Header - Personeelskrant DNO

1973 – Jaarverslag O.R.

01 – Voorwoord

U hebt het eerste jaarverslag van de ondernemingsraad van Dennenoord voor U. Hierin treedt deze raad op een andere wijze naar buiten dan normaal het geval is. Ik hoop, dat dit verslag u een inzicht zal geven in het doen en laten van deze raad.
Na de installatie is er een periode van inwerken en onderling op elkaar afstemmen nodig geweest. Ieder bekeek de situatie in het ziekenhuis vanuit zijn eigen gezichtshoek en moest nu meer vanuit een algemene visie leren kijken.
Aanvankelijk gaf dit grote verwarring omdat men door de veelheid van de gegevens de zaak moeilijk kon integreren. In de loop van het jaar kwam hierin langzamerhand een beter inzicht.
Als tweede kinderziekte is te noemen het leren omgaan met het bestaan van de ondernemingsraad.
Elke nieuwe vorm van samenspraak in een bestaande organisatie moet zijn plaats vinden. Ieder moet er op inspelen, dat deze raad er is en een belangrijke rol moet gaan vervullen. Ook hierin is in de loop van het jaar verbetering opgetreden. Een moeilijkheid blijft dat de slagvaardigheid kan worden verkleind, wanneer allerlei vraagstukken in deze raad moeten worden behandeld. In het afgelopen jaar heeft dit probleem echter geen rol van betekenis gespeeld.
Mijn conclusie over het afgelopen jaar is dan ook dat de ondernemingsraad op de goede weg is. Er is een onderlinge openheid ontstaan en een beter onderling begrip, zodat voor de toekomst een verdere uitgroei van de betekenis van de raad mogelijk moet zijn.

G.D. Schroor

02 – Overzicht van de huidige Ondernemingsraad

03 – Het vergaderen

Na een goed verlopen voorbereiding, verzorgd door een daartoe ingestelde commissie bestaande uit:

  • Mej. T. Boer
  • Hr. L.K. Kruizinga
  • Hr. G.D. Schroor
  • H.R. P. Swam

kon op 8 maart 1973 de verkiezing van een ondernemingsraad plaatsvinden.
Uit de 36 candidaten werden wettelijk vastgestelde 13 verkozen. Bij deze verkiezing was de opkomst goed, n.l. 64,1%
Na de installatie op 2 april 1973 door de voorzitter van het Stichtingsbestuur, de heer Smallenbroek, begon de raad aan haar eerste vergadering.
De volgende vergaderingen in 1973 werden gehouden op:

  • 12 april 1973
  • 10 mei 1973
  • 5 juni 1973
  • 12 juli 1973
  • 16 augustus 1973
  • 20 september 1973
  • 1 november 1973
  • 15 november 1973
  • 20 december 1973

In 5 van deze vergaderingen waren alle leden aanwezig, in de overige 5 waren respectievelijk 7, 3, 4, 1 en 3 leden afwezig.
Twee van de 10 vergaderingen stonden onder leiding van de vice-voorzitter.
In de vergadering van 20 september 1973 waren twee leden van het Stichtingsbestuur, n.l. de heren Tj. de Jong en M.J.H. Luiks aanwezig, bij welke gelegenheid een zo genoemde beleidsbespreking plaatsvond.

04 – Onderwerpen die aan de orde zijn geweest

Elke vergadering had een vast aantal punten, n.l.:

  • notulen
  • mededelingen van de directie
  • ingekomen stukken
  • rondvraag

Daarnaast kwamen de volgende zaken in bespreking:

  • Instelling Jongerencommissie;
  • Vorming en scholing;
  • Rapport ‘Op een goede afloop’;
  • Plaatsing van bezinepompen;
  • Personeelscentrum – Cantine;
  • Herziening salaris-betaling;
  • Bestemming paviljoen 14;
  • Nota medisch beleid;
  • Verzekeringen;
  • Publiciteit ondernemingsraad;
  • Introductie nieuw personeel;
  • Arbeidstijdverkorting;
  • Het Christelijk karakter van het ziekenhuis.

Sommige van deze punten zijn naar genoegen afgerond. Anderen waren niet op de agenda geplaatst met het doel ‘er uit te komen’. Weer andere zaken zijn nog, of komen steeds weer, in bespreking.

