als we samen wel eens paviljoenen bezochten en er regelmatig een zeer vriendelijke dame op je afkwam, die je onder de begroeting ‘dag dokter’, spontaan om de hals voel of je gezicht met kussen bedekte.
Hoe komt het eigenlijk dat ik relatief weinig van die eerste eenentwintig jaar weet. Simpelweg, omdat je er weinig over vertelt, n iet alleen tegen mij, maar, denk ik, ook niet tegen anderen.
Een zwijgzame Harry dus, eigenlijk niet alleen ten aanzien van dat Dennenoord-verleden, maar ook ten aanzien van andere zaken zoals de gewone dingen thuis, je werk bij de Stichting Oude Groninger Kerken of ten aanzien van je emoties in je werk, bijvoorbeeld wanneer je teleurgesteld bent omdat iets niet gaat zoals jij je dat voorstelt.
Persoonlijk stel ik die zwijgzaamheid ten aanzien van de hierboven genoemde aspecten wel op prijs. Het schept ruimte in de intensieve werkrelatie die we binnen de directie hebben en het concentreert de aandacht op wat werkelijk van belang is.
Een imaginaire toehoorder zou nu kunnen vragen: ‘Betekent deze zwijgzaamheid dat Harry tamelijk introvert de hele dag in zijn kamer zit, begraven tussen nota’s, brochures, boeken, brieven, verslagen en notulen?’
Een blik in je kamer zou dit vermoeden kunnen bevestigen. Maar gelukkig zijn deze vermoedens onjuist.
Je weet terzake uitstekend uit je woorden te komen waarbij je goed geformuleerd en goed beargumenteerd aangeeft hoe je over een bepaalde zaak denkt, waardoor het geheel ook overtuigingskracht krijgt.
Je doet me steeds verbaasd staan over je produktiviteit. Bijna wekelijks komt het voor, dat ik zelf op maandagochtend één of twee korte brieven bij Nel van der Munnik deponeer, terwijl jij er dan vijf of zes lappen van brieven naast legt. Ook bewonder ik de fraaie stijl van je brieven wat mogelijk te maken heeft met je voorkeur voor de 19de eeuwse literatuur.
Je weet vaak op subtiele wijze duidelijk aan te geven waarom het eigenlijk gaat.
Nu had ik het zojuist over zwijgzaamheid en nu zou onze imaginaire toehoorder kunnen opmerken: ‘Wordt in het algemeen zwijgzaamheid niet verbonden met norsheid?’ Maar na deze miskleun sturen we onze imaginaire toehoorder de bestuurskamer uit, want Harry, het begrip norsheid aan jou toedenken is volslagen ongepast,
Je bent de beminnelijkheid zelve, wat betekent dat het prettig is om met je om te gaan en dat de mensen die zich tot je wenden een stimulerende betrokkenheid ervaren.
Maar misschien past beter bij die zwijgzaamheid je grote geduld om zaken zo te regelen als je ze wilt hebben. Soms wordt dat geduld ten onrechte voor besluiteloosheid aangezien. Ik noem het dan liever met tact en wijsheid, steeds je argumenten bijslijpend, mensen overtuigen en motiveren, dat een bepaalde ontwikkeling nodig is.
Misschien is soms je argumentatie wat te subtiel voor zo’n groot bedrijf als Dennenoord en is soms een wat grovere argumentatie met daaraan gekoppeld een wat meer autoritaire besluitvorming, meer op zijn plaats.
Die subtiele argumentatie speelt je soms ook parten bij onderhandelingen als je met een ontwapende eerlijkheid alle voors en tegens opsomt, terwijl het nu net de bedoeling is om in het vuur van de strijd alleen de voors te noemen.
Harry, ik heb geprobeerd een schets van je functioneren te geven. Op grond van die schets durf ik te zeggen, dat Dennenoord een goeie aan je heeft gehad en heeft.
Ik wil je daarmee namens de medewerkers van harte voor bedanken. Ik spreek de hoop uit dat je dit werk de nodige jaren zult voortzetten. En persoonlijk wil ik er aan toevoegen dat ik me gelukkig prijs om met je te kunnen samenwerken binnen de directie.