05 – Vorming en scholing

De wetgever biedt de ondernemingsraad mogelijkheden tot vorming en scholing. Daar alle betrokkenen op dit gebied ‘leken’ waren, voelde men al vrij snel behoefte aan enige scholing om kennis aangaande de materie te vergaren en anderzijds vorming om zodoende op elkaar ingespeeld te raken. Om de vorming gestalte te geven, kregen de heren Bergsma, Nieuwland en Timmer het verzoek om zich eens te bezinnen op mogelijkheden in dezen. Dit resulteerde in een dag ‘groepsvorming’ in het Gronings Centrum voor Amateurtoneel aan de Schoolholm in Groningen.
Zo zat de ondernemingsraad op 28 mei in een oud, leeg schoollokaal, waarvan de zolder en de muren zwart waren. Door de ramen heen scheen geen mei-zonnetje, omdat die ook zwart waren.
Dit donker geheel diende om alles, wat de deelnemers dwars zat, te kunnen vergeten. Helaas, het mocht niet baten. Velen zullen het nooit vergeten.
Eén der eerstvolgende agendapunten was: ‘Wat nu’! De heren Rutgers en Veenstra kregen opdracht zich eens te oriënteren en zij kwamen terecht bij het vormingscentrum ‘De Drieklank’ te Paterswolde. Samen met de direkteur, de heer Pasveer, kwam er een tweedaags programma tot stand onder de titel: ‘Hoe worden we meer wat we zijn: ondernemingsraad?’
Het is goed geweest om zo twee dagen samen te zijn en samen te werken. Elkaar te leren kennen en mogelijk te waarderen. Aldus de conclusie van allen (behalve van G.J. Timmer, die ziek was) die er geweest zijn.

06 – Resumé en notulen

Van elke vergadering verscheen binnen 24 uur een resumé. Vorm en inhoud waren nogal eens in discussie, omdat een resumé enerzijds leesbaar en dus kort moet zijn en anderzijds wel duidelijk moet weergeven wat er aan de orde is geweest. Soms leverde het resumé vragen op, hetzij per telefoon, hetzij per brief.
Het voortdurend herhaalde verzoek onder het resumé om klachten, wensen, suggesties enz. kenbaar te maken en ter bespreking aan de ondernemingsraad voor te leggen, was een mogelijkheid waar weinig gebruik van werd gemaakt.
Het resumé werd gepubliceerd in de cantine, de eetzaal, het personeelscentrum en werd verder in een oplage van 200 exemplaren over Dennenoord verspreid. De redactie van het personeelsblad nam het resumé in z’n geheel op en verder werd het toegezonden aan het Centraal Bestuur. De notulen werden toegezonden aan de ondernemingsraad en aan het Stichtingsbestuur. Alle vergaderingen werden bijgewoond door mej. van het Hof als notuliste. Zij was het, die van elke vergadering op voortreffelijke wijze de notulen verzorgde, hetgeen haar een welverdiend compliment opleverde van het Stichtingsbestuur, bij monde van de voorzitter, de heer Smallenbroek.

07 – Door de Ondernemingsraad ingestelde commissies

Vanaf de eerste vergadering had het onderwerp ‘Jongerencommissie’ de aandacht.
De afspraak was, dat de drie vertegenwoordigers van de jongeren, n.l. mej. van der Meer en de heren Oving en Timmer, zich op dit onderwerp zouden beraden en aan de ondernemingsraad in dezen voorstellen zouden doen.
Hoewel een en ander moeizaam is verlopen, kon mede dankzij bemoeienis van de voorzitter, juist op de valreep een reglement jongerencommissie ter goedkeuring aan de Centrale Ondernemingsraad worden aangeboden. Hopelijk kan begin 1974 spoedig een jongerencommissie worden geïnstalleerd met de bedoeling voornamelijk die zaken te bespreken, die in hoofdzaak betrekking op jongeren werkzaam in het ziekenhuis.
De dienstcommissie, die vele jaren op Dennenoord heeft gefunctioneerd, werd per 31 december 1973 opgeheven. Per zelfde datum werd door de ondernemingsraad ingesteld een commissie arbeids- en dienstvoorwaarden, waarin weren benoemd: als ‘vast’ lid diegene die Dennenoord vertegenwoordigt in de C.C.G.O., momenteel de heer J. Haverdings en verder als leden de heren J.J. Bouma, F. van Gennep, K. de Graaf en S. Rutgers. De taak van deze commissie is in grote lijnen: het adviseren in zaken, die betrekking hebben op salarissen, rechten en plichten der werknemers, het signaleren van lacunes in het rechtspositiereglement of de uitvoering van onderdelen daarvan. Tenslotte moest deze commissie worden gezien als een plaatselijk uitvoerings-orgaan van en naar de C.C.G.O.