Pim Hoevenaar

 

Vijfentwintigjarig dienstverband de Olde

Vijfentwintigjarig dienstverband de Olde

Vrijdag 4 januari 1985, nam in de Schakel de directeur patiëntenzorg, Harry de Olde, vergezeld van zijn echtgenote, de gelukwensen van patiënten en personeel in ontvangst. Een geanimeerde bijeenkomst, die ’s morgens was voorafgegaan door een feestelijk samenzijn in kleine kring in de bestuurskamer van het Hoofdgebouw.

‘Hulpverlener vaak ondeskundig’

Groepsbegeleider Rob Versteden:

‘Hulpverlener vaak ondeskundig’

Rob Versteden: . . . . personeelsbeleid staat centraal. . . .


De Jong: ‘Het is hier geen jungle’

De Vakgroep Sociale Wetenschappers

De Jong: ‘Het is hier geen jungle’

Automatisering

Externe hulp

Automatisering

Nu bij de verdergaande automatisering van de gegevensbewerking op Dennenoord steeds meer behoefte gaat bestaan het automatiseringsbeleid verder te ontwikkelen, heeft de Coördinatiecommissie Automatiseringsontwikkeling besloten de directie te verzoeken deskundige hulp van buiten het ziekenhuis te mogen inschakelen.
Op steeds meer plaatsen in het ziekenhuis groeit de behoefte aan het gebruik van computerapparatuur en zijn een aantal projecten in ontwikkeling, waarvoor nieuwe investeringen zullen moeten worden gedaan. Voorbeelden daarvan:

  • Normeringsmodel;
  • Personeelsinformatiesysteem;
  • Gegevensbewerking Polikliniek;
  • Gegevensbewerking R.A.P.C.

en nog een aantal projecten van de prioriteitenlijst van de commissie, die ter zijner tijd zullen worden aangepakt.
Vraagstukken, die zich thans voordoen zijn:

  • Welke apparatuur is het meest geschikt?
  • Moeten de computers centraal of decentraal worden gebruikt?
  • Hoe en welke gegevensbestanden moeten worden opgebouwd?

Problemen die op korte termijn moeten worden opgelost, wil de voortgang van de projecten niet te veel worden opgehouden.
In verband daarmee, is eind vorig jaar 1984, contact gezocht met een Informatica-deskundige van de Interfakuliteit Bedrijfskunde van de Universiteit van Groningen, de heer Boersma. Boersma kent Dennenoord vanwege zijn betrokkenheid bij de ontwikkeling van het Normeringsmodel. Als de directie met het voorstel van de Coördinatiecommissie akkoord gaat, zal op korte termijn door Boersma en één der leden van de commissie een voorstel voor het te voeren informatiebeleid worden voorbereid om in de organisatie te bespreken. Als dit voorstel wordt goedgekeurd, zal het als uitgangspunt dienen voor het te voeren automatiseringsbeleid. Dit is een noodzaak voor de Coördinatiecommissie om snel en effectief op ontwikkelingen te kunnen reageren en de verdere ontwikkeling van de automatisering adequaat te sturen.

Dennenoord

Dennenoord

De psychiatrie kent het probleem onvoldoende plaatsen te hebben voor co-assistenten. Hierdoor is men aangewezen op een aantal psychiatrische instellingen buiten het P.U.K. (Psychiatrische Universiteits Kliniek). Om tot een goede afstemming van het onderwijs te komen wordt er geëvalueerd. In het kader daarvan is er door een aantal arts assistenten een beeld geschets van de co-assistent, die gedurende twee van de zes weken op Dennenoord vertoeft. Zij komen tot de conclusie dat het niveau van kennis en vaardigheid in het psychiatrisch onderzoek bij co-assistenten, bedenkelijk is. Vanwege deze bezorgdheid, frustraties en belangstelling voor beter onderwijs in het co-schap psychiatrie, zijn er een aantal voorstellen gedaan tot wijziging van het co-schap, voor zowel de inhoud als de samenstelling. Deze punten zullennader besproken dienen te worden met de psychiatrie. In de volgende shock meer hierover.
Gelukkig maar dat er ook positieve uitzonderingen zijn onder de arts-assistenten. Hiervan getuigt een tweetal initiatieven van arts-assistenten in de interne kliniek van het Academisch Ziekenhuis Groningen en in Dennenoord in Zuidlaren.
Co-Blad, de periodiek van de medische Faculteit uit Groningen.

De nacht in

De nacht in

in stille winternacht
naderen nonnenkoren
verkillen
in wegebbend gezang
op de koude tegels
van de kloostergang

‘de blauwe reiger’

Directie-secretaris: Klaske Jaspers

Sinds 1 januari 1985 heeft Dennenoord een directie-secretaris: Klaske Jaspers.
In het februari-nummer van de Personeelskrant vertelt zij zelf meer over de inhoud van deze (nieuwe) functie.

Advertentie

Uitslag enquête functioneringsgesprekken

Uitslag enquête functioneringsgesprekken

Arbeidskundigen in de Bosrand

Arbeidskundigen in de Bosrand

Wat gebeurt er met een afdeling als er arbeidskundigen rondlopen? Volgens mij zo veel, dat je er een boek over zou kunnen schrijven. Helaas is dat nog niet geschreven. Terwijl de Enk, de P.G.O., Eikenstein en de Bosrand intussen een arbeidskundig onderzoek hebben moeten ondergaan (of moet ik zeggen: ‘moeten weerstaan’?).
Aan de andere kant: wat gebeurt er met arbeidskundigen als ze op een bepaalde afdeling rondlopen? Hans Tulp en Hille Eppinga hebben gemeend dat schriftelijk aan de medewerkers van de Bosrand te moeten meedelen. Hun brief staat hier afgedrukt. Mij leek het aardig om wat reacties te peilen die er in de Bosrand op deze brief vielen te beluisteren. Hopelijk zijn enkele van die werkers later óók nog eens bereid ons te berichten over hoe zij zo’n arbeidskundig onderzoek hebben ervaren. Hun commentaar op de brief was dat, over wat humor is, de meningen wel altijd verdeeld zullen blijven, maar dat de brief op zichzelf in goede aarde is gevallen. De afdelingsleider meende trouwens dat zijn medewerkers bij hém in therapie waren (héél kenmerkend, zo’n opvatting voor iemand die zelf in een therapeutisch proces zit). Verder stelde hij er prijs op te laten weten, dat ramen in gooien heel therapeutisch kan zijn, mits de dader bij hem de rekening komt betalen. Ondanks die vijfduizend streepjes was het de arbeidskundigen blijkbaar ontgaan dat de Bosrand nog meer medewerkers dan alleen socio’s kent. Misschien toch tevéél rondes gelopen en ze zo over het hoofd gezien? Of zouden Hans en Hille zelf, na twee weken Bosrand ongemerkt in een therapeutisch proces verzeild zijn geraakt? En dan die socio die zijn haar had laten knippen. Helaas wordt niet vermeld hoe hij er nu eigenlijk bijloopt. Trouwens, is het de arbeidskundigen na alle informatie die wij over het hoofd hadden uitgestort dan ontgaan dat een zogenaamde ‘haircut’ een wezenlijk onderdeel van een behandeling in een therapeutische gemeenschap is?
Tenslotte vond men dat die 2 jongens mede door hun beroep wel erg vastzitten aan zaken als ‘arbeid’ en ‘werk’. In de Bosrand is iedereen al héél blij als zulke onderwerpen ‘bespreekbaar gemaakt’ kunnen worden.

Jan Smid

‘Medewerkers van de Bosrand’

Dit briefje is niet een verlaat sinterklaaskado, maar bedoeld als bedankbriefje, voor de prettige en spontane manier, waarop jullie aan het M.M.O.-onderzoek hebben meegewerkt.
De laatste weken van dit jaar zullen wij besteden aan het invoeren van ‘de streepjes’. We hopen, dat de computer van de Rijksuniversiteit in Groningen niet doet wat vele anderen wel doen, n.l. vrijaf nemen tussen Kerst en Oud en Nieuw. Het ligt in de bedoeling midden januari 1985 de bewerkte resultaten klaar te hebben en aan jullie te kunnen voorleggen. Maar met computers weet je het nooit zeker; soms verschijnt er op het beeldscherm de kreet ‘I am down’ en dan betekent dat voor ons duimen draaien.
Ongetwijfeld zullen een aantal van jullie blij zijn, dat het onderzoek is afgelopen: op de vingers gekeken worden is niet leuk. Toch hebben wij goede herinneringen aan dit onderzoek overgehouden. Er zijn tussendoor leuke gesprekken gevoerd met zowel medewerkers (socio’s dus) als bewoners van de afdeling. Gesprekken, die ons duidelijk maakten, waar het in de Bosrand om gaat.
Een aantal grappige of merkwaardige situaties tijdens het onderzoek willen wij jullie niet onthouden:

  • De afdelingsleider wordt soms door een behandelaar uitgenodigd voor een gesprek en dan horen wij: ‘Gaat u daar maar zitten en zegt u maar wat het probleem is’. Wij horen Ruud van der Steen nòg verzuchten: ‘Ik word hier niet goed van!’ Is de afdelingsleider ook in therapie? Pas in ieder geval goed op hem, want volgens de boodschap op zijn deur is hij de enige in de Bosrand die denkt! Getuige de leus van deze leidinggevende: ‘Draai één twee nul twee. Van der Steen denkt met je mee!’
  • We hebben sommigen van jullie gezien als poetsvrouwen en – mannen. Als we langskwamen, konden ze net niet op tijd stoppen met reinigen sanitair etc. En je uitleven in die taak op de zusterpost is niet eerlijk.
  • Is er alweer vuile was getransporteerd of gezamenlijk gedoucht, inclusief de socio?
  • Als socio’s het haar laten knippen door een patiënt, is dit een behandeling die wij niet kennen. Werken voor een patiënt als socio is één ding: werk laten verrichten door patiënten is een andere.
  • Wisten jullie dat het overleg ‘stafteambespreking’ gelijk staat aan koffie met appelgebak? Toch leuk, dat ook wij hier een kruimel van mee mochten nemen.
  • Tijdens het M.M.O. kwam dominee van Lynden een aantal keren op de Bosrand; wij hoefden haar niet met streepjes te scoren, want zij heeft al een streepje voor daar boven.
  • Wij hebben begrepen dat er diverse soorten cocktails op Dennenoord beschikbaar zijn. Die van jullie laten we graag voor een ander.

Dan nog een aantal richtlijnen voor gedrag tijdens onderzoek:

  • Een socio voelde zich zodanig gefrustreerd, dat zij behoefte had aan een robbertje vechten en deed dit met het toevallig aanwezige avondhoofd. Wij wisten niet, dat dit in het takenpakket van een avondhoofd thuishoort. Overigens is dit soort zaken moeilijk te scoren: persoonlijke verzorging?
  • Patiënten mogen geen opschriften op de deur plakken met de titel ‘niet storen’, om van arbeidskundigen af te komen.
  • Arbeidskundigen hebben na het onderzoek Eikenstein ervaring in glasruimen. Dat hoeft nog geen reden te zijn in de laatste nacht weer in een ruit in te gooien.
  • Ramen mogen niet meer worden ingemeten.

Tenslotte:
Arbeidskundigen zijn behept met de onmogelijke neiging alles in cijfers uit te drukken.
In de onderzoeksperiode zijn ± 5.000 streepjes gezet en is ± 140 kilometer gelopen in 868 rondes; dat is van hier naar Ermelo.
En of we afgevallen zijn van al die kilometers? Een vraag die met name aan Hille meerdere malen is gesteld.
Antwoord: een kilo of twee en dat is weinig, in verhouding tot zijn gewicht (2%; alweer cijfers!).
Hans heeft er niet veel van gemerkt.
In januari/februari 1985 komen we voor een bespreking terug.
Nogmaals bedankt en tot ziens!

Met vriendelijke groeten,
Hans en Hille

Hoe wordt je als man aangesproken door de O.R.?

Hoe wordt je als man aangesproken door de O.R.?

Simpel te beantwoorden denkt u. Als deze man namelijk getrouwd is en de naam van zijn partner voert, wordt hij aangesproken met de heer. Dat gebeurt ook, als hij zijn eigen naam houdt, maar dan moet wel duidelijk zijn dat hij getrouwd is. Dus wordt tussen haakjes achter zijn naam keurig die van zijn partner vermeld (gehuwd met. . . . ).
Dus iedere man die getrouwd is (ongeacht of hij zijn eigen naam of die van zijn partner voert) wordt met Dhr. aangesproken. Alle mannen die de boot gemist hebben, worden aangeduid met Dhr. i.p.v. Dhr.
Maar. . . . waarom vallen enkele heren buiten de twee bovengenoemde categorieën en worden toch met Dhr. aangeduid, ondanks dat ze niet gehuwd zijn (anders zou er echter (gehuwd met. . . .) achter hun naam staan). Dus kennelijk is er nog een reden om sommige mannen met Dhr. aan te spreken. Het zou kunnen dat deze mannen allemaal:

  • een bepaalde leeftijd hebben bereikt;
  • in een bijzondere salarisschaal zitten;
  • gescheiden zijn;
  • kinderen hebben;
  • van adel zijn;
  • een eigen huis hebben;
  • een afwijkende huidskleur

Zou het, beste O.R., niet veel simpeler zijn om alle mannen ongeacht burgelijke staat, salaris, leeftijd of wat dan ook, gewoon met Dhr. aan te duiden.
Scheelt een hoop werk en tijd.

Gerda Potze

Schakel Spektakel

Het was medio december 1984 de beurt aan de Soulfingers een tienmans formatie uit Groningen. Uit recensies van diverse noordelijke dagbladen was gebleken dat het een uitzonderlijk goede formatie moest zijn.
Dit bleek waar te zijn, zij speelden veel soulmuziek uit de jaren ’60 en ’70, zoals Sam and Dave, Pickett, Reading Couley. Voor mij was het één van de beste bands die ik kive heb zien optreden en met mij ongeveer honderdvijftig mensen. Het is jammer dat deze band deze maand uit elkaar is gegaan.
Een bezoeker

Uit de bibliotheek

Personeelsfeestavonden 1985

Afscheid Hennie Datema, Veldzicht

Op 19 december 1984 werd door Veldzicht in het Trefpunt, feestelijk afscheid genomen ban Hennie Datema. Veel genodigden waren daarbij aanwezig. Namens de leden van het beleidsteam, waarin zij steeds heel actief bezig is geweest, werd ze toegesproken door Guus Dezentje en ontving een cadeau.
Namens het personeel van Veldzicht werd Hennie toegesproken door Giny Meyer, die daarin tot uitdrukking bracht dat ze een hele fijne collega was met wie te praten, te lachen en niet te vergeten ook te werken viel.
We wensen Hennie veel succes in haar nieuwe baan als hoofd groepsbegeleiding op de Enk.
Het personeel van Veldzicht

Ingezonden

Ingezonden

De Crèche

Zoals u waarschijnlijk in de bekende wandelgangen reeds vernomen hebt, is de crèche-commissie niet meer.
Redenen hiervoor zijn onder meer dat de directie niet reageerde op de in gang gezette ontwikkelingen en het ministerieel afwijzen van het verzoek van een medewerker, in het kader van de ‘werkverruimende maatregel’.
Onze energie en enthousiasme raakte op den duur op, zodat we besloten onszelf als commissie op te heffen.
We hebben de directie hiervan po de hoogte gesteld. We willen allen, die gereageerd hebben of anderszins belangstelling getoond hebben, hiervoor hartelijk bedanken.

De crèche-commissie
Joke Grave
Hanneke Milders
Fred Star

Ook de T.G. wil verhuizen. . . .

Ook de T.G. wil verhuizen. . . .

De laatste tijd valt er een opmerkelijke tendens op Dennenoord waar te nemen: de ene na de andere afdeling zoekt zijn heil ergens anders. Het R.A.P.C. meent beter te kunnen functioneren als het in de stad Groningen is gehuisvest, voor de dagbehandeling en de hostel-functie geldt hetzelfde. De polikliniek denkt zelfs aan twee nieuwe vestigingen: één in Groningen, de andere in Hoogezand; sommige patiënten gaan in het dorp wonen en over enkele jaren is er, als alle plannen doorgaan, een nieuw verpleeghuis in Hoogezand. En wat lezen we in het nieuwe jaarplan? Ook de therapeutische gemeenschap wil weg! Men noemt het jaar 1990, zodat de directie nog even de tijd krijgt om aan het idee te wennen.