 

08 – Samenvatting

Het eerste jaar kenmerkte zich door een fase van oriëntatie en ‘op elkaar ingespeeld raken’. Deze fase heeft langer geduurd dan was voorzien en is zelfs voor sommigen nog niet afgerond.
Op Dennenoord zijn vele groepen en werkgemeenschappen, die als gevolg van de overal op gang komende team-vorming in eigen groep ‘de dienst uitmaken’.
Sommigen zagen de ondernemingsraad als ‘de zoveelste groep, die de dienst wil uitmaken’. De minachting voor de ondernemingsraad was soms dan ook voelbaar. Het bleek voor sommigen moeilijk het verschijnsel ondernemingsraad te accepteren, laat staan er iets van te verwachten.
Ons aller Knelis schreef bij de installatie van de ondernemingsraad aan zijn ‘moeke’: ‘We hebben nu twee ondernemingsraden; een echte (daarmee bedoelde hij de stafvergadering) en één voor spek en bonen (daarmee bedoelde hij de ondernemingsraad). Soms leek het erop, dat Knelis gelijk zou krijgen. In elk geval was er van enig contact tussen de twee ‘ondernemingsraden’ geen sprake.
Eén van de taken van de ondernemingsraad in de toekomst zal dan ook moeten zijn te zorgen, dat Knelis aan z’n moeder zal moeten schrijven, dat hij zich vergist heeft.
De samenspraak met het Stichtingsbestuur is goed te noemen. Na gewaardeerde installatie door de voorzitter (deze daad werd als een bijzonder waardevolle start gezien) volgde op 20 september 1973 een beleidsbespreking (waarvan overigens niet verondersteld mag worden, dat daar het toekomstige beleid even is uitgestippeld) die door twee bestuursleden werd bijgewoond. Dit werd zeer op prijs gesteld, evenals de informele bijeenkomst van de ondernemingsraad et de directie en bestuur op 6 december 1973.
Van het Stichtingsbestuur krijgt de raad bij elk contact de overtuiging, dat de ondernemingsraad gezien wordt als een waardevolle schakel in het gehele bestuurlijke apparaat van Dennenoord.
Een steeds weerkerend probleem was het begrip ’tijd’. Sommigen waren in staat en bereid om aan de ondernemingsraad alle tijd te geven die nodig bleek voor de uitwerking van velerlei zaken.
Anderen daarentegen moesten het inpassen in een toch al gevuld programma en zodoende het ondernemings-werk ‘erbij doen’.
Dit gaf wel een spanning en op deze wijze was het wel eens moeilijk om verschillende zaken uit of voldoende door te praten.
Over één ding is men het in de ondernemingsraad wel eens: niemand ziet het ondernemingsraad-lidmaatschap als een hobby, die in al z’n facetten moet worden beleefd, maar als een door de werkgever gegeven opdracht om op deze wijze medeverantwoordelijk te zijn en mee te denken over de gang van zaken in ons aller Dennenoord.
Als we vooruit zien naar het voor ons liggende jaar 1974, lijkt het haast onmogelijk om een vrolijk geluid te laten horen.
Gelukkig werken vele personeelsleden met plezier aan hun taak, maar helaas moet ook geconstateerd worden, dat er daarnaast een aantal zijn, die hun werk doen op een wijze die men zou kunnen omschrijven als: werken is mooi, ik kan er wel uren naar kijken, maar vraag me niet het zelf te doen, want dan krijg ik op slag ‘de pest in’.
Ook de energie-crisis, met alle mogelijke gevolgen van dien, zal waarschijnlijk niet om Dennenoord heen gaan, als zijnde een gebied waar alles op rolletjes miet blijven lopen. Zo zou in een sombere bui de stelling gerechtvaardigd zijn, dat we op weg zijn naar een economische crisis (van buiten af) en een morele crisis (van binnen uit). Nog niet zo lang geleden hiel men, als remedie tegen deze vormen van ongemak, op Dennenoord regelmatig een bidstond, hetzij gezamenlijk, hetzij in de afdelingen. De bedoeling hiervan was, God te vragen om zijn zegen over datgene wat op Dennenoord gebeurde. Tegenwoordig zien we daar geen heil meer in. Immers, we hebben een vierhoofdige directie, vier predikanten, inspraak en medezeggenschap en niet te vergeten, een ondernemingsraad. Of deze nieuwe denkwijze opweegt tegen de oude vorm, zal de toekomst ons leren.

Zuidlaren, januari 1974
H. Zuidersma
secretaris

Lentis Erfgoed is onderdeel van Lentis.