Wat nu weer, zult u zeggen. Die jongens zitten toch in één van de mooiste en nieuwste gebouwen die we hebben? En werd het gebouw de Bosrand niet multi-functioneel’ genoemd, dus geschikt voor elk soort klinisch-psychiatrische behandeling? Voor ons reden om de afdelingsleider Ruud van der Steen te polsen. Volgens hem kun je niet multifunctioneel bouwen in de psychiatrie. Voor een therapeutische gemeenschap is een leefgroep van 8 of 10 (meer plaatsen tellen de units niet) domweg te klein en voor ‘beschermd wonen’ lijkt 6 het absolute maximum. Misschien kun je psychotische patiënten best met hun achten of tienen bij elkaar stoppen, zegt Ruud, maar de Bosrand is er veel te eng, te hokkerig voor. Die ouderwetse grote gebouwen hadden in ieder geval het voordeel dat je, je er als patiënt indien nodig, wat ‘onzichtbaar’ in kunt maken; bij ons zit iedereen op elkaars lip. Verder blijkt de Bosrand over veel te weinig behandelruimte te beschikken. Het overgrote deel van de therapieën moet dan ook elders op het terrein worden gegeven en enkele medewerkers hebben een kamer in de Fazant. Gewoon géén plaats. Maar waarom willen jullie dan direct helemaal van het terrein verdwijnen, vroegen we. Had de directeur patiëntenzorg het niet over de ‘uitstralende werking’ van de therapeutische gemeenschap baar de rest van Dennenoord? Allemaal heel aardig, vindt Ruud, maar wij ondervinden daar zelf alleen maar nadelen van. Zo’n positie maakt je bepaald niet geliefd bij de anderen en terecht: moeten wij als voorbeeld voor andere afdelingen gaan dienen? Ik vind dat een gevaarlijke gedachte, want op andere plaatsten vindt een ander soort behandeling plaats. Bovendien streven we naar een grotere autonomie dan we nu hebben. Net als de polikliniek moeten we zelf direct contact met de verwijzers hebben. Zoiets kan niet goed via het R.A.P.C. lopen. Het woord is dus nu aan de directie. We wachten af.

Jubileum G.J. de Vries

Op de valreep van 1984, werd de lange lijst van jubilarissen uit de Civiele Dienst nog uitgebreid met een zilveren jubileum. De heer G.J. de Vries herdacht namelijk op 7 december 1984, het feit dat hij 25 jaar in dienst was als kok in Dennenoord. Een festiviteit in kleine kring van directe collega’s onderstreepte e.e.a.
Op speciaal verzoek bestond het cadeau uit een nieuwe ‘antieke’ straatlantaarn voor in de tuin bij het nieuwe huis van familie de Vries. Zij kunnen nu hun licht letterlijk en figuurlijk laten schijnen.
Onder dankzegging voor de verdiensten en collegialiteit, werd tevens de traditionele enveloppe overhandigd.

Chr.J.L. Raatgever,
Hoofd Civiele Dienst

G. de Vries 25 jaar in dienst

Dankbetuiging

Huishoudelijke Dienst

Ik dank de Huishoudelijke Dienst voor het feit dat u mij de gelegenheid heeft geboden om op gepaste wijze afscheid te nemen van Dennenoord.
Ook heel hartelijk dank voor de prachtige kado’s die ik van u en andere aanwezigen mocht ontvangen. Het was voor mij een grote eer en genoegen dit afscheid te vieren in uw gezelschap.

Vriendelijke groeten,
Mevr. R. de Rechteren- van Hemert-de Vries

Ziekenhuis Jaarplan

Te koop

Sociale uitkijkpost

Orgelconcert in de Ontmoetingskerk

Afscheid van de heer Pelgrim

Na ongeveer negen jaar als schilder in vaste dienst bij ons te hebben gewerkt, begon je wat onrustig te worden. Je gaf te kennen wel schilder bij de therapie te willen worden, maar na zo hier en daar wat informatie te hebben ingewonnen, besloot je toch maar om bij ons te blijven werken. Maar ja, er zit nogal wat ondernemingsgeest in je, dus dacht je: wat let mij, ik ga voor mij zelf beginnen. En nu is dan de tijd gekomen dat je, je als zelfstandige ondernemer hebt gevestigd hier in Zuidlaren aan de Hofakkers 44, waar je ongeveer tien jaar woont. Anjo, Trijnie en kinderen van ons allen, chef collega’s, van harte succes toegewenst met je nieuw begonnen bedrijf.

H. de Jong

Anjo Pelgrim (rechts) ontvangt van de heer de Jong (links) de Dennenoord-pennenset

Mutaties

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